Middag. Beneden hem in de diepte
stelden de auto's zich op in drie files tussen de witte lijnen;
nadat het stoplicht op groen was gesprongen waaierden ze uiteen in
drie richtingen: rechts- af, rechtdoor, linksaf. Vrijwel
gelijktijdig trok aan de overzijde van het plein één enkele file
op uit tegengestelde richting waarvan een deel de vaart inhield om
aan het tegemoetkomende verkeer voorrang te verlenen. Tussen
stroom en tegenstromen door zwenkten scooters en kleine fietsers
en op de trottoirs en de langwerpige verkeersheuvel bewoog een
groot aantal voetgangertjes; anderen stonden in groepen te wachten
tot het voetgangerslicht op groen sprong. Een tram gleed langs de
overzijde van de verkeersheuvel, stopte, schoof verder.
Eén moment was het middenvlak van
het verkeersplein nu bijna leeg, daarna trok het kruisende verkeer
op en repten de voetgangertjes zich over het zebrapad. Een
tijdlang keek hij geboeid naar het spel van gecontroleerde
beweging in de diepte en ook nu weer leek het of hij er zelf
gecontroleerder en regelmatiger door werd.
Juist wilde hij zich omdraaien om
zich, niet zozeer lusteloos, evenmin energiek, eerder neutraal
achter zijn bureau te zetten, toen zijn aandacht getrokken werd
door een klein figuurtje dat, een paar passen voor een groep
voetgangers uit, van de overkant het zebrapad overstak. Met een
schok herkende hij het. Op de verkeersheuvel gekomen, draaide het
figuurtje zijn hoofd schuin naar boven en wierp een goedgerichte
blik naar het raam waarachter hij stond. Automatisch
deed hij een stap zijwaarts, zag het onzinnige ervan in en
corrigeerde zijn beweging.Volgde daarna het figuurtje bij het
oversteken van de tweede rijbaan tot het uit zijn gezichtsveld
verdween en waarschijnlijk op het gebouw toeliep waar -
Ging achter zijn bureau zitten,
ordende de voorwerpen die erop lagen alsof hij een zakenrelatie
verwachtte. De kogelpennen in het pennebakje, brochures,
clichéafdrukken aan een zijde van het blad, een blanco vel
schrijfpapier voor zich op de onderlegger waarvan het briefhoofd
luidde:
RECLAMEBUREAU EURO-AD.
Leunde daarna achterover in zijn
stoel en wachtte af.
Met zijn attachécase als een nieuw
verworven statussymbool in de hand verliet hij zijn huis... in
zijn bewegingen bevroren... zag zichzelf. Beeldflits. Het heldere
licht van een voorjaarsmorgen enkele weken geleden. Lichtvlek op
de aluminium deurknop, iets uitmiddelpuntig. Een prop papier naast
zijn voeten. De uitwerpselen van een hond. Zijn fotografische
houding ontdooide.
Bijna onmiddellijk daarop - of net
even ervoor? - moest hij iets gevoeld hebben, anders had hij niet
opzij gekeken in de richting tegenovergesteld aan die welke hij in
zou slaan. Een meter of twintig van hem af stond een kleine jongen
van een jaar of negen, tien met een klein balletje te spelen dat
hij op een wat kinderachtige manier met kleine tikjes van zijn
hand omhoogsloeg en in dezelfde hand weer opving, schijnbaar
nonchalant, schijnbaar onopvallend. Eén ogenblik was hij met het
spelen gestopt, had hem vluchtig aangekeken en was toen doorgegaan
met het geven van klapjes tegen het lullige balletje. De jongeman
met de attachécase (hij) schonk er verder geen aandacht aan en
vervolgde zijn weg. Hij had het jongetje wel vaker gezien, meestal
alleen, soms spelend met andere jongens uit de tamelijk
kinderrijke buurt en het was hem de laatste tijd opgevallen dat
dit jongetje als enige terugkeek als hij eens in het voorbijgaan
of geinteresseerd naar een groepje kinderen keek en soms zelfs
even zijn blik vasthield. Mogelijk om wat extra aandacht voor
zichzelf op te eisen zoals kinderen dat wel mee
Toen hij een kwartier later bij het
kantoorgebouw waar hij werkte was aangekomen en de draaideur door
wilde gaan, kreeg hij even dezelfde onbestemde sensatie als
daarstraks, namelijk dat hij in het oog werd gehouden.
Onwillekeurig omkijkend, zag hij hetzelfde jongetje lopen dat hij
in de buurt van zijn huis had zien rondhangen.Vreemd, hij moest
hem de hele tijd gevolgd hebben; de route die hij gegaan was sloot
alle toeval uit. Hij deed echter of hij niets gezien had en liep
de hal in, Vergiste hij zich of had het er even op geleken dat de
jongen zich achter een volwassen voetganger had willen verschuilen
toen hij zich omdraaide?
Enkele dagen later wist hij zeker
dat hij gevolgd werd. Op de meest onverwachte momenten kon
hem het aanwezigheidssignaal treffen: zittend op een cafè terras
terwijl hij in een gesprek gewikkeld was en schijnbaar zonder
reden opkeek, waarna hij - nauwelijks verbaasd meer - op de hoek
van de straat de kleine gestalte ontwaarde, op straat lopend,
alleen of met Mirjam zijn vrouw, op het moment dat hij zijn huis
binnenging of dat van een kennis, eenmaal zelfs in de tram. En dan
eventueel de keren dat hij het signaal niet opving en toch gevolgd
werd. En hoe langer dit spel doorging, des te meer begon het hem
te intrigeren.
Wat was hier aan de hand, vroeg hij
zich af. Gewoon kinderspel? Detectivetje spelen? Mogelijk. Maar
aan de andere kant stond het kleine gezichtje te serieus en werd
het spel met een bijna fanatieke ernst gespeeld.
In het volgende stadium speelde hij
het spel helemaal mee: de achtervolgde en zijn schaduw. Op straat
keerde hij zich soms plotseling om, liep in tegengestelde
richting; sloeg onverwachts een zijstraat in om daar, zich
verschuilend in een portiek, de komst van zijn achtervolger af te
wachten; ging een cafè binnen dat hij onmiddellijk door een
andere uitgang weer verliet, maar niet één keer was hij erin
geslaagd de jongen te verschalken of zijn schaduw van zich af te
schudden.
Een paar maal daarentegen had hij
geprobeerd met hem in contact te treden, maar dit was kennelijk
niet de bedoeling, want nauwelijks had hij een paar passen in zijn
richting gedaan of zijn pygmeeënschaduw trok zich terug, om
meteen daarop de achtervolging te hernemen alsof er niets gebeurd
was. Het sprak vanzelf dat de jongen van het begin af aan geweten
had dat hij ontdekt was, maar dit hinderde hem blijkbaar niet in
het minst en op den duur gaf hij zich zelfs nauwelijks nog moeite
om zich verborgen te houden.
En dit was het dat hem
langzamerhand onrustig begon te maken en hem werkelijk het gevoel
gaf een achtervolgde te zijn. Mirjam, die hij nauwkeurig op de
hoogte hield van het avontuur, had hem eerst niet willen geloven,
meende dat hij over- dreef, temeer omdat hij haar niet een keer
het zichtbare bewijs had kunnen leveren.Want uitgerekend de keren
dat hij haar zijn achtervolgende schaduw had willen tonen had de
jongen het verkozen slim te zijn en weg te glippen als hij haar -
na zich eerst zelf overtuigd te hebben dat ze gevolgd werden -
snel het hoofd om het draaien. Alleen de gedetailleerdheid waarmee
hij de jongen beschreef verhinderde waarschijnlijk dat zij hem
ervan verdacht het hele geval te fantaseren of misschien wel te
halucineren. De jongen zelf amuseerde dit nieuwe kat- en muisspel
blijkbaar, want als hij hem na een vergeefse poging tot
materialisering weer in het oog kreeg, meende hij een vluchtige
glimdach op het nog steeds ernstige gezichtje te bespeuren.
De laatste maal dat dit had
plaatsgevonden was een dag of vijf geleden geweest tijdens een
wandeling in het park. Stilstaand op een van de zijpaden had hij
haar gespeeld hartstochtelijk gekust, terwijl hij langs haar wang
kijkend zag hoe zijn kleine achtervolger met heldere
géinteresseerde ogen op korte afstand van achter een struik het
tafereel stond op te nemen alsof het een filmscène betrof. Toen
vond hij het mooi genoeg.
(Was eerst van plan geweest met
zijn handen Mirjams hoofd vlug om te draaien naar de plek waar de
jongen zich ophield, maar had ingezien dat
hij nooit vlug genoeg zou kunnen zijn.) Hij strekte zijn arm uit
langs haar lichaam en wenkte de jongen met zijn gebogen wijsvinger
naar zich toe. Het verwonderde
hem nauwelijks dat hij niet kwam, maar wegdook tussen de struiken.
Ook de rest van de middag liet hij zich niet meer zien.
Blijkbaar had hij de spelregels
gebroken, de illusie verstoord en werd hem dit kwalijk genomen,
want ook de daaropvolgende dagen vertoonde de jongen zich niet. En
tot zijn eigen verwondering onderging hij zijn afwezigheid als een
leegte, alsof er iets in zijn leven miste waaraan hij zonder dat
hij het zelf wist gewend was geraakt. Het was belachelijk, maar
meer dan eens betrapte hij er zich op dat hij met een zekere
verwachting rondzag wanneer hij zijn huis verliet, een hoek
omsloeg of..
Er werd geklopt. - Binnen, zei hij,
de spanning in zijn stem bedwingend.
- Hoe heet je? vroeg hij. - Guido.
Guido Jagt.
- Mijn naam hoef ik je natuurlijk
niet te zeggen...
Pag 7-11 Amsterdam 1999 (De Bezige
Bij)
Vaklokaal CKV-1 digitale school
Samenstelling
bronmateriaal uitsluitend en alleen ten behoeve van het nieuwe vak
ckv-1 uit het algemeen deel voor havo en atheneum. Overnemen
voor commerciele doeleinden verboden. Meewerken aan deze site?
Opsturen via e-mail is voldoende. Is
er zonder uw toestemming en zonder bronvermelding gebruik gemaakt
van uw teksten? Onze verontschuldigingen hierover. Laat het ons
weten en wij geven een juiste bronvermelding of halen het
materiaal van internet. Een financiele vergoeding kunnen wij
helaas niet geven.
07/13/2003
last update