De toverlantaarn

De toverlantaarn werd uitgevonden rond 1660, waarschijnlijk door de Nederlandse wetenschapper Christiaan Huygens. Zij bestaat minimaal uit
  • een lichtbron
  • een lantaarnplaat
  • een projectielens

De latere toverlantaarns bevatten meer onderdelen.

Vanwege de voortschrijdende technische ontwikkelingen en de verschillende wensen van de gebruikers, en ook doordat de fabrikanten van toverlantaarns voortdurend probeerden hun concurrenten te overtroeven met verbeterde ontwerpen, bestaan er toverlantaarn in een enorm aantal verschillende soorten en modellen. Kleine lantaarns waarmee kinderen konden spelen, maar ook zeer grote modellen waarmee spectaculaire voorstellingen of instructieve lezingen werden gegeven. Enkelvoudige lantaarns, maar ook biunials (twee lantaarns bovenop elkaar) en zelfs triunials. Er werden grofweg twee materialen gebruikt voor de fabricatie van de behuizing, hout - bijna altijd mahoniehout - en metaal. De grotere modellen bevatten veel onderdelen van messing. De uitleg hieronder gaat uit van een enkelvoudige, grote lantaarn, gemaakt van metaal, maar de meeste verklaringen hebben betrekking op alle modellen.

De onderdelen van een toverlantaarn uit ca 1900.
  • a. het objectief (de projectielens);
  • b. de scherpstelknop (beweegt de lens naar voren en naar achteren voor het scherpstellen van het geprojecteerde beeld);
  • c. filterhouder (voor b.v. gekleurd glas);
  • d. afdekklep (dimt het licht);
  • e. condensorhouder met condensor (verdeelt het licht gelijkmatig over het plaatje);
  • f. schoorsteen of schoorsteendak(veroorzaakt trek voor de olielamp en voert rook en warmte af);
  • g. deurtje aan de zijkant (meestal voorzien van een rond raampje met donker gekleurd glas waardoor de lamp in de gaten werd gehouden);
  • h. lamp (brandde op olie, gas of elektriciteit);
  • i. lamphuis; 
  • j. scharnierende achterklep;
  • k. ventilatiesleuven;
  • l. ruimte voor de (houten) plaathouder.

Veel toverlantaarns hebben ook nog een holle spiegel tegen de achterwand, die het licht van de lamp reflecteert en soms ook een hitte-absorberend filter dat voor de lamp geplaatst is.

Voor het verlichten van de lantaarnplaat was een enorm aantal verschillende lichtbronnen beschikbaar. Van een eenvoudig kaarsje tot vernuftig geconstrueerde elektrische systemen. Het gebruik van kalklicht (limelight) stimuleerde het projecteren als amusement in hoge mate, doordat hiermee grote, heldere beelden konden worden geprojecteerd voor een groot publiek. Het intens wit licht werd verkregen door het verhitten van een cilindervormig stukje kalk, meestal door middel van een vlam uit een mengsel van zuurstof en waterstof. Het kalklicht (limelight) is een bijzonder heldere gaslamp die in 1825 werd uitgevonden en tot rond 1900 alom gebruikt werd voor de verlichting van toverlantaarns. Dit kalklicht kan een lichtsterkte van wel 1.000 kaars produceren. Kalklicht werd ook gebruikt als toneelverlichting. Dat verklaart de Engels uitdrukking 'being in the limelight' (in het voetlicht staan) en de naam van één van de beroemdste films van Charlie Chaplin: 'Limelight'.

Op hun weg van de lamp naar het scherm passeren de lichtstalen twee optische systemen. Eerst de condensor en tot slot de projectielens.

     Condensor bestaande uit twee plano-convex lenzen en een projectielens.


De taak van de condensor is het verzamelen van zoveel mogelijk licht en het gelijkmatig verdelen van het licht over de lantaarnplaat. Zij is direct voor de lamp geplaatst en bestaat uit één, twee of drie lenzen. Meestal werden twee plano-convex (plat-bolle) lenzen gebruikt, die werden samengehouden door een koperen band.

Het objectief is het instelbare lenzenstelsel aan de voorkant van de lantaarn en het dichts bij het scherm. Het heeft tot taak de stralen die door de lenzen gaan zodanig te breken dat zij een scherp en kleurecht beeld projecteren op het scherm. Het aantal en de vorm van de elementen verschilt, afhankelijk van het ontwerp en de kostprijs van de lantaarn.

De plaatjes waren aanvankelijk met de hand geschilderd op glas, vaak als een langwerpige strook, vaak ook als vierkant. Later werd een soort overdrukplaatje op het glas aangebracht dat gedrukt. Vaak werden op een strook vier of vijf ronde plaatjes afgebeeld. Later werd dit overgenomen door de fotografie. De afbeelding werd direct op het glas afgedrukt en daarna vaak met de hand ingekleurd met waterverf of inkt. Bewegende platen werden gewoonlijk geplaatst in een mahoniehouten frame.

Samenstelling van het bronmateriaal voor de vaklokalen uitsluitend en alleen ten behoeve van de vak ckv-1 uit het algemeen deel  voor havo en atheneum en het vak ckv vmbo en de kunstvakken uit het profiel C&M. (CKV 2/3 en tehatex) en uit de onderbouw het vak beeldende vorming. Meewerken aan deze site? Opsturen via e-mail is voldoende. Gebruikte bron: Met dank aan http://www.luikerwaal.com/index.htm voor het gebruik van tekst en afb.

Is er zonder uw toestemming en zonder bronvermelding gebruik gemaakt van uw teksten, afbeeldingen ed? Onze verontschuldigingen hierover. Laat het ons weten en wij geven een juiste bronvermelding of halen het materiaal van internet. Een financiele vergoeding kunnen wij helaas niet geven. In plaats hiervan geven we onder aan de pagina ruimte voor een eigen invulling of verwijzing naar internetpagina's.

29-04-2010 digischool