FABELS

 

Phaedrus

Slaaf aan het keizerlijke hof in Rome

(CKV-1 Wereldliteratuur)

Van fabeldichter Aesopus is weinig met zekerheid te zeggen, zelfs niet of hij geleefd heeft. De fabels zijn ver voor zijn veronderstelde geboortedatum ontstaan, vooral in India.

Rond 40 na Christus bewerkte Phaedrus, slaaf aan het keizerlijke hof in Rome, de fabels in het Latijn, en hij maakte er een groot aantal bij. De fabels veroverden in de Middeleeuwen in allerlei versies heel Europa. Door middel van een fabel kon veilig sociale kritiek geuit worden of op een aantrekkelijke manier een les worden aangeleerd.

In de fabel komen vooral de waarden aan de orde die voor alle tijden gelden, zoals eerlijkheid en rechtvaardigheid. Daarnaast komen vaak thema's ter sprake die tekenend zijn voor de maatschappelijke positie van de schrijver en een groot deel van zijn publiek.- conflicten tussen eenvoudige figuren en hogere machten. Phaedrus geeft doorgaans aan dat je je beter niet kunt verzetten tegen hogergeplaatsten, die zich op een ander niveau bewegen dan eenvoudige mensen: hun onrechtvaardigheid onttrekt zich aan correctie.

Phaedrus brengt zijn kritiek doorgaans versluierd: de fabel biedt een ideale verpakking om zijn gedachten te ventileren zonder zichzelf als schietschijf aan te bieden. Net als Horatius is hij er op uit 'lachend de waarheid te zeggen' en daarbij zijn omgeving nuttige raad voor het dagelijks leven te bieden. Met dat nut loopt het doorgaans nogal los: het gaat vooral om volkse wijsheid en blijken van gezond verstand. Door boerenslimheid lukt het soms ongedeerd aan de onrechtvaardigheid van machtigen te ontkomen.

De dichter spreekt zich uit in de promythia ('voorwoorden') en epimythia ('nawoorden'), de inleidende en afsluitende regels die de strekking van de fabel aangeven.

In de oude fabelbundels kwamen waarschijnlijk vooral promythia voor als makkelijk te controleren index voor wie op zoek was naar een gepast onderwerp. De meeste fabels van het eerste boek worden ingeleid door een promythion: vooral in dit boek lijkt Phaedrus te putten uit de bron van Aesopus. Doorgaans gaat het in deze fabels om een confrontatie tussen sterk en zwak, waarbij de sterke misbruik maakt van zijn overwicht, of de zwakke slachtoffer wordt van zelfoverschatting of domheid; slechts een enkele keer ont- komt de zwakke door zijn slimheid.

De volgende boeken bevatten steeds meer anekdotes, grappen en puur spreekwoordelijke fabels, waarin Phaedrus' eigen hand meer herkenbaar lijkt te zijn. Ook komen er steeds vaker epimythia voor: de oorspronkelijke functie van de promythia als index voor de zoekende redenaar heeft misschien plaats moeten maken voor een afrondende opmerking die de clou van de fabel niet op voorhand verraadt

VOORBEELDEN (met een nawoord of epimythia)

De vos en de druiven.

Een hongerige vos sprong eens uit alle macht

naar een tros druiven; die hing hoger dan hij dacht,

Toen hij er dus niet bij kon, liep hij weg en zei:

'Ze zijn onrijp; die wil ik niet, te wrang voor mij.'

De fabel is van toepassing op elke man

die alles naar beneden haalt wat hij niet kan.

Wat vertelt de dichter ons in dit verhaal?

De dichter vertelt: er was eens een vos, die lange tijd geen voedsel had kunnen krijgen. Plotseling zag hij een druiventros, maar de wijnstruik waar de druiventros aanhing, was hoog. En hoewel hij uit alle macht sprong, kon hij die niet te pakken krijgen. Hij wendde zich onverrichter zake af, zeggend: “de druif die nog niet rijp is, wil ik niet”.

Wat wil de dichter met deze fabel duidelijk maken?

Naar mijn mening biedt de dichter de mensen een voorbeeld: want ook de mensen zeggen dikwijls “ik wil dit niet doen” als ze iets niet kunnen doen; in werkelijkheid echter probeerden zij hun zwakheid met deze woorden te verbergen. Zulke mensen zijn net zo belachelijk als die vos.

De slager en de aap

Een man die in een slagerij naar binnen ging

zag dat daar ook een aap tussen de worsten hing.

'Hoe smaakt hij, slager' Voor de grap sprak die daarop:

 'Dat kun je aan hem afzien: kijk maar naar zijn kop.'

Dat deze grap iets waars bevat lijkt mij slechts schijn.

Want vaak vind ik in mooie mensen veel venijn,

terwijl de lelijken juist alleraardigst zijn.

VOORBEELDEN (met een voorwoord of promythia)

Broer en zus

Kijk kritisch naar jezelf-, neem deze les in acht.

De dochter van een man was lelijk als de nacht,

zijn zoon was een aantrekkelijke jongeling.

Ze zagen toen ze samen speelden plotseling

de spiegel in de leunstoel van hun moeder staan.

De jongen pronkte met zijn schoonheid zelfvoldaan;

dat was voor haar, wat dacht je, een belediging,

zijn trots geplaag drong haar in de verdediging.

Ze snelde naar haar vader toe, belust op wraak,

en stelde zijn gedrag afgunstig aan de kaak:

ze zei dat hij, een man, zich als een vrouw gedroeg.

Terwijl hij met een kus zijn armen om hen sloeg,

vermaande vader beiden met een lieve lach:

'Kijk allebei vaak in de spiegel, elke dag.

Zorg jij dat slechtheid niet je schoonheid corrumpeert,

en jij dat deugdzaamheid je snoetje compenseert.'

De koe, de geit, het schaap en de leeuw

Wie samenwerkt met machtigen wordt niet beloond.

Hoe waar dat is wordt in de fabel aangetoond.

Een koe, een geit en een arm schaap, altijd de klos,

hadden een leeuw op jacht geholpen in het bos.

Toen ze een indrukwekkend hert hadden gedood,

deelde de leeuw het in vier porties en gebood:

'Als koning krijg ik uiteraard het eerste stuk.

Het tweede ook: de jacht was zonder mij mislukt.

Het derde is een blijk van eerbied voor mijn kracht.

Wie aan de vierde portie komt wordt afgeslacht.'

Zo kreeg hij heel de buit laaghartig in zijn macht.

Samenstelling bronmateriaal ten behoeve van het nieuwe vak ckv-1 uit het algemeen deel  voor havo en atheneum.  Meewerken aan deze site? Opsturen via e-mail is voldoende. Geraadpleegde literatuur: Phaedrus: Fabels ISBN: 90 253 41780

Is er zonder uw toestemming en zonder bronvermelding gebruik gemaakt van uw teksten? Onze verontschuldigingen hierover. Laat het ons weten en wij geven een juiste bronvermelding of halen het materiaal van internet. Een financiele vergoeding kunnen wij niet geven:
04/16/2010 update