Met een zucht had de jongeman - D'Artagnan - het geschenk van zijn vader in ontvangst genomen: een klein, sterk paard uit Béarn. Het rijdier was een jaar of veertien oud en had een
geelachtige huid. In een tijd waarin iedereen verstand had van paarden veroorzaakte de verschijning van de ruiter op het lompe dier met zijn merkwaardige uiterlijk, spot en hoon.'Dit paard is in het huis van je vader geboren' ' had meneer D'Artagnan tegen zijn zoon gezegd.'Verkoop het daarom nooit. En als ie aan het hof bent,' vervolgde hij,'houd dan je naam van edelman hoog.je bent een Gasconjer
en je bent bovendien mijn zoon... redenen genoeg om je moedig te gedragen. Duelleer! Dat is namelijk verboden, waardoor er twee keer zoveel moed voor nodig is om het te doen. Ik kan je niet meer dan zestien daalders en mijn paard meegeven.Van je moeder
krijg je nog een recept van een zalf die bijna elke wond geneest. Hier heb je een
aanbevelingsbrief voor de heer de Tréville, mijn oude buurman. Hij is nu kapitein bij de musketiers en verdient tienduizend daalders
per jaar. Hij is net zo begonnen als jij. Ga bij hem langs en neem een voorbeeld aan hem.'D'Artagnan gaf zijn zoon zijn eigen
degen en kuste hem warm op belde wangen.
April 1625. Een jongeman op een klein, geel paard reed het
gehucht Meung binnen. Hij had een gebruind gezicht met uitstekende jukbeenderen. Aan zijn krachtige kaakspieren herkende je de Gasconjer. Het was D'Artagnan.
Voor de herberg De Eerlijke Molenaar steeg hij af en keek om zich heen. Plots steeg er een spottend gelach op, dat afkomstig was van een groep mensen bij het raam van de herberg. D'Artagnan
liet zijn blik over hen heen glijden en merkte dat hij het onderwerp van hun hoon was.D'Artagnan steeg van zijn logge paard, legde zijn ene hand op het gevest van zijn degen en zette de andere op zijn heup. Zo liep hij naar het groepje toe.
'Meneer!' riep hij luid.'ja, u daar! Achter dat luik!' Hij had zich gericht tot een voornaam uitziende edelman met een stuurs
gezicht, die met twee andere mannen stond te praten. 'Waar lacht u zo om?'
De blik van de edelman ging van het kleine paard naar de eigenaar ervan.'Met u wens ik niet te praten.'De woorden werden op een diep beledigende toon uitgesproken.
'Maar ik praat met ü!' riep de jongeman uit, woedend om de minachtende houding van de ander.
Nu liep de vreemdeling naar D'Artagnan toe.'Wat een zeldzaam botanische kleur heeft uw paard.'merkte hij tartend op.
'Flink, hoor!'siste de jongeman.'Een paard uitlachen! Dat durft u vast niet om zijn berijder te doen.'
'Als ik lach''antwoordde de edelman,'doe ik dat wanneer ik wil.' 'Niet wanneer ik dat niet wil!'was het felle antwoord.
De ander haalde zijn schouders op in een minachtend gebaar, draaide zich om en wilde weg lopen.
'Draai u om zodat ik u niet van achteren zal treffen!' riep D'Artagnan op dat moment uit.
'Mij treffen?'vroeg de onbekende. Hij keerde zich om en staarde de jongeman voor hem hooghartig aan.'Mij?'
Op dat moment stak D'Artagnan snel toe en de ander moest een noodsprong maken om qiet door het wapen te worden ge- raakt.
Natuurlijk kon de edelman dit niet over zijn kant laten gaan, zodat ook hij nu zijn degen trok.
Op hetzelfde moment werd D'Artagnan aangevallen door de waard en de twee mannen met wie de onbekende edelman had
staan praten. De jongeman probeerde de regen van stokslagen te ontwijken, terwijl de edelman zijn degen bedaard weer in de schede stak met de woorden:
'Zet die duivelse Gasconjer weer op zijn oranje paard en laat hij maken dat hij wegkomt!'
De degen van D'Artagnan was door een zware stokslag doormidden gebroken. Hij had het zwaar te verduren en de
overmacht was hem te groot. Op een gegeven moment kreeg hij zo'n harde klap tegen zijn voorhoofd, dat hij bloedend en bijna
bewusteloos op de grond zakte.
De waard, bang voor een schandaal, bracht de jongeman met behulp van zijn knechten naar de keuken. Daar werden zijn
wonden oppervlakkig verzorgd.
Intussen ging de waard snel naar de edelman, die in de gelagkamer voor het raam zat.
'Heer,'zei hij gejaagd,'de Gasconjer heeft het bewustzijn verloren. Maar voor het zover was, dreigde hij de heer de Tréville, voor wie hij een brief bij zich had, op de hoogte te stellen van het
incident!'
'Waar is die knaap nu?'
'Ik heb hem naar de kamer van mijn vrouw op de eerste verdieping laten brengen.'
'En zijn kleding en andere bezittingen?' 'Die liggen nog in de keuken.'
'Geef me n-i-ijn rekening en roep mijn knecht.'
Die onbesuisde jongeling mag Mylady niet zien, dacht de vreemdeling. Wist ik maar wat er in die brief aan De Tréville staat!
Snel stond de man op en spoedde zich naar de keuken.
Intussen had de waard D'Artagnan duidelijk gemaakt dat zijn aanwezigheid niet was gewenst. Met zijn hoofd in het verband strompelde de jongeman de trap af om in de keuken zijn kleren aan te trekken. Hij wierp een blik uit het raam en ontdekte
buiten zijn tegenstander. De man stond bij een met twee Norman- dische paarden bespannen koets te praten met een knappe vrouw van een jaar of twintig.D'Artagnan bekeek haar aandachtig. Ze had een bleek gezicht met een paar grote blauwe ogen. Haar blonde haren hingen
krullend over haar schouders.
'Ik moet van Zijne Eminentie dus...' hoorde D'Artagnan haar zeggen.
' ... Onmiddellijk naar Engeland terugkeren en mij waarschuwen zodra de hertog Londen wil verlaten!' 'Best. En wat gaat u doen?'
'Ik ga terug naar Parijs, Mylady.'
'Zonder die wildeman te straffen?'
'Als er gestraft moet worden, doe ik dat zelf wel!' D'Artagnan rende woedend naar buiten.
'leder oponthoud kan alles bederven!' waarschuwde Mylady de edelman toen ze deze naar zijn degen zag grijpen.
'Dat is waar" was het antwoord. 'Laten we gaan.' Hij knikte de dame toe en sprong op zijn paard.
'Lafaard! Valse edelman!' schreeuwde D'Artagnan de zich snel verwijderende
figuur achterna. Zijn getergde lichaam kon de opwinding nog niet verdragen en hij zakte in elkaar op de weg.