NU IK AL HEEL WAT over mijn honden heb verteld, mag ik toch niet nalaten, u ook te vertellen wat ik met mijn paard heb beleefd. Dat was niet minder verbazingwekkend.

Door een wonderlijk voorval ben ik in het bezit van dat paard gekomen.

U moet namelijk weten, dat ik eens was uitgenodigd op het prachtige landgoed van Graaf Przobofsky in Litauen. Het begon reeds te schemeren, toen de heren zich naar de tuin begaven om een jong, paard te bewonderen, dat de graaf pas had gekocht. De dames bleven rustig in de salon en ik verkoos in hun gezelschap te blijven. Terwijl wij daar genoeglijk zaten te praten, hoorden we opeens een vreselijk geschreeuw. We schrokken allen en dachten niet anders dan dat er een ongeluk was gebeurd. Ik snelde de trappen af en vloog de tuin in om te zien wat er aan de hand was.

,Al spoedig begreep ik de oorzaak van het geschreeuw: het mooie paard was zo wild geworden, dat niemand het durfde naderen. Al de onverschrokken ruiters stonden daar te beven op hun benen, zonder dat iemand wist, wat er gedaan moest worden. Vrees en schrik stonden op ieders gelaat te lezen. Daar ik mijn leven lang met paarden heb omgegaan, was ik niet zo hang. Onverschrokken liep ik op het paard toe, greep het bij de manen en wierp mij met één sprong op zijn rug.

Dadelijk bedaarde het beest. Blijkbaar had het zoveel onverschrokkenheid en heldhaftigheid niet verwacht. Het dier liet zich nu gemakkelijk leiden en, alsof er niets was gebeurd, reed ik ermee in de tuin rond.

Daar schoot me te binnen, dat de dames zeker wel erg nieuwsgierig zouden zijn naar wat er in de tuin was voorgevallen en om haar ter wille te zijn, dwong ik het paard door het raam van de salon te springen, waarna ik rustig de kamer rondreed. Overal hoorde ik kreten van verwondering. Om te laten zien, hoe volkomen ik het dier in mijn macht had, sprong ik ermee op tafel, stapte daar wat heen en weer en deed dit met zoveel behendigheid, dat ik geen kopje of glas brak. De heten, die ook waren binnengekomen, stonden mij met open mond aan te staren en de graaf was zó opgetogen over wat hij gezien had, dat hij mij het paard ten geschenke gaf.

Dankbaar aanvaardde ik dit geschenk als een levend aandenken aan de vriendelijke graaf. In de oorlog tegen de Turken, die kort daarop begon en waaraan ik moest deelnemen, bediende ik mij van dit paard. Ik wil u nu even vertellen wat ik met dit zonderlinge dier in de oorlog heb beleefd. 't Zou bijna niet te geloven zijn, als ik het niet persoonlijk had meegemaakt. Ik kan dus voor de waarheid van mijn verhalen instaan.

In de veldtocht onder tsaar Peter had het Russische leger er bij de rivier de Proeth geducht van langs gehad. Dat zat de Russen natuurlijk dwars en het spreekt vanzelf, dat zij aan hun eer verplicht waren weerwraak te nemen.

Die strijd heb ik meegemaakt, maar bescheidenheid verbiedt me hier veel gewag te maken van de heldendaden die ik in die strijd heb verricht. De bevelhebbers en de vorsten gaan gewoonlijk met de eer strijken, terwijl de laatsten in de regel geen enkel gevecht meemaken en nooit iets anders dan los kruit hebben geroken.

Ik wil daarvan niet spreken, want het ging er mij in die strijd niet om, persoonlijke roem te verwerven, maar alleen om mijn plicht als soldaat te doen. Zonder grootspraak mag ik zeggen, dat ik mijn plicht ten volle heb vervuld, ja, dat ik mij buitengewoon dapper heb gedragen. Opdat u dit niet zonder enig bewijs van mij hoeft te ge- loven, zal ik u eens iets vertellen.

Ik had het bevel gekregen over een afdeling huzaren en ik mocht daarmee naar eigen inzicht opereren.

Een geweldig succes hadden we bij Oczakow. Men had mij de opdracht gegeven, de voorhoede van het leger tegen de vijand aan te voeren. De Turken hadden hun vesting verlaten om ons in het open veld aan te vallen. Om hen te misleiden, liet ik mijn huzaren zoveel stof maken als maar mogelijk was, waardoor de vijand de indruk kreeg dat er een geweldig leger naderde. Zelf reed ik intussen recht op de vijand af, om te zien wat mijn krijgslist uitwerkte.

De list gelukte volkomen. Hals over kop vluchtten de Turken hun vesting weer binnen en zó groot was hun angst, dat ze aan de andere zijde de stad weer uitrenden. Ik kon dat constateren, omdat ik hen vlak op de hielen zat en dus achter hen de vesting binnenreed. Op het marktplein gekomen hield ik halt.