JAMES JOYCE: ULYSSES

Martello Tower. De Martello Tower werd in 1804 gebouwd toen het Britse leger een serie torens opzette als verdediging tegen een mogelijke invasie door Napoleon. Tot 1904 werd de toren gebruikt door het leger. In dat jaar huurde de student en dichter Oliver St. John Gogarty het gebouw. Deze nodigde James Joyce uit er te komen logeren. De roman Ulysses maakt de toren definitief beroemd. 

Het boek begint bovenop de toren waar "stately plump Buck Mulligan" tevoorschijn komt uit het trapportaal. Hij staat zich te scheren in de frisse lucht als Stephen Dedalus er bij komt. Sinds 1962 is de toren een museum, gewijd aan Joyce. 

   Martello Tower in Sandycove.
Statig kwam de vlezige Buck Mulligan van het trapgat, in de handen een bekken vol schuim waarop kruiselings een spiegel en een scheermes. Een gele sjamberloek, zonder ceintuur, werd van achteren door het zachte ochtendbriesje lichtelijk opgehouden. Hij hield het bekken omhoog en psalmodieerde:

- Introibo ad altare Dei.

Hij bleef staan, tuurde langs de duistere wenteltrap naar beneden en riep op ruwe toon:

-Kom op, Kinch. Kom op, afschuwelijke jezuïet die je bent. Plechtstatig schreed hij naar voren en besteeg de ronde geschutbedding. Hij maakte rechtsomkeert en zwaarwichtig zegende hij driemaal de toren, het terrein daar omheen en de ontwakende bergen. Toen ontwaarde hij Stephen Dedalus, boog in zijn richting en sloeg schuddebollend snel enkele kruisjes in de lucht, waarbij hij klokkende keelgeluiden voortbracht. Stephen Dedalus, misnoegd en slaperig, steunde met zijn armen op de rand van het trapgat en keek koel naar dat schuddende klokkende gezicht dat hem zegende, lang als van een paard, en naar het lichte ongetonsureerde haar, generfd en getint als blank eiken. Buck Mulligan gluurde even onder de spiegel en dekte daarop het bekken vinnig toe.

-Terug naar je kazerne, zei hij gestreng.

Op preektoon voegde hij eraan toe:

-Want dit, 0 mijn beminde gelovigen, is de ware Christine: lichaam en ziel met bloed en wonden en al. Rustige muziek, alstublieft. Sluit de ogen, heren. Een ogenblik. Er is iets met die witte bloedlichaampjes. Stilte, allemaal.

Zijdelings tuurde hij omhoog en produceerde een langgerekte diepe roepende fluittoon, waarna hij een ogenblik in vervoering bleef wachten, zijn regelmatig wit gebit hier en daar glinsterend van gouden spikkeltjes. Chrysostomos. Tweemaal werd de stilte verbroken door een schei gefluit.

-Bedankt, ouwe jongen, riep hij monter. Zo is het prima. Zet de stroom maar af.

Met een sprongetje kwam hij van de geschutbedding af en keek ernstig naar zijn bespieder, de losse plooien van zijn sjamberloek om zijn benen slaand. Het vlezige gezicht vol schaduwen en de bokkige kaak deden aan een prelaat denken, kunstbeschermer in de middeleeuwen. Langzaam trok er een prettige glimlach over zijn lippen.

-Wat een aanfluiting, zei hij opgewekt.

Die belachelijke naam van jou, van de oude Grieken- Gemoedelijk plagend wees hij op hem en liep naar de borstwering, bij zichzelf lachend. Stephen Dedalus kwam eraan, volgde hem moeizaam halverwege en ging op de rand van de geschutbedding zitten, nog steeds naar hem kijkend toen bij een steuntje voor zijn spiegel op de borstwering zocht, de kwast in het bekken doopte en wangen en hals begon in te zepen.

De vrolijke stem van Buck Mulligan ging verder.

-Ook mijn naam is bespottelijk: Malachi Mulligan, twee dactylen. Klinkt echt Helleens, vind je niet? Rap en zonnig als de bok zelf. We moeten naar Athene. Ga je mee als ik tante zover krijg dat ze twintig pond schokt?

Hij legde de kwast weg en riep, schaterend van pret:

-Dacht je soms dat hij niet meeging? Die droogpruim van een jezuïet.

Tot bedaren gekomen, begon hij zich zorgvuldig te scheren.

-Zeg eens, Mulligan, zei Stephen rustig.

-ja, jong?

,-Hoelang blijft die Haines hier in de toren?

Over de rechterschouder heen toonde Buck Mulligan een geschoren wang.

-Mijn God, vind je dat ook zo'n vreselijke vent? zei hij openhartig. Zo'n zwaartillende Saks. Hij vindt dat jij geen heer bent. God nog an toe, die verrekte Engelsen toch. Barsten van het geld en indigestie. Omdat hij van Oxford is. Weet je, Dedalus, jij bent op en top iemand van Oxford. Hij snapt niks van jou. 0 ja, mijn naam voor jou is de beste: Kinch, het lemmet.

Behoedzaam schoor bij zijn kin.

-De hele nacht is hij aan het kolderen geweest over een zwarte panter, zei Stephen. Waar is dat foedraal van zijn geweer?

-Een al heel jammerlijk en waanzinnig sujet, zei Mulligan.

Kneepje'm?

 -Nou en of, zei Stephen met nadruk en stijgende angst. Hier van alles af in het donker met iemand die ik niet ken en die aan een stuk door bij zichzelf aan het raaskallen en jammeren is over een zwarte, panter die hij moet doodschieten. Jij hebt mensen voor de verdrinkingsdood behoed. Maar ik ben niet zo'n held.