MANNEKINO/SYBREN POLET (1968)

De Nederlandse schrijver Sybren Polet werd geboren in 1924 als Sybe Minnema. Hij groeide op in een gereformeerd milieu in Kampen. Polet volgde een opleiding tot leraar in Zwolle. Na de oorlog studeerde Polet Nederlands. Polet debuteerde onder eigen naam in 1946 met de gedichtenbundel "Genesis". Onder pseudoniem debuteerde hij in 1949 in het tijdschrift Podium, het tijdschrift waarvan hij van 1952 tot 1965 redacteur was. In 1961 verscheen zijn eerste roman "Breekwater".
Sybren Polet was als recensent verbonden aan Het Vrije Volk en maakte literaire radioprogramma's voor de Vara. In zijn romans en verhalen brak hij met bestaande conventies en chronologie. Hij schreef ook toneelstukken. 

Andere belangrijke werken van Sybren Polet zijn: "Mannekino" (1968), "De Sirkelbewoners" (1970), "De geboorte van een geest" (1974), "De andere stad" (1994), "Stadgasten" (1997) en "De hoge hoed der historie" (1999).

Sybren Polet  ‘Ik maak geen mens van een romanfiguur.’

Dit interview verscheen in september 1976.

‘Je moet op het ogenblik twee soorten experimentele romans onderscheiden. Er zijn schrijvers die uitgaan van een bepaalde structuur, die structuurvernieuwend werken en die hun taal daarbij aanpassen. Daarnaast zijn er schrijvers die in de eerste plaats uitgaan van de taal als materiaal, de taal als zodanig, en die dan komen aan al of niet sterk door de taal bepaalde structuren. Dit zijn, dacht ik, de twee belangrijkste benaderingswijzen van de experimentele roman tegenwoordig.’

Sybren Polet (44) zegt dit in een gesprek over zijn onlangs verschenen roman ‘Mannekino’, het derde boek over een zekere Lokien. 

‘Ik geloof dat ik meer pas in het eerste genre. Ik ga uit van een bepaalde structuur, hoewel ik onnoemelijk veel aandacht besteed aan mijn taal. Het verschilt trouwens van boek tot boek bij mij. In mijn nieuwe roman gaat de taal misschien weer een grotere rol spelen.

Ja, ik ga door met het Lokien-project. Het nieuwe boek wordt het vierde deel, maar je kunt zeggen dat met de eerste drie boeken één sequentie is afgesloten. Ik hoop niet dat het weer zo lang zal duren. Ik werk met veel plezier en het gaat - voor mijn doen - vrij snel nu. Over een paar jaar zal het vierde boek wel verschijnen.’

Over het verschil tussen ‘de karakters’ in de traditionele roman en die in de moderne roman zegt Polet:

‘Eén van de aantrekkelijkheden van de moderne roman is dat je geen realistische personen hoeft te scheppen. De personen zijn open figuren. Lokien bijvoorbeeld ondergaat allerlei metamorfosen omdat hij geen vastgesteld karakter heeft. (Nu is karakter in de moderne psychologie ook al onderkend als een fictief begrip. Dit probeer ik in deze boeken te volgen.) Het fluctuerende karakter van de moderne roman staat tegenover het statische karakter van de klassieke roman. Dat zie je ook in mijn boeken. Ik ga daar ook mee dóór.’

Over Lokien zegt hij:

‘Mijn bedoeling is dat zo'n Lokien-figuur alle kanten uit kan. Hij is duidelijk een type hè. Ik maak er geen mens van, wat op zichzelf trouwens onmogelijk is. Wel probeer ik hem binnen het kader van het boek zoveel mogelijk vlees en been mee te geven, zodat ie geen schim blijft.

Ik zit in geen van de drie boeken zelf. Er worden mij allerlei dingen in de schoenen geschoven die nergens op slaan. Wat Lokien betreft, met hem identificeer ik mij helemaal niet. Ik vereenzelvig me eerder met thema's en motieven en situaties in die boeken dan met een bepaalde figuur. Toch staan ze niet buiten me, nee. Je projecteert altijd iets van jezelf in de figuren, maar al die figuren sámen zijn een wereld. Met die wereld identificeer ik me. De figuren zijn afsplitsingen van mij, maar ik heb er een weerzin tegen op zo'n smalle basis vastgelegd te worden.’

Dank zij een stipendium van de regering kan Polet zich uitsluitend met schrijven bezighouden. Over zijn werkwijze zegt hij:

‘Ik werk veel, regelmatig, heel geregeld. Ik werk lang aan iets, ben jaren met een boek bezig. “Mannekino” heeft me wel heel lang in beslag genomen. Dat kwam door de gecompliceerde structuur van dat boek: ik moest verschillende motieven en ontwikkelingslijnen tegelijk in het oog houd.

Guido Jagt, een negenjarig wonderkind dat thuis de middelmatige speelt, heeft zich voorgenomen op zijn tiende miljonair te zijn om zijn vader te laten studeren! Toen Guido geboren werd, moest zijn vader helaas stoppen met de studie...........

Middag. Beneden hem in de diepte stelden de auto's zich op in drie files tussen de witte lijnen; nadat het stoplicht op groen was gesprongen waaierden ze uiteen in drie richtingen: rechts- af, rechtdoor, linksaf. Vrijwel gelijktijdig trok aan de overzijde van het plein één enkele file op uit tegengestelde richting waarvan een deel de vaart inhield om aan het tegemoetkomende verkeer voorrang te verlenen. Tussen stroom en tegenstromen door zwenkten scooters en kleine fietsers en op de trottoirs en de langwerpige verkeersheuvel bewoog een groot aantal voetgangertjes; anderen stonden in groepen te wachten tot het voetgangerslicht op groen sprong. Een tram gleed langs de overzijde van de verkeersheuvel, stopte, schoof verder.

Eén moment was het middenvlak van het verkeersplein nu bijna leeg, daarna trok het kruisende verkeer op en repten de voetgangertjes zich over het zebrapad. Een tijdlang keek hij geboeid naar het spel van gecontroleerde beweging in de diepte en ook nu weer leek het of hij er zelf gecontroleerder en regelmatiger door werd.

Juist wilde hij zich omdraaien om zich, niet zozeer lusteloos, evenmin energiek, eerder neutraal achter zijn bureau te zetten, toen zijn aandacht getrokken werd door een klein figuurtje dat, een paar passen voor een groep voetgangers uit, van de overkant het zebrapad overstak. Met een schok herkende hij het. Op de verkeersheuvel gekomen, draaide het figuurtje zijn hoofd schuin naar boven en wierp een goedgerichte blik naar het raam waarachter hij stond. Automatisch deed hij een stap zijwaarts, zag het onzinnige ervan in en corrigeerde zijn beweging.Volgde daarna het figuurtje bij het oversteken van de tweede rijbaan tot het uit zijn gezichtsveld verdween en waarschijnlijk op het gebouw toeliep waar -

Ging achter zijn bureau zitten, ordende de voorwerpen die erop lagen alsof hij een zakenrelatie verwachtte. De kogelpennen in het pennebakje, brochures, clichéafdrukken aan een zijde van het blad, een blanco vel schrijfpapier voor zich op de onderlegger waarvan het briefhoofd luidde:

RECLAMEBUREAU EURO-AD.

Leunde daarna achterover in zijn stoel en wachtte af.

Met zijn attachécase als een nieuw verworven statussymbool in de hand verliet hij zijn huis... in zijn bewegingen bevroren... zag zichzelf. Beeldflits. Het heldere licht van een voorjaarsmorgen enkele weken geleden. Lichtvlek op de aluminium deurknop, iets uitmiddelpuntig. Een prop papier naast zijn voeten. De uitwerpselen van een hond. Zijn fotografische houding ontdooide.

Bijna onmiddellijk daarop - of net even ervoor? - moest hij iets gevoeld hebben, anders had hij niet opzij gekeken in de richting tegenovergesteld aan die welke hij in zou slaan. Een meter of twintig van hem af stond een kleine jongen van een jaar of negen, tien met een klein balletje te spelen dat hij op een wat kinderachtige manier met kleine tikjes van zijn hand omhoogsloeg en in dezelfde hand weer opving, schijnbaar nonchalant, schijnbaar onopvallend. Eén ogenblik was hij met het spelen gestopt, had hem vluchtig aangekeken en was toen doorgegaan met het geven van klapjes tegen het lullige balletje. De jongeman met de attachécase (hij) schonk er verder geen aandacht aan en vervolgde zijn weg. Hij had het jongetje wel vaker gezien, meestal alleen, soms spelend met andere jongens uit de tamelijk kinderrijke buurt en het was hem de laatste tijd opgevallen dat dit jongetje als enige terugkeek als hij eens in het voorbijgaan of geinteresseerd naar een groepje kinderen keek en soms zelfs even zijn blik vasthield. Mogelijk om wat extra aandacht voor zichzelf op te eisen zoals kinderen dat wel mee

Toen hij een kwartier later bij het kantoorgebouw waar hij werkte was aangekomen en de draaideur door wilde gaan, kreeg hij even dezelfde onbestemde sensatie als daarstraks, namelijk dat hij in het oog werd gehouden. Onwillekeurig omkijkend, zag hij hetzelfde jongetje lopen dat hij in de buurt van zijn huis had zien rondhangen.Vreemd, hij moest hem de hele tijd gevolgd hebben; de route die hij gegaan was sloot alle toeval uit. Hij deed echter of hij niets gezien had en liep de hal in, Vergiste hij zich of had het er even op geleken dat de jongen zich achter een volwassen voetganger had willen verschuilen toen hij zich omdraaide?

Enkele dagen later wist hij zeker dat hij gevolgd werd. Op de meest onverwachte momenten kon hem het aanwezigheidssignaal treffen: zittend op een cafè terras terwijl hij in een gesprek gewikkeld was en schijnbaar zonder reden opkeek, waarna hij - nauwelijks verbaasd meer - op de hoek van de straat de kleine gestalte ontwaarde, op straat lopend, alleen of met Mirjam zijn vrouw, op het moment dat hij zijn huis binnenging of dat van een kennis, eenmaal zelfs in de tram. En dan eventueel de keren dat hij het signaal niet opving en toch gevolgd werd. En hoe langer dit spel doorging, des te meer begon het hem te intrigeren.

Wat was hier aan de hand, vroeg hij zich af. Gewoon kinderspel? Detectivetje spelen? Mogelijk. Maar aan de andere kant stond het kleine gezichtje te serieus en werd het spel met een bijna fanatieke ernst gespeeld.

In het volgende stadium speelde hij het spel helemaal mee: de achtervolgde en zijn schaduw. Op straat keerde hij zich soms plotseling om, liep in tegengestelde richting; sloeg onverwachts een zijstraat in om daar, zich verschuilend in een portiek, de komst van zijn achtervolger af te wachten; ging een cafè binnen dat hij onmiddellijk door een andere uitgang weer verliet, maar niet één keer was hij erin geslaagd de jongen te verschalken of zijn schaduw van zich af te schudden.

Een paar maal daarentegen had hij geprobeerd met hem in contact te treden, maar dit was kennelijk niet de bedoeling, want nauwelijks had hij een paar passen in zijn richting gedaan of zijn pygmeeënschaduw trok zich terug, om meteen daarop de achtervolging te hernemen alsof er niets gebeurd was. Het sprak vanzelf dat de jongen van het begin af aan geweten had dat hij ontdekt was, maar dit hinderde hem blijkbaar niet in het minst en op den duur gaf hij zich zelfs nauwelijks nog moeite om zich verborgen te houden.

En dit was het dat hem langzamerhand onrustig begon te maken en hem werkelijk het gevoel gaf een achtervolgde te zijn. Mirjam, die hij nauwkeurig op de hoogte hield van het avontuur, had hem eerst niet willen geloven, meende dat hij over- dreef, temeer omdat hij haar niet een keer het zichtbare bewijs had kunnen leveren.Want uitgerekend de keren dat hij haar zijn achtervolgende schaduw had willen tonen had de jongen het verkozen slim te zijn en weg te glippen als hij haar - na zich eerst zelf overtuigd te hebben dat ze gevolgd werden - snel het hoofd om het draaien. Alleen de gedetailleerdheid waarmee hij de jongen beschreef verhinderde waarschijnlijk dat zij hem ervan verdacht het hele geval te fantaseren of misschien wel te halucineren. De jongen zelf amuseerde dit nieuwe kat- en muisspel blijkbaar, want als hij hem na een vergeefse poging tot materialisering weer in het oog kreeg, meende hij een vluchtige glimdach op het nog steeds ernstige gezichtje te bespeuren.

De laatste maal dat dit had plaatsgevonden was een dag of vijf geleden geweest tijdens een wandeling in het park. Stilstaand op een van de zijpaden had hij haar gespeeld hartstochtelijk gekust, terwijl hij langs haar wang kijkend zag hoe zijn kleine achtervolger met heldere géinteresseerde ogen op korte afstand van achter een struik het tafereel stond op te nemen alsof het een filmscène betrof. Toen vond hij het mooi genoeg.

(Was eerst van plan geweest met zijn handen Mirjams hoofd vlug om te draaien naar de plek waar de jongen zich ophield, maar had ingezien dat hij nooit vlug genoeg zou kunnen zijn.) Hij strekte zijn arm uit langs haar lichaam en wenkte de jongen met zijn gebogen wijsvinger naar zich toe. Het verwonderde hem nauwelijks dat hij niet kwam, maar wegdook tussen de struiken. Ook de rest van de middag liet hij zich niet meer zien.

Blijkbaar had hij de spelregels gebroken, de illusie verstoord en werd hem dit kwalijk genomen, want ook de daaropvolgende dagen vertoonde de jongen zich niet. En tot zijn eigen verwondering onderging hij zijn afwezigheid als een leegte, alsof er iets in zijn leven miste waaraan hij zonder dat hij het zelf wist gewend was geraakt. Het was belachelijk, maar meer dan eens betrapte hij er zich op dat hij met een zekere verwachting rondzag wanneer hij zijn huis verliet, een hoek omsloeg of..

Er werd geklopt. - Binnen, zei hij, de spanning in zijn stem bedwingend.

- Hoe heet je? vroeg hij. - Guido. Guido Jagt.

- Mijn naam hoef ik je natuurlijk niet te zeggen...

Pag 7-11 Amsterdam 1999 (De Bezige Bij)

Vaklokaal CKV-1 digitale school

Samenstelling bronmateriaal uitsluitend en alleen ten behoeve van het nieuwe vak ckv-1 uit het algemeen deel  voor havo en atheneum. Overnemen voor commerciele doeleinden verboden. Meewerken aan deze site? Opsturen via e-mail is voldoende.  Is er zonder uw toestemming en zonder bronvermelding gebruik gemaakt van uw teksten? Onze verontschuldigingen hierover. Laat het ons weten en wij geven een juiste bronvermelding of halen het materiaal van internet. Een financiele vergoeding kunnen wij helaas niet geven.
07/13/2003 last update