DE MINNAAR UIT NOORD CHINA/MARGUERITE DURAS (1992)

In 1984 brak Marguerite Duras, die al jaren gold als een der groten in de Franse literatuur, door naar een groot publiek met De minnaar. Deze autobiografische roman bevat het relaas over de verhouding die Duras als vijftienjarige in het door de Fransen gekoloniseerde Vietnam had met een twaalf jaar oudere gefortuneerde Chinees. 

In 1990 bereikte Duras het bericht van de dood van deze vroegere geliefde. Geëmotioneerd begon ze aan een geheel nieuwe versie van het verhaal. De minnaar uit Noord- Cbina vertelt op een minder fragmentarische, meer gedetailleerde en rechtlijnige manier dan in De minnaar het verhaal van deze koloniale liefde opnieuw. Alles draait nu om de anderhalf jaar (1930-1932) dat de verhouding duurde. De schrijfster geeft de lezer in deze versie een bepaald andere kijk op de moeder, die de relatie van haar dochter zonder veel scrupules exploiteerde. Dit laatste heeft de solidariteit van de schrijfster met de ouders overigens niet geblokkeerd.

De rivier. De veerpont over de Mekong. De veerpont van de boeken. Van de rivier. Op de veerpont staat de bus voor de inheemse bevolking, en verder de lange zwarte Léon Bollée-limousine, de minnaar uit Noord-China die kijkt.
De veerpont vertrekt. Na de afvaart stapt het kind uit de bus. Ze kijkt naar de rivier. Ze kijkt ook naar de elegante Chinees die in de grote zwarte auto zit.
Zij, het kind, is opgemaakt en gekleed als het meisje uit de boeken: de jurk van vergeelde witte natuurzij, de 'kinderlijk-onschuldige' mannenhoed met de rechte rand, de rozenhoutkleurige, met breed zwart lint omwonden slappe vilthoed, die tot op de draad versleten, totaal afgetrapte balschoenen van zwart lamé, alsjeblieft, versierd met figuurtjes van strass.
Uit de zwarte limousine is een andere man gestapt dan de man uit het boek, een andere Chinees uit Mantsjoerije. Hij verschilt enigszins van de man uit het boek: hij is iets steviger gebouwd, is minder bang dan die ander, heeft meer Ief. Hij is aantrekkelijker om te zien, gezonder. Hij is meer 'geknipt voor de film' dan de man uit het boek. En hij gedraagt zich ook minder timide tegenover het kind.
Zij, zij is nog wel dezelfde als het meisje uit het boek, klein, mager, uitdagend, ze valt moeilijk te plaatsen, het valt moeilijk te zeggen wat voor meisje het is, minder mooi dan ze lijkt, armetierig, een armeluiskind, van arme komaf, voorouders waren keuterboertjes en schoenlappers, ze is altijd en overal de beste met Frans maar heeft de pest aan Frankrijk, is verknocht aan het land waar ze geboren en getogen is, kotst van het rode vlees van de westerse biefstukken, houdt van zwakke mannen, heeft een ongekend seksuele uitstraling. Gek op lezen, kijken, brutaal, vrij.
Hij is een Chinees. Een lange Chinees. Hij heeft de blanke huid van de Chinezen uit het noorden. Hij is bijzonder goed gekleed. Hij draagt een beige-grijs kostuum van ruwe zijde en mahonie-kleurige Engelse schoenen zoals de jonge bankiers in Saigon veel dragen.Hij kijkt naar haar.
Ze kijken elkaar aan. Lachen naar elkaar. Hij komt dichterbij. Hij rookt een 555. Zij is erg jong. Er valt een lichte angst te bespeuren aan zijn hand die haast onmerkbaar trilt als hij haar een sigaret aanbiedt.
'Rookt u?'
Het kind schudt haar hoofd: nee.
'Neemt u mij niet kwalijk... Het is zo onverwacht u hier te ontmoeten... U heeft geen idee...'
Het kind geeft geen antwoord. Ze lacht niet. Ze kijkt hem intens aan. Wild is het woord waarmee je die blik zou kunnen omschrijven. Onbeschaamd noemt de moeder het: 'Zo hoor je de mensen niet aan te kijken.' Het lijkt of ze niet goed hoort wat hij zegt. Ze kijkt naar de kleren, de auto. Ze ruikt een vleug Europese eau de cologne vaag vermengd met de geur van opium en zijde, van tussorzijde, amberkleurige zijde, amberkleurige huid. Ze neemt alles in zich op. kijkt naar de chauffeur, de auto, en dan weer naar hem, de Chinees. Er spreekt iets kinderlijks uit die ongerijmd nieuwsgierige blikken, een verrassende, onverzadigbare nieuwsgierigheid. Hij kijkt hoe zij kijkt naar al die voor haar nieuwe dingen die de veerpont die dag vervoert.
Daar ligt het begin van zijn eigen nieuwsgierigheid. Het kind zegt: 'Wat voor merk is die auto van u...?' 'Een Morris Léon Bollée.'
Het kind haalt haar schouders op, het zegt haar niets. Ze lacht. Ze zegt: 'Van die naam heb ik nog nooit gehoord...'
Hij lacht ook. Ze vraagt: 'Wie bent u?' 'Ik woon in Sadec.' 'Waar in Sadec?'
'Aan de rivier, in dat grote huis met terrassen. Vlak buiten Sadec.'
Het kind denkt even na en begrijpt welk huis hij bedoelt. Ze zegt: 'Het lichtblauwe, Chinees-porselein-blauwe huis...'' Klopt. Licht-Chinees-porselein-blauw.'
Hij lacht. Ze kijkt hem aan. Hij zegt: 'Ik heb u nooit gezien in Sadec.'
'Mijn moeder heeft twee jaar geleden een aanstelling gekregen in Sadec en ik zit in een pensionaat in Saigon. Vandaar.'
Stilte. De Chinees zegt: 'U vond het zeker jammer weg te gaan uit Vinhlong...'
'ja. Het is er erg mooi.'
Ze glimlachen naar elkaar. Ze vraagt: 'En u?...'
'Ik ben net terug uit Parijs. Ik heb drie jaar in Frankrijk gestudeerd. Ik ben een paar maanden geleden teruggekomen.'
'Wat hebt u gestudeerd?'
'Mag geen naam hebben, niet de moeite om over te praten. En u?'
'Ik zit op het gymnasium, op het Chasseloup-Laubat. Ik ben intern op het Lyautey-pensionaat.'
Ze voegt eraan toe alsof dat er iets mee te maken had: 'Ik ben in Indochina geboren. Mijn broers ook. We zijn allemaal hier geboren.'
Ze kijkt naar de rivier. Hij is geïntrigeerd geraakt. Zijn angst is verdwenen. Hij lacht. Hij praat. Hij zegt: 'Ik kan u een lift geven naar Saigon als u wilt.'
Ze aarzelt niet. De auto en hij met zijn spottende manier van doen. Ze vindt het prachtig. Dat is te zien aan de glimlach in haar ogen. Ze zal dat van de Léon Bollée aan haar broertje Paulo vertellen. Die naam zal hem wel iets zeggen.
'Ja graag.'
De Chinees zegt in het Chinees tegen zijn chauffeur dat hij de koffer van het kind uit de bus moet halen en in de Léon Bollée moet leggen. En dat doet de chauffeur.


De auto's zijn de afrit van de veerpont afgereden. Ze staan op de kant. De mensen lopen naar hun auto's terug. Ze blijven stilstaan bij de straatventers. Het kind kijkt naar de koeken gemaakt van gepofte maïs met kokosmelk, gezoet met melasse en dan in een pisangblad gerold.
De Chinees koopt er een voor haar. Ze pakt hem aan. Ze schrokt hem naar binnen. Ze zegt geen dank u wel.
Waar komt ze vandaan?
Door de sierlijkheid van haar lichaam heeft ze iets van een halfbloed, maar nee, daarvoor zijn haar ogen te licht.
Hij kijkt hoe ze de koek naar binnen schrokt. Op dat moment tutoyeert hij haar: 'Wil je er nog een?'
Ze ziet dat hij lacht. Nee zegt ze, ze wil niet.
De tweede veerpont heeft de andere oever verlaten. Hij komt naderbij.
Plotseling kijkt het kind gefascineerd naar de naderende veerboot. Het kind vergeet de Chinees.
Op de naderende pont heeft ze zo juist de zwarte Lancia met open kap herkend van de vrouw in de rode jurk van de Wals van afgelopen nacht.
De Chinees vraagt wie dat is.
Het kind aarzelt. Ze geeft geen antwoord op de vraag van de Chinees. Ze noemt de namen omdat ze 'op haar tong branden'. In een soort geheime vervoering zegt ze: 'Dat is Madame Stret ter. Anne-Marie Stretter. De vrouw van de gouverneur-generaal. In Vinhlong noemen ze haar A.M.S .....
Ze glimlacht verontschuldigend dat ze het zo goed weet.
De Chinees is gèintrigeerd door de woorden van het kind. Hij zegt dat hij in Sadec wel eens iets over die vrouw moet hebben gehoord. Maar dat hij niets van haar afweet. En dan herinnert hij zich toch... plotseling... die naam...
Het kind zegt: 'Ze heeft veel minnaars, dat herinnert u zich zeker...'
'Zo iets staat me wel bij, ja... dat zal wel...'
'Een van hen, een hele jonge man, zou zelfmoord gepleegd hebben om haar... ik weet het niet precies.'
'Ze is mooi... ik dacht dat ze jonger was... ze zeggen dat ze misschien een beetje ... gek is, is het niet?'
Over die gekte laat het kind zich niet uit. Ze zegt: 'Of ze gek is weet ik niet.'
De auto-ze zijn weer vertrokken. Ze rijden op de weg naar Saigon. Hij kijkt haar intens aan. De Chinees zegt nu eens onwillekeurig je tegen haar en dan weer u.
'Ze bieden je zeker vaak een lift aan op de veerpont hè?' Ze knikt: ja.
'Zeg je ook wel eens nee?' Ze knikt: ja, soms.
'Als er... hele kleine kinderen bij zijn... die huilen de hele tijd...,
Ze lachen allebei, een beetje verstrooid, lijkt het, een beetje te. Ze lachen allebei op dezelfde manier. Hun eigen speciale manier van lachen.
Daarna zit ze naar buiten te kijken. Hij kijkt intussen naar de tekenen van armoe. De schoenen van kaalgetrapt zwart satijn, het fiber 'inlanderskoffertje', de mannenhoed. Hij lacht. Zijn lach maakt haar aan het lachen.
'Gaat u op die schoenen naar school?'
Het meisje kijkt naar haar schoenen. Misschien wel voor het eerst, zo lijkt het, ziet ze ze. En ze lacht, net als hij. Ja, zegt ze.
'En ook met die hoed?'
Ja. Ook. Ze lacht nog harder. Ze lacht spontaan, krijgt de slappe lach. Hij lacht ook, op dezelfde manier.
'Ik moet zeggen ... Hij staat u heel goed... die hoed, geweldig hoe goed die u staat ... alsof hij voor u gemaakt is...'
Lachend vraagt ze: 'En de schoenen...'
De Chinees lacht nog harder. Hij zegt: 'Over de schoenen laat ik me niet uit.'
Ze gieren allebei van het lachen als ze naar de zwarte schoenen kijken.


Toen, op dat moment, na die lachbui, had de geschiedenis een andere wending genomen.

Pag 24-28

Vaklokaal CKV-1 digitale school

Samenstelling bronmateriaal uitsluitend en alleen ten behoeve van het nieuwe vak ckv-1 uit het algemeen deel  voor havo en atheneum. Overnemen voor commerciele doeleinden verboden. Meewerken aan deze site? Opsturen via e-mail is voldoende. Is er zonder uw toestemming en zonder bronvermelding gebruik gemaakt van uw teksten? Onze verontschuldigingen hierover. Laat het ons weten en wij geven een juiste bronvermelding of halen het materiaal van internet. Een financiele vergoeding kunnen wij helaas niet geven.
04/19/2010 last update