Jack Kerouac

On the Road (1957)

Onderweg

Jack Kerouac, geboren als Jean Louis Kerouac, was een Frans-Canadees kind uit de arbeidersklasse, en groeide op in het plaatsje Lowell in Massachusetts. Hij was een zeer serieus kind dat erg aan zijn moeder gehecht was. Van jongs af aan creëerde Kerouac al zijn eigen verhalen. 

Als high school student was Jack Kerouac een goede american footballspeler en zodoende wist hij een beurs binnen te slepen om in het team van de Columbia University te gaan spelen. Zijn ouders volgden Jack naar New York omdat de zaken thuis in Lowell niet meer zo best liepen. Zij hoopten daar hun heil te kunnen vinden. Eenmaal in New York aangekomen verliepen de zaken een stuk minder rooskleurig dan verwacht. Kerouac kreeg ruzie met zijn coach omdat deze weigerde hem te laten spelen, zijn vader verloor zijn baan en raakte vervolgens verslaafd aan alcohol. De jonge Jack, teleurgesteld door zijn vader, verliet het team en daarmee de universiteit en stelde hiermee op zijn beurt zijn vader weer teleur. Vervolgens ging Kerouac bij de koopvaardij en als hij niet op zee was hing hij tot grote afschuw van zijn ouders rond met de ‘verderfelijke’ jonge Columbia studenten Allen Ginsberg en de wat oudere vriend William S. Burroughs. 

'spontaneous/continuous writing'

On the Road ( in het Nederlands vertaald als Onderweg) is een vrij ongestructureerd en grotendeels autobiografisch werk. De roman wordt gezien als één van de klassieke werken van de Beat Generation en gaat over de avonturen die een aantal personages beleven terwijl ze kris kras door de Verenigde Staten liften. Deze personages komen gedurende hun reis in aanraking met drugs, seks en jazz. 

Kerouac schreef On the Road al in 1951, in een tijdsbestek van drie weken. In die drie weken bleef hij bijna onafgebroken achter zijn typemachine zitten schrijven. Deze vorm van schrijven noemde hij 'spontaneous' of 'continuous writing'. Om te voorkomen dat hij steeds moest stoppen met schrijven om een nieuw vel papier in zijn typemachine te doen, gebruikte Kerouac rollen telexpapier van om zijn boek op te schrijven. Toen Kerouacs roman af was bleek dat geen enkele uitgever geïnteresseerd was in zijn werk. In de daarop volgende jaren werden er steeds delen uit On the Road in tijdschriften afgedrukt, maar het duurde uiteindelijk tot 1957 voordat het boek op de markt kwam en een groot succes werd.

 

Beat Generation

De Beat Generation wilde individuele persoonlijkheden beschermen tegen de moderne maatschappij, een maatschappij waarin de hoeveelheid prestaties die een individu leverde zwaarder telde dan de kwaliteit van zijn leven. Zij wilden zich distantiëren van een cultuur waarin de mens volgens hen slaaf was van de consumptiemaatschappij.

Leesfragment:

In het onderstaande literatuurfragment is sprake van een ontmoeting tussen een jongen en een meisje. De verliefdheid die hier beschreven wordt is het begin van een liefde van veertien dagen. Het fragment begint bij de toenadering en eindigt bij de eerste gemeenschap. Opvallend is het verlangen, de begeerte van de hoofdpersoon, de snelheid van de wederzijdse toenadering en tegelijkertijd de afstand die er toch tussen de personages blijft.

lk had mijn kaartje gekocht en zat op de bus naar Los Angeles te wachten toen mijn oog ineens getroffen werd door een allersnoezigst Mexicaans meisje in een pantalon. Ze zat in een der bussen die net met hevig gezucht der luchtremmen tot stilstand waren gekomen; de passagiers kwamen eruit om wat te rusten. Haar borsten staken fiks en recht vooruit: haar dijtjes zagen er verrukkelijk uit; haar haar was lang en glanzend zwart; en haar ogen waren grote blauwe dingen met iets schuchters erin. Ik wenste dat ik bij haar in de bus zat. Een scheut pijn schoot door mijn hart, zoals altijd wanneer ik een meisje zag dat ik liefhad en in deze al te grote wereld de andere richting opging. De bus voor Los Angeles werd afgeroepen, ik nam mijn tas op en stapte in en wie zat daar alleen; het Mexicaanse meisje. Ik ging vlak tegenover haar zitten en begon direct plannetjes te maken. Ik was zo eenzaam, zo droef, zo sidderend, zo gebroken, zo kapot, dat ik de moed bijeengaarde, de moed die nodig is om een vreemd meisje te benaderen, en handelde. Maar zelfs toen zat ik nog vijf minuten lang in het donker op mijn dijen te beuken terwijl de bus de weg afreed. Je moet, je moet of je gaat dood! Verdomde idioot, praat tegen hoor! Wat scheelt jou nou? Ben je langzamerhand niet voldoende zat van jezelf? En voor ik wist wat ik deed leunde ik noor voren (ze probeerde op haar zitplaats te slapen) en zei: 'Juffrouw, zou u mijn regenjas als kussen willen gebruiken? Ze keek op, lachte en zei: 'Nee, dank u.' Ik ging weer bevend achteruit zitten; ik stak een peukje aan. Ik wachtte tot ze naar me keek, met een droeve zijdelingse liefdesblik, en ik stond op en leunde over haar heen. 'Mag ik bij u zitten, juffrouw?" "Als u wilt.' En dat deed ik. 'Waarheen?' 'Los Angeles.' De wijze waarop ze 'Los Angeles' zei vond ik prachtig; ik vind de wijze waarop iedereen aan de westkust 'Los Angeles' zegt prachtig; ten slotte is het hun enige gouden stad. 'Daar ga ik ook heen!' riep ik uit. 'Ik ben blij, dot ik bij u mag zitten, ik was erg eenzaam en ik heb al verdomd veel afgereisd.' En we begonnen elkaar uit ons leven te vertellen.


Haar verhaal luidde als volgt: Ze had een man en een kind. De man sloeg haar, dus had ze hem verlaten, daar in Sobinal, ten zuiden van Fresco, en ze ging nu noor Los Angeles om een poosje bij haar zuster te wonen. Hoor zoontje had ze bij haar familie achtergelaten, die druivenplukkers waren en in een hut in de wijngaarden woonden. Ze had niets te doen dan te piekeren en razend te worden. Ik had zo dadelijk mijn armen om haar heen willen slaan. Al kort daarop zei ze dat ze wilde dat ze naar New York kon. 'Dat kunnen we misschien wel!' lk lachte. De bus trok al kreunend de Gropevine Pass door en toen kwamen we in de grote onregelmatig verspreide lichtvlekken terecht. Zonder tot een bepaalde afspraak te komen begonnen we elkaars hand vast te houden en op dezelfde monier werd zonder iets te zeggen het schone en pure besluit genomen dat ze, als ik in Los Angeles mijn hotelkamer had, bij mij zou blijven. Ik hunkerde helemaal van verlangen naar haar; ik leunde met mijn hoofd in haar prachtige haar. Haar schoudertjes maakten me gek; ik knuffelde haar aan één stuk door. En ze vond het heerlijk. 'Ik ben dol op de liefde,' zei ze, de ogen sluitend. Ik beloofde hoor een mooie liefde. Ik vermeide me in haar. Onze verhalen waren verteld, we zonken in stilzwijgend en heerlijke op de gebeurtenissen vooruitlopende gedachten weg. Zo simpel ging het. Hou al je Peoches en Betty's en Marylou's en Rita's en Camille's en Inezsen ter wereld maar; dit was mijn meisje en mijn soort meisjesziel en dat vertelde ik haar ook. Ze bekende dat ze gezien had hoe ik naar haar keek in de bus. 'lk dacht dat je een leuke jongen van de universiteit was.' '0, dat ben ik ook!'verzekerde ik haar. De bus kwam in Hollywood aan. In de grauwe ochtendschemer, als de dageraad waarin in de film Sullivan's Travels Joel McCreo in een eetzaak Veronica Lake ontmoet, sliep ze op mijn schoot. Begerig keek ik naar buiten: de keurig gepleisterde huizen en palmen en drive-ins, het hele waanzinnige gedoe, het slonzige beloofde land, het fantastische einde van Amerika. We stapten in Main Street uit de bus, wat in niets verschilde of je in Kansas City of Chicago of Boston uit de bus stapte- rode bakstenen, goorheid, types die langs schieten, trams die hopeloos in de ochtendschemering voorbij knarsen, het hoerenluchtje van de grote stad. En hier ging het helemaal mis met mijn geest. Ik begon dwaze paranoide visioenen te krijgen dat Teresa, of Terry - zo heette ze - een doodgewoon snolletje was dat de bus als haar arbeidsterrein had gekozen waar ze je dollars te pakken kreeg door afspraakjes te maken zoals dat van ons in Los Angeles, waar ze dan haar slachtoffer meenam om ergens te ontbijten, waar haar pooier wachtte om daarna naar een zeker hotel te gaan waar hij gemakkelijk toegang had met zijn pistool of weet ik veel. Ik heb haar dit nooit bekend. We aten ons ontbijt en een pooier zat maar aldoor naar ons te kijken; ik verbeeldde me dat Terry hem stilletjes oogjes gaf. Ik was moe en voelde me vreemd en verloren in een ver verwijderde, walgelijke plaats. De waanzin van een panische angst nam mijn gedachten over en deed me heel minnetjes handelen 'Ken je die vent?' zei ik. 'Welke vent bedoel je, lieve?' Ik liet het maar gaan. Ze was sloom en hele- maal in beslag genomen door al wat ze deed; ze deed lang over haar eten; ze kauwde langzaam en staarde voorzich uit, en rookte een sigaret, en praatte aan één stuk, en ik was net een verwilderd spook, koesterde argwaan bij alles wat ze deed en dacht dat ze tijd probeerde te winnen. Het was gewoon een ziekte-aanval. Ik zweette toen we hand in hand de straat afliepen. Het eerste het beste hotel dat we tegenkwamen had een kamer en voor ik het wist had ik de deur op slot gedaan en zat ze op bed haar schoenen uit te trekken. Ik kuste haar schuchter. Maar beter dat ze er nooit achterkwam. Ik wist dat we om onze zenuwen te kalmeren whisky nodig hadden, vooral ik. Ik ging naar buiten en scharrelde wel twaalf blokken door tot ik aan een krantenkiosk een half litertje whisky kon kopen. Ik rende terug, een en al energie. Terry was in de badkamer haar gezicht aan het opmaken. Ik schonk een enorme plens in een waterglas en we namen om de beurt een slok. O, het was fijn en verrukkelijk en die hele akelige reis van me waard. Ik stond achter haar bij de spiegel en zo dansten we de badkamer door. Ik begon over mijn kennissen in het oosten te praten. Ik zei: 'Je moest Dorie leren kennen, een pracht van een meid. Ze heeft rood haaren is één meter tachtig lang. Als je naar New York kwam, zou zij wel werk voor je weten.' Wie is die rooie van één meter tachtig? vroeg ze argwanend. 'Waarom vertel je me over haar?' Met haar eenvoudige ziel kon ze mijn soort vrolijke, nerveuze gesprekken niet volgen. Ik liet haar maar gaan. Ze begon dronken te worden in de badkamer. 'Kom in bed!' zei ik aldoor. 'Een rooie van één meter tachtig, he? En ik dacht nog wel dat je zo'n aardig studentje was, ik zag je in je prachtige sweater en ik zei tot mezelf: Hmm, leuke knul, he? Nee! En nogmaals nee! Alweer zo'n rot pooier, net als de rest!' 'W aar heb je het in godsnaam over?' 'Sta me nou niet te vertellen dat die rooie van één meter tachtig geen hoerenmadame is, want over een hoerenmadame hoef je mij niks te vertellen en jij, jij bent gewoon een pooier zoals de rest die ik altijd ontmoet, iedereen is pooier!' 'Luister eens, Terry, ik ben geen pooier: Ik zweer je bij de bijbel dat ik geen pooier ben. Waarom zou ik een pooier zijn? Mijn enige belangstelling gaat naar jou uit.' 'En al die tijd dacht ik dat je een nette jongen was. Ik was zo blij, ik kon mezelf wel omhelzen en ik zei: Hmm, een echt aardige jongen in plaats van een pooier.' 'Terry' smeekte ik met geheel mijn ziel 'Luister alsjeblieft naar me en begrijp het dan toch, ik ben geen pooier:' Een uur geleden had ik gedacht dat zij een snolletje was. Wat droef toch allemaal. Onze geesten, met een voorraad waanzin, waren uiteengegaan. 0 ijselijk leven, wat heb ik geweeklaagd en gesmeekt, en toen ben ik wild geworden en begreep ik dat ik tegen een stom Mexicaans wicht aan het smeken was en dat vertelde ik haar ook; en voor ik het wist had ik haar pumpschoenen opgeraapt en tegen de badkamerdeur aangekwakt en haar gezegd 'm te smeren. 'Vooruit, kras opl' Ik zou gaan slapen en het vergeten. ik had mijn eigen leven, altijd weer opnieuw mijn eigen droef en voddig leven. Er heerste doodse stilte in de badkamer. Ik trok mijn kleren uit en ging. naar bed. Terry kwam de badkamer uit, de tranen van spijt in de ogen. Haar simpele en vreemde geest had uitgemaakt dat een pooier niet de schoenen van een vrouw tegen de deur gooit en haar niet zegt dat ze moet gaan. Eerbiedig en zwijgend trok ze al haar kleren uit en gleed met haar lichaampje tussen de lakens naast me. Het was bruin als druiven. Ik zag haar arme buik waarop een keizersnede zichtbaar was; haar heupen waren zo smal dat ze geen kind kon baren zonder open gejaapt te worden. Haar benen waren net stokjes. Ze was maar één meter vijfenveertig. In de verrukking van die vermoeiende ochtend ging ik met haar naar bed. Waarop we, twee vermoeide engelen, van de een of andere soort, triest achtergelaten in een hok in Los Angeles, maar het intiemste en verrukkelijkste in het leven samen gevonden hebbend , in slaap vielen en tot laat in de middag doorsliepen".

Uit: On the road. Jack Kerouac. 1957

 

Samenstelling bronmateriaal ten behoeve van het nieuwe vak ckv-1 uit het algemeen deel  voor havo en atheneum.  Meewerken aan deze site? Opsturen via e-mail is voldoende. 

Is er zonder uw toestemming en zonder bronvermelding gebruik gemaakt van uw teksten? Onze verontschuldigingen hierover. Laat het ons weten en wij geven een juiste bronvermelding of halen het materiaal van internet. Een financiele vergoeding kunnen wij niet geven


04/19/2010 update