ENFANCE/KINDERTIJD  NATHALIE SARRAUTE  (1983)

Na een reeks opmerkelijke romans en verhalen, die Nathalie Sarraute dicht in de buurt van de uitgangspunten van de latere nouveau roman bracht, spreekt deze in Rusland geboren  schrijfster in Kindertijd voor het eerst onomwonden over zichzelf.

Sarraute schrijft haar herinneringen in de vorm van een soort dialoog met een ander ik. Door vragen en antwoorden, tegenwerpingen en commentaren herleven zo ogenblikken uit een periode die zich schijnbaar diep heeft ingenesteld in de beschermende warmte van een verleden, dat zijn geheimen slechts met tegenzin prijsgeeft. Ondanks haar angst de waarheid geweld te zullen aandoen, lukt het de schrijfster ten slotte toch haar weerstanden te overwinnen.

Al vroeg toont de kleine Tachok, zoals ze door haar vader liefkozend wordt genoemd, duidelijk haar sympathieën en antipathieën. Vooral de wat afstandelijke moeder geeft aanleiding tot emotionele spanningen bij het gevoelige kind. Dat is misschien de reden waarom er steeds een waas van grauwheid en verbittering over deze kindertijd blijft liggen. De gelukkige momenten zijn zeldzaam. De kracht van deze autobiografie is echter dat Sarraute zo eerlijk mogelijk blijft zoeken naar de waarheid. Door haar bijzondere aanpak ontstaat een portret waarin het wezen van elk bestaan zichtbaar wordt.

Ik kan rennen, huppelen, rondjes draaien, ik heb alle tijd... de muur aan de boulevard Port-Poyal waar we langslopen is heel lang... alleen als we bij de dwarsstraat komen moet ik wachten en een hand geven om over te steken... Ik loop voor het dienstmeisje uit om de tijd te hebben mijn longen te vullen, wat me de mogelijkheid geeft haar afschuwelijke geur niet te hoeven inademen... die brengt me dadelijk tot walging... en wordt verspreid door haar met azijn nat gemaakte haren. Zo kan ik haar een hand geven alsof er geen enkel probleem was, zonder het risico te lopen haar te kwetsen ... het is trouwens helemaal niet zeker of ze zich gekwetst zou voelen, ze is heel aardig en heel eenvoudig, ze weet dat het niet mijn schuld is dat ik die azijnlucht niet verdraag, maar ook is het niet haar schuld dat het zich in de frisse lucht begeven haar hoofdpijnen bezorgt waarvoor alleen azijn haar behoedt... Dus waren we overeengekomen dat ik me vrij ver van haar mocht verwijderen, behalve natuurlijk bij het oversteken...

Daar komt ze aan, een vormeloze massa, het hoofd bedekt met een grijsachtige sjaal, ze voegt zich bij me, ze steekt haar hand uit en ik leg de mijne erin... mijn longen zitten vol lucht. ik hoef niet in te ademen... ik adem niet tot we voet zetten op het trottoir aan de overkant van de straat... daar laat ik onmiddellijk haar hand los en ga er vandoor... Als me het ongeluk overkomt dat ik niet genoeg lucht heb om het helemaal tot de overkant uit te houden, is er geen sprake van dat ik met mijn vingers mijn neus dichtknijp... toch heeft ze het me toegestaan... maar ik kan het niet over mijn hart verkrijgen het te doen ... ik kan proberen met hele kleine zuchtjes in te ademen en daarbij mijn hoofd afwenden, maar niet te veel, want dat zou haar een vermoeden kunnen geven van de a&eer die bij mij teweeg wordt gebracht ... niet door haar, niet door wie zij is, helemaal niet door haar karakter, maar uitsluitend door wat er af en toe onder haar ruim zittende hoofddoek zicht baar wordt, de glanzende, gelige huid van haar schedel tussen vochtige haarlokken.

Eenmaal de hekken van het Grand Luxembourg gepasseerd, is het afgelopen met verstandig oversteken; ze gaat zitten op een plek niet ver van de vijver, met haar rug naar de grote witte gevel gekeerd ... Ik heb nog niet geleerd om op de grote klok te kunnen lezen of het tijd is voor het vier uurtje, maar ik kijk naar de andere kinderen en zodra ik zie dat er een iets te eten krijgt, hol ik naar haar toe ... ze heeft me al zien aankomen, ze geeft me mijn reep chocola en mijn broodje, ik pak ze, bedank met mijn hoofd en verwijder me weer ...

'Om wat te doen?

'Ah, probeer me niet in de val te laten lopen ... om ik weet niet wat te doen, wat alle kinderen doen: spelen, hollen, hun bootjes voortduwen, ratelen, touwtje springen, plotseling stil houden en strak kijken naar andere kinderen, naar mensen die op de stenen banken, op de stoelen zitten ... met open mond recht voor ze blijven staan...'

'Misschien deed je het vaker dan de anderen, deed je het anders misschien...'

'Nee, dat zou ik niet willen zeggen ... ik deed zoals de meeste andere kinderen deden ... en waarschijnlijk met waarnemingen en gedachten op hetzelfde niveau ... ik kan me er in ieder geval niets van herinneren; het zal trouwens toch niet luk ken als je probeerde mij ertoe aan te zetten dit gat met lap werk op te vullen.'

Buiten deze stralende, luisterrijke en zinderende tuin ligt over alles een waas van somberheid, heeft alles eerder iets doods, of liever iets benauwends ... maar nooit iets treurigs. Zelfs niet wat ik me van de kleuterschool herinner ... een kale binnen plaats omgeven door hoge, sombere muren waarlangs wij, gekleed in zwarte schorten en met klompen aan, in ganzenpas rondjeslopen. Toch duikt daar uit die mist de plotselinge hevigheid van de angst, van de afschuw op.. ik brul, ik vecht... wat is er gebeurd? wat gebeurt er met me?

'Je grootmoeder komt je bezoeken'... mama zei me dat... Mijn grootmoeder? de moeder van papa? Kan dat? komt ze echt? dat doet ze nooit, ze woont zo ver weg... ik kan me ge heel niets van haar herinneren, maar ik voel haar aanwezigheid door de lieve briefjes die ze me van daarginds stuurt, door die zachthouten doosjes met leuke afbeeldingen erin ge sneden waarvan e de holle lijnen met je vinger kunt volgen, die beschilderde houten kommen bedekt met een laklaag die heel zacht aanvoelt... 'Wanneer komt ze? wanneer is ze er?... Morgenmiddag ... je kunt dan niet gaan wandelen...'

Ik wacht op haar, sta op de uitkijk, luister naar de stappen op de trap, op de overloop ... ja, daar is ze, er is aan de deur gebeld, ik wil er snel naartoe, men houdt me tegen, wacht, verroer je niet... de deur van mij n kamer gaat open, een man en een vrouw met witte jassen aan pakken me beet, ik word op de knie genomen, ik word stevig vastgehouden, ik verzet me, er wordt een stuk watten op mijn mond, op mijn neus gedrukt, een masker, waaruit iets afschuwelijks, iets verstikkends komt, me de adem ontneemt, mijn longen vult, in mijn hoofd stijgt, doodgaan dat is het, ik ga dood... En daarna leef ik weer, ik lig in mijn bed, mijn keel brandt, ik huil, mama veegt mijn tranen af.. 'Lief poesje van me, je moest geopereerd worden, begrijp je, ze moesten iets uit je keel halen wat je pijn deed, wat slecht voor je was... slaap maar. het is klaar nu..

'Hoeveel tijd heb je nodig gehad voordat je je realiseerde dat ze nooit eens probeerde, of liet moest heel terloops en onbeholpen zijn, zich in jouw positie te verplaatsen...'

Ja, merkwaardigerwijs maakten die onverschilligheid, die nonchalance deel uit van haar bekoorlijkheid, ze bekoorde me, in de meest letterlijke zin ... Niets van wat er ooit tegen me gezegd werd, met hoeveel nadruk ik het ook naar mijn hoofd geslingerd kreeg, wist mij met zo'n stootkracht te treffen als sommige van haar woorden.'

"Als je zo'n paal aanraakt ga je dood..."

'Misschien zei ze het niet precies met deze woorden ...

'Dat is mogelijk... maar zo werd het door mij begrepen. Als je dat aanraakt, ga je dood...

We wandelen ergens buiten, ik weet niet waar, mama loopt langzaam door aan de arm van Kolia ... ik blijf een eindje daarachter recht voor zo'n houten paal staan... "Als je hem aanraakt ga je dood", dat heeft mama gezegd... Ik heb zin hem aan te raken, ik wil het weten, ik ben heel bang, ik wil zien hoe het is, ik steek mijn hand uit, ik raak met mijn vinger de houten elektriciteitspaal aan... en het is er meteen, het is gebeurd, mama wist het, mama weet alles, geen twijfel mogelijk, ik ben dood, brullend ren ik achter ze aan, ik verberg mijn gezicht in de rokken van moeder, ik schreeuw uit alle macht: ik ben dood... ze weten van niets, ik ben dood... Wat heb je toch? Ik ben dood, dood, dood, ik heb die paal aangeraakt, nou weetje het, wat is het, dat verschrikkelijke, het allerverschrikkelijkste zat in die paal, ik heb hem aangeraakt en het is bij me binnengedrongen, het zit in me, ik rol over de grond om het weer kwijt te raken, ik huil, brul, ik ben dood... ze tillen me op in hun armen, ze schudden me door elkaar, omhelzen me... Welnee, je hebt niets... Ik heb die paal aangeraakt, mama heeft het gezegd... ze lacht, ze lachen alle twee en dan pas kom ik weer tot rust...'

Pag 16-22 Amsterdam 1885 (Arbeiderspers)

Vaklokaal CKV-1 digitale school

Samenstelling bronmateriaal uitsluitend en alleen ten behoeve van het nieuwe vak ckv-1 uit het algemeen deel  voor havo en atheneum. Overnemen voor commerciele doeleinden verboden. Meewerken aan deze site? Opsturen via e-mail is voldoende.  Is er zonder uw toestemming en zonder bronvermelding gebruik gemaakt van uw teksten? Onze verontschuldigingen hierover. Laat het ons weten en wij geven een juiste bronvermelding of halen het materiaal van internet. Een financiele vergoeding kunnen wij helaas niet geven.
04/20/2010 last update