Jack
Kerouac, geboren als
Jean Louis Kerouac, was een Frans-Canadees kind uit de arbeidersklasse, en
groeide op in het plaatsje Lowell in Massachusetts. Hij was een zeer serieus
kind dat erg aan zijn moeder gehecht was. Van jongs af aan creëerde
Kerouac al zijn eigen verhalen.
Als high school student was
Jack Kerouac een goede american footballspeler en zodoende wist hij een beurs
binnen te slepen om in het team van de Columbia University te gaan spelen. Zijn
ouders volgden Jack naar New York omdat de zaken thuis in Lowell niet meer zo
best liepen. Zij hoopten daar hun heil te kunnen vinden. Eenmaal in New York
aangekomen verliepen de zaken een stuk minder rooskleurig dan verwacht. Kerouac
kreeg ruzie met zijn coach omdat deze weigerde hem te laten spelen, zijn vader
verloor zijn baan en raakte vervolgens verslaafd aan alcohol. De jonge Jack,
teleurgesteld door zijn vader, verliet het team en daarmee de universiteit en
stelde hiermee op zijn beurt zijn vader weer teleur. Vervolgens ging Kerouac bij
de koopvaardij en als hij niet op zee was hing hij tot grote afschuw van zijn
ouders rond met de ‘verderfelijke’ jonge Columbia studenten Allen Ginsberg en de wat oudere vriend William S. Burroughs.
'spontaneous/continuous
writing'
On the Road
( in het Nederlands vertaald als
Onderweg)
is een vrij ongestructureerd en grotendeels autobiografisch werk. De roman wordt gezien als één van de klassieke werken van
de Beat Generation en gaat over de avonturen die een aantal personages beleven
terwijl ze kris kras door de Verenigde Staten liften. Deze personages komen
gedurende hun reis in aanraking met drugs, seks en jazz.
Kerouac schreef On
the Road al in 1951, in een tijdsbestek van drie weken. In die drie weken
bleef hij bijna onafgebroken achter zijn typemachine zitten schrijven. Deze vorm
van schrijven noemde hij 'spontaneous' of 'continuous writing'. Om te voorkomen
dat hij steeds moest stoppen met schrijven om een nieuw vel papier in zijn
typemachine te doen, gebruikte Kerouac rollen telexpapier van om
zijn boek op te schrijven. Toen Kerouacs roman af was bleek dat geen enkele
uitgever geïnteresseerd was in zijn werk. In de daarop volgende jaren werden er
steeds delen uit On the Road in tijdschriften afgedrukt, maar het duurde
uiteindelijk tot 1957 voordat het boek op de markt kwam en een groot succes
werd.
Beat Generation
De Beat Generation wilde individuele
persoonlijkheden beschermen tegen de moderne maatschappij, een maatschappij waarin de hoeveelheid prestaties
die een individu leverde zwaarder telde dan de kwaliteit van zijn leven. Zij wilden zich
distantiëren van een cultuur waarin de mens volgens hen slaaf was van de
consumptiemaatschappij.
Leesfragment:
In het onderstaande
literatuurfragment is sprake van een ontmoeting tussen een
jongen en een meisje. De verliefdheid die hier beschreven
wordt is het begin van een liefde van veertien dagen. Het
fragment begint bij de toenadering en eindigt bij de eerste
gemeenschap. Opvallend is het verlangen, de begeerte van de
hoofdpersoon, de snelheid van de wederzijdse toenadering en
tegelijkertijd de afstand die er toch tussen de personages
blijft.
lk had mijn kaartje gekocht en
zat op de bus naar Los Angeles te wachten toen mijn oog ineens
getroffen werd door een allersnoezigst Mexicaans meisje in een
pantalon. Ze zat in een der bussen die net met hevig gezucht
der luchtremmen tot stilstand waren gekomen; de passagiers
kwamen eruit om wat te rusten. Haar borsten staken fiks en
recht vooruit: haar dijtjes zagen er verrukkelijk uit; haar
haar was lang en glanzend zwart; en haar ogen waren grote
blauwe dingen met iets schuchters erin. Ik wenste dat ik bij
haar in de bus zat. Een scheut pijn schoot door mijn hart,
zoals altijd wanneer ik een meisje zag dat ik liefhad en in
deze al te grote wereld de andere richting opging. De bus voor
Los Angeles werd afgeroepen, ik nam mijn tas op en stapte in
en wie zat daar alleen; het Mexicaanse meisje. Ik ging vlak
tegenover haar zitten en begon direct plannetjes te maken. Ik
was zo eenzaam, zo droef, zo sidderend, zo gebroken, zo kapot,
dat ik de moed bijeengaarde, de moed die nodig is om een
vreemd meisje te benaderen, en handelde. Maar zelfs toen zat
ik nog vijf minuten lang in het donker op mijn dijen te beuken
terwijl de bus de weg afreed. Je moet, je moet of je gaat
dood! Verdomde idioot, praat tegen hoor! Wat scheelt jou nou?
Ben je langzamerhand niet voldoende zat van jezelf? En voor ik
wist wat ik deed leunde ik noor voren (ze probeerde op haar
zitplaats te slapen) en zei: 'Juffrouw, zou u mijn regenjas
als kussen willen gebruiken? Ze keek op, lachte en zei: 'Nee,
dank u.' Ik ging weer bevend achteruit zitten; ik stak een
peukje aan. Ik wachtte tot ze naar me keek, met een droeve
zijdelingse liefdesblik, en ik stond op en leunde over haar
heen. 'Mag ik bij u zitten, juffrouw?" "Als u wilt.'
En dat deed ik. 'Waarheen?' 'Los Angeles.' De wijze waarop ze
'Los Angeles' zei vond ik prachtig; ik vind de wijze waarop
iedereen aan de westkust 'Los Angeles' zegt prachtig; ten
slotte is het hun enige gouden stad. 'Daar ga ik ook heen!'
riep ik uit. 'Ik ben blij, dot ik bij u mag zitten, ik was erg
eenzaam en ik heb al verdomd veel afgereisd.' En we begonnen
elkaar uit ons leven te vertellen.
Haar verhaal luidde als volgt:
Ze had een man en een kind. De man sloeg haar, dus had ze hem
verlaten, daar in Sobinal, ten zuiden van Fresco, en ze ging
nu noor Los Angeles om een poosje bij haar zuster te wonen.
Hoor zoontje had ze bij haar familie achtergelaten, die
druivenplukkers waren en in een hut in de wijngaarden woonden.
Ze had niets te doen dan te piekeren en razend te worden. Ik
had zo dadelijk mijn armen om haar heen willen slaan. Al kort
daarop zei ze dat ze wilde dat ze naar New York kon. 'Dat
kunnen we misschien wel!' lk lachte. De bus trok al kreunend
de Gropevine Pass door en toen kwamen we in de grote
onregelmatig verspreide lichtvlekken terecht. Zonder tot een
bepaalde afspraak te komen begonnen we elkaars hand vast te
houden en op dezelfde monier werd zonder iets te zeggen het
schone en pure besluit genomen dat ze, als ik in Los Angeles
mijn hotelkamer had, bij mij zou blijven. Ik hunkerde helemaal
van verlangen naar haar; ik leunde met mijn hoofd in haar
prachtige haar. Haar schoudertjes maakten me gek; ik knuffelde
haar aan één stuk door. En ze vond het heerlijk. 'Ik ben dol
op de liefde,' zei ze, de ogen sluitend. Ik beloofde hoor een
mooie liefde. Ik vermeide me in haar. Onze verhalen waren
verteld, we zonken in stilzwijgend en heerlijke op de
gebeurtenissen vooruitlopende gedachten weg. Zo simpel ging
het. Hou al je Peoches en Betty's en Marylou's en Rita's en
Camille's en Inezsen ter wereld maar; dit was mijn meisje en
mijn soort meisjesziel en dat vertelde ik haar ook. Ze bekende
dat ze gezien had hoe ik naar haar keek in de bus. 'lk dacht
dat je een leuke jongen van de universiteit was.' '0, dat ben
ik ook!'verzekerde ik haar. De bus kwam in Hollywood aan. In
de grauwe ochtendschemer, als de dageraad waarin in de film
Sullivan's Travels Joel McCreo in een eetzaak Veronica Lake
ontmoet, sliep ze op mijn schoot. Begerig keek ik naar buiten:
de keurig gepleisterde huizen en palmen en drive-ins, het hele
waanzinnige gedoe, het slonzige beloofde land, het
fantastische einde van Amerika. We stapten in Main Street uit
de bus, wat in niets verschilde of je in Kansas City of
Chicago of Boston uit de bus stapte- rode bakstenen, goorheid,
types die langs schieten, trams die hopeloos in de
ochtendschemering voorbij knarsen, het hoerenluchtje van de
grote stad. En hier ging het helemaal mis met mijn geest. Ik
begon dwaze paranoide visioenen te krijgen dat Teresa, of
Terry - zo heette ze - een doodgewoon snolletje was dat de bus
als haar arbeidsterrein had gekozen waar ze je dollars te
pakken kreeg door afspraakjes te maken zoals dat van ons in
Los Angeles, waar ze dan haar slachtoffer meenam om ergens te
ontbijten, waar haar pooier wachtte om daarna naar een zeker
hotel te gaan waar hij gemakkelijk toegang had met zijn
pistool of weet ik veel. Ik heb haar dit nooit bekend. We aten
ons ontbijt en een pooier zat maar aldoor naar ons te kijken;
ik verbeeldde me dat Terry hem stilletjes oogjes gaf. Ik was
moe en voelde me vreemd en verloren in een ver verwijderde,
walgelijke plaats. De waanzin van een panische angst nam mijn
gedachten over en deed me heel minnetjes handelen 'Ken je die
vent?' zei ik. 'Welke vent bedoel je, lieve?' Ik liet het maar
gaan. Ze was sloom en hele- maal in beslag genomen door al wat
ze deed; ze deed lang over haar eten; ze kauwde langzaam en
staarde voorzich uit, en rookte een sigaret, en praatte aan
één stuk, en ik was net een verwilderd spook, koesterde
argwaan bij alles wat ze deed en dacht dat ze tijd probeerde
te winnen. Het was gewoon een ziekte-aanval. Ik zweette toen
we hand in hand de straat afliepen. Het eerste het beste hotel
dat we tegenkwamen had een kamer en voor ik het wist had ik de
deur op slot gedaan en zat ze op bed haar schoenen uit te
trekken. Ik kuste haar schuchter. Maar beter dat ze er nooit
achterkwam. Ik wist dat we om onze zenuwen te kalmeren whisky
nodig hadden, vooral ik. Ik ging naar buiten en scharrelde wel
twaalf blokken door tot ik aan een krantenkiosk een half
litertje whisky kon kopen. Ik rende terug, een en al energie.
Terry was in de badkamer haar gezicht aan het opmaken. Ik
schonk een enorme plens in een waterglas en we namen om de
beurt een slok. O, het was fijn en verrukkelijk en die hele
akelige reis van me waard. Ik stond achter haar bij de spiegel
en zo dansten we de badkamer door. Ik begon over mijn
kennissen in het oosten te praten. Ik zei: 'Je moest Dorie
leren kennen, een pracht van een meid. Ze heeft rood haaren is
één meter tachtig lang. Als je naar New York kwam, zou zij
wel werk voor je weten.' Wie is die rooie van één meter
tachtig? vroeg ze argwanend. 'Waarom vertel je me over haar?'
Met haar eenvoudige ziel kon ze mijn soort vrolijke, nerveuze
gesprekken niet volgen. Ik liet haar maar gaan. Ze begon
dronken te worden in de badkamer. 'Kom in bed!' zei ik aldoor.
'Een rooie van één meter tachtig, he? En ik dacht nog wel
dat je zo'n aardig studentje was, ik zag je in je prachtige
sweater en ik zei tot mezelf: Hmm, leuke knul, he? Nee! En
nogmaals nee! Alweer zo'n rot pooier, net als de rest!' 'W aar
heb je het in godsnaam over?' 'Sta me nou niet te vertellen
dat die rooie van één meter tachtig geen hoerenmadame is,
want over een hoerenmadame hoef je mij niks te vertellen en
jij, jij bent gewoon een pooier zoals de rest die ik altijd
ontmoet, iedereen is pooier!' 'Luister eens, Terry, ik ben
geen pooier: Ik zweer je bij de bijbel dat ik geen pooier ben.
Waarom zou ik een pooier zijn? Mijn enige belangstelling gaat
naar jou uit.' 'En al die tijd dacht ik dat je een nette
jongen was. Ik was zo blij, ik kon mezelf wel omhelzen en ik
zei: Hmm, een echt aardige jongen in plaats van een pooier.' 'Terry'
smeekte ik met geheel mijn ziel 'Luister alsjeblieft naar me
en begrijp het dan toch, ik ben geen pooier:' Een uur geleden
had ik gedacht dat zij een snolletje was. Wat droef toch
allemaal. Onze geesten, met een voorraad waanzin, waren
uiteengegaan. 0 ijselijk leven, wat heb ik geweeklaagd en
gesmeekt, en toen ben ik wild geworden en begreep ik dat ik
tegen een stom Mexicaans wicht aan het smeken was en dat
vertelde ik haar ook; en voor ik het wist had ik haar
pumpschoenen opgeraapt en tegen de badkamerdeur aangekwakt en
haar gezegd 'm te smeren. 'Vooruit, kras opl' Ik zou gaan
slapen en het vergeten. ik had mijn eigen leven, altijd weer
opnieuw mijn eigen droef en voddig leven. Er heerste doodse
stilte in de badkamer. Ik trok mijn kleren uit en ging. naar
bed. Terry kwam de badkamer uit, de tranen van spijt in de
ogen. Haar simpele en vreemde geest had uitgemaakt dat een
pooier niet de schoenen van een vrouw tegen de deur gooit en
haar niet zegt dat ze moet gaan. Eerbiedig en zwijgend trok ze
al haar kleren uit en gleed met haar lichaampje tussen de
lakens naast me. Het was bruin als druiven. Ik zag haar arme
buik waarop een keizersnede zichtbaar was; haar heupen waren
zo smal dat ze geen kind kon baren zonder open gejaapt te
worden. Haar benen waren net stokjes. Ze was maar één meter
vijfenveertig. In de verrukking van die vermoeiende ochtend
ging ik met haar naar bed. Waarop we, twee vermoeide engelen,
van de een of andere soort, triest achtergelaten in een hok in
Los Angeles, maar het intiemste en verrukkelijkste in het
leven samen gevonden hebbend , in slaap vielen en tot laat in
de middag doorsliepen".
Uit: On the road. Jack Kerouac.
1957
Samenstelling
bronmateriaal ten behoeve van het nieuwe vak ckv-1 uit het algemeen deel
voor havo en atheneum. Meewerken aan deze site? Opsturen via
e-mail is voldoende.
Is er zonder uw
toestemming en zonder bronvermelding gebruik gemaakt van uw teksten?
Onze verontschuldigingen hierover. Laat het ons weten en wij geven een
juiste bronvermelding of halen het materiaal van internet. Een
financiele vergoeding kunnen wij niet geven