TM 4, mei 2006 Column Oscar Kocken

Docenten CKV als handlangers van de cultuurpolitie

De Abonnementhouder

Ik was het, de held die zich met hand en tand verzette tegen de cultuurpolitie wanneer zij middelbare scholieren onder dwang naar theatervoorstellingen transporteerde. Ik was het, die met zichtbaar plezier heropvoedingprogramma’s als CKV door de mangel haalde. Ik was het, die met een welhaast sadistisch genoegen de docenten als handlangers van de cultuurpolitie ontmaskerde, ze kaalschoor en aan de schandpaal nagelde. Ik ben hard geweest, ongenadig hard. Maar dat was vroeger: ik heb het licht gezien. Of nauwkeuriger: ik heb abonnementhouders gezien.

Het gebeurde in het Theater aan de Parade in Den Bosch. Een voorstelling van een Groot Gezelschap, zoals dat dan heet. Ik had mijn voorzorgsmaatregelen genomen, daar lag het niet aan. Het was meer dat ik de verkeerde voorzorgsmaatregelen had genomen: voordat ik mijn kaartje bij de balie afhaalde, controleerde ik zoals altijd het pand op een meer dan gemiddelde hoeveelheid puistdragende, groeispurtende, baardindekeelkrijgende hormoonkoters onder leiding van een zenuwachtig ogende volwassen man: de Docent. Mocht ik een dergelijke kudde gewaar worden, dan zou ik stante pede mijn reservering laten vervallen. Mijn principes mogen dan wellicht wat overdreven zijn, het zijn tenminste principes. Dat vind ik persoonlijk al heel wat.

Ik kon opgelucht ademhalen, er was in de verste verte geen CKV’er te bekennen: het ganse theater bevatte enkel en alleen grijze, witte of doorzichtige kapsels. Echte theaterliefhebbers, dat kon niet missen. Hun eigenaardige maniertjes spraken boekdelen: de gepermanenteerde wijfjes drukten hun lippenstift op wijnglazen, de rijkbebuikte mannetjes versierden hun snor met het witte schuim uit hun fluitje. En bij wijze van apotheose zetten zij een alternatieve paringsdans in en pochten zij allen met hun Abonnement. Discovery Channel zou er met gemak een avondvullende documentaire over kunnen maken.

Een vrolijk belletje klonk om aan te geven dat wij ons naar de theaterzaal dienden te begeven. Enthousiast zette de massa zich in beweging. Een vrouw in een blauw mantelpakje wees de mensen op de nummers onder de stoelen, die als het goed was correspondeerden met de nummers op de kaartjes, en zo kwam alles netjes op zijn plek terecht. Er werd uitbundig gezwaaid, er klonken opgetogen kreetjes, het zaallicht dimde, de gesprekken over incontinentieluiers verstomden en de voorstelling begon. Een vrouw in een door de kostuumontwerper zorgvuldig op hipheid geselecteerd pakje betrad het podium. ‘Ich bin so froh daß ich ein Mädchen bin,’ schalde uit de speakers. ‘Wel hard!’ schreeuwde de Tena Lady naast me. ‘Watte?’ tetterde haar Viagraman. ‘Oh, kijk daar,’ wees iemand naar het podium. ‘Nounounou,’ vond een ander.

Zo ging het de hele voorstelling door. Reconstrueerden ze niet hardop het hele verhaal (‘Oh, nou zie ik het, het is een dubbelrol!’), dan stikten de oudjes wel in een zelfgeproduceerde en niet meer weg te slikken slijmrochel. Gesnurk vulde mijn oren, er werd gelachen op precies de verkeerde momenten of om precies de verkeerde redenen, de hele zaal kwebbelde overal lustig doorheen en van de voorstelling viel totaal niets meer te volgen. En toen gebeurde er plotseling iets wat ik daarvoor nooit voor mogelijk had gehouden: ik begreep ineens waarom er zoveel tijd en energie in wordt gestoken om jongeren te bereiken. 

Vergeleken met de Abonnementhouder is de Jongere een absolute zege voor het theater. Het belachelijke idee dat theaterbezoek nu eenmaal aan adelstand verplicht is, ook al begrijp je er geen donder van, is onder deze jonge generatie godzijdank verdwenen. Terwijl de bejaarden geleidelijk het loodje leggen, worden zo langzaam maar zeker de theaters eindelijk uitsluitend bevolkt door mensen die wel echt geïnteresseerd zijn in de gespeelde voorstelling en niet per se gezien hoeven te worden door hun rijke buurman. Het zal dan wel niet direct met de benen buiten hangen, maar het is ongetwijfeld dankbaarder publiek. Het zal de sfeer in elk geval ten goede komen en ik durf te wedden dat dat een hoop nieuw publiek oplevert. Het uitsterven van de Abonnementhouder is de toekomst voor het theater.