Passacaglia/Robert Pinget
Misschien het meest muzikale werk van Pinget. De titel laat wat dat betreft niets te raden over. Het boek bestaat uit steeds terugkerende elementen die door wisselende, ander elementen worden omspoeld. Dood, roerloosheid, afstand en stilte schuiven voortdurend over en door elkaar heen. Daarmee is de sfeer getekend, maar het verhaal nog niet verteld. Dat ontwikkelt zich als het ware uit de rest van de melodie.
Maar juist door motieven toe te voegen, heft het zich langzaam op. Het schrijft zichzelf de leegte in.

Passacaglia: (afkomstig van het Italiaans."passo di gallo", 'hanen-tred'). 17/18e eeuwse variatie-vorm boven een basso ostinato, meestal in mineur en 3/4 maat. Vooral populair als orgelcompositie. Basso ostinato: Ook wel "ostinate bas"; lett. "hardnekkige bas". Een thema of thematische figuur in de bas dat een aantal achtereenvolgende malen terugkeert, dat "zich niet laat verdringen". Als deze basso ostinato het hele stuk consequent standhoudt, dan spreekt men van een passacaglia

Uit het Frans vertaald door Roel te Velde

  Begin boek:

Zo kalm en grijs. Niets dat zich roert. Iets in het mechaniek moet stuk zijn maar te zien is er niets. De klok staat op de schoorsteen, de wijzers staan goed. Iemand in het kille vertrek moest net zijn binnengekomen, het huis was afgesloten, het was winter. Zo grijs en kalm. Moest aan tafel zijn gaan zitten. Verstijfd van de kou, totdat het duister werd. Het was winter, de tuin dor, onkruid op de binnenplaats. Maandenlang zou er geen mens zijn, alles is op orde. De weg erheen loopt langs land waar niets op stond. Er vliegen raven op of eksters, niet goed te zien, nog even en het is duister.

De klok op de schoorsteen is van zwart marmer, de wijzerplaat goudomrand met Romeinse cijfers.

De man die een uur of wat eerder aan die tafel had gezeten die dood was aangetroffen op de mestvaalt zou niet alleen zijn geweest, een man op wacht hield een oogje in het zeil, een boer die te vertrouwen was en die op een grijze, kille dag alleen de overledene had zien zitten, naar de kier van het luik zou zijn gelopen en duidelijk zou hebben gezien hoe hij de klok kapot had gemaakt en toen terneergeslagen op zijn stoel was blijven zitten, met de schouders op tafel en het hoofd in de handen. Wat moet men aan met dit gemurmel, het dringt niet door.

Een door oude gebouwen omgeven binnenplaats, met kasseien bestraat en goed onderhouden, een rechthoek met aan de noordkant dus waar je naar binnen gaat een blankhouten poort en twee groepjes roze hortensia's, met aan de zuidkant tussen schuur en varkensstal wat meer naar achteren een perk irissen, een feest voor het oog in het voorjaar, aan de westkant het woonhuis, aan de oostkant jonge olmen, in het midden de fontein met zijn uitgesleten ronde bak en als afvoer een monsterfiguurtje.

Het zou allemaal al veel eerder dan toen zijn begonnen, maar o die behoedzaamheid, o die oplettendheid, er zouden maar een paar verwikkelingen aan het licht zijn gekomen, en dan nog met moeite, met een informatiebron die het elk moment kon laten afweten, dat bijna onhoorbare gemurmel met hier en daar een stilte of een snik, wat je dus had kunnen laten voor wat het was en zo alles laten beginnen op het uur dat de klok kapotging, wat te doen.

Op een dag in het voorjaar was hij aan tafel gaan zitten, hij kwam van buiten, het was stralend weer, hij hield een bosje irissen in de hand dat hij liet vallen, ineens even van de wereld, en toen hij weer bij bewustzijn kwam opraapte en in een vaas zette die hij naast de klok een plaatsje gaf, een paar uur nog maar en er zou een nieuw seizoen aanbreken dus als het irissen waren moest het wel een late variëteit zijn, niet goed te horen, orchissen misschien, een bosje orchissen hartje zomer, de tijd dat het buiten één wemeling was van allerhande in bloei staande planten, ze hadden hem zien terugkomen met zijn oogst, wat voor man was hij om zijn huis zo in de bloemen te zetten, wie eenzaam is doet rare dingen, hartstochten die zich niet laten verklaren, hebbelijkheden, je weet maar nooit, voorzichtig.

In het ergste geval was er alleen die buurman die hij op sommige dagen op wacht zette, niet dat hij gezegd had waarom dat zo nodig moest maar de ander zei niet nee want het betaalde lekker, hij stond op wacht en rookte zijn pijp, tot hij werd afgelost door zijn vrouw die de geiten hoedde en onderwijl in gebogen houding een pen volbreide, ze vergeet op te kijken en ziet niet...

Zo kalm en grijs. Het lijk ligt voorover op de mestvaalt en het kind van de buren komt van school en moet het tussen de olmen door hebben zien liggen, ernaartoe zijn gelopen, het bewegingloze lichaam zachtjes bij de schouder hebben aangeraakt en toen naar zijn moeder zijn gerend, de avond viel, vader was aan het werk in de moestuin, ze riepen hem erbij, ze liepen naar de plek waar het was gebeurd, en het was zo, de ander was al verstijfd.