Gebr. Grimm "Kinder-und Hausmärchen". |
|
De broers Grimm, Jacob (1785 - 1863) en Wilhelm (1786 - 1859), waren vanuit hun vak - ze waren beiden taalgeleerden - geïnteresseerd in folklore, en dan vooral in de Duitse. Oorspronkelijk waren ze beiden bezig met het verzamelen van sprookjes, maar later zorgde Wilheim voor het belangrijkste aandeel, omdat Jacob o.a. door zijn hoogleraarschap in Göt- tingen en zijn werk aan de "Deutsche Grammatik" in beslag genomen werd. Die verandering in taakverdeling tussen beide broers is merkbaar in de sprookjes: Jacob wilde de eigenlijke vorm zo strak mogelijk handhaven, Wilhelm had de neiging de sprookjes wat 'afgeronder' en wat kinderlijker te noteren. In vergelijking met de eerste druk zijn de latere versies meer versierd door Wilhelms creatieve inbreng. | |
De sprookjes van Grimm
zijn volkssprookjes, die een aantal vaste kenmerken hebben. Omdat ze
oorspronkelijk mondeling werden overgeleverd, bijvoorbeeld van moeder op
kinderen, onder het werk of in herbergen, is de vorm eenvoudig en een
auteur is niet bekend. Van één sprookje bestaan vaak vele varianten:
de meeste vertellers legden hun eigen accenten, ze lieten wat weg of
verzonnen er iets bij.
Deze sprookjes vertellen over onderwerpen, die voor een heel volk belangrijk zijn, die onderwerpen zijn niet voortgekomen uit wat één auteur belangrijk vindt, zoals bij cultuur-sprookjes het geval is. Om die onderwerpen te behandelen heeft het volkssprookje een strakke compositie:
De optredende figuren zijn vaak extreem getypeerd: de held heeft geen fouten, de schurk doet niets goed. Wanneer de verhoudingen zo duidelijk liggen, is dat voor verteller en toehoorder plezierig overzichtelijk! Vaak worden hele stukken tekst waarin afzonderlijke gebeurtenissen worden beschreven, in vrijwel ongewijzigde vorm herhaald. Ook dat vormt een steunpunt voor de verteller. Volkssprookjes zijn meestal heel oud en over een groot geografisch gebied verspreid. Vooral de toversprookjes werden pas laat opgetekend. De eerste bundels dateren uit de 16e en 17e eeuw: Straparola (16e eeuw) en Perraults "Contes de ma Mère I'Oye" (17e eeuw). Er waren al wel meer algemene sprookjesbundels in Europa, bijvoorbeeld de Gesta Romanorum uit de 12e eeuw.
De sprookjes van Grimm zijn internationaal, stammen dus niet alleen uit Duitsland. Sprookjes worden overal in de wereld verteld, maar hebben dan wel vaak dezelfde grondmotieven als onaantastbare kern. Voor de Europese sprookjes geldt, dat die kern optimistisch is: de held heeft dus altijd succes. |
|
Door de eeuwen heen is
het volkssprookje wel enigszins veranderd. Het reële element is
verdwenen: grote armoede kennen wij niet meer, evenmin het geloof aan
magie. In de Middeleeuwen en ook nog daarna was bijvoorbeeld het geloof
aan weerwolven en heksen heel reëel, nu is daar voor ons niets
werkelijks meer bij. Bovendien is het sprookje in de loop der eeuwen wat
verkinderlijkt: ook Wilhelm Grimm heeft daartoe bijgedragen. Hij schuwde
de moraal, waar het kind wat van moest leren, niet.
Het wensdroomelement is gebleven, maar dus wat irreëler dan vroeger. Sprookjes overwinnen alles, maken het onmogelijke mogelijk. Tijd en ruimte worden zelfs relatief: landschappen zijn nooit als bestaand herkenbaar en gaan heel gemakkelijk in elkaar over waar dat voor het verhaal nodig is. De tijd is eerder een soort gelijkenis dan een absoluut begrip. In een sprookje kan in een dag meer gebeuren, dan reëel in een jaar mogelijk is. Het tijdstip van handelen wordt, evenmin als de plaats, nooit exact aangegeven: "Er was eens. . ." is een veel voorkomend begin. Eigennamen worden bijna nooit genoemd, wel worden veel op- tredende figuren met hun beroep aangeduid. Bij sommige sprookjes vinden we dan nog het Middeleeuwse gildewezen terug: de leerling, de gezel en de meester. Het onderzoek naar sprookjes, hun ontstaan en hun opbouw, gebeurt op veel verschillende manieren, vanuit veel verschillende uitgangspunten: sociologisch, psychologisch, literair, stilistisch etc.
Samenstelling bronmateriaal ten behoeve van het nieuwe vak ckv-1 uit het algemeen deel voor havo en atheneum. Meewerken aan deze site? Opsturen via e-mail is voldoende. Is er zonder uw toestemming en zonder bronvermelding gebruik gemaakt van uw teksten? Onze verontschuldigingen hierover. Laat het ons weten en wij geven een juiste bronvermelding of halen het materiaal van internet. Een financiele vergoeding kunnen wij niet geven: het Nederlandse onderwijs is een kale kip en daar valt dus niets te plukken.
|