|
Gabriel
Fauré
(1845 - 1924) |
Op 12 mei 1845 wordt
Gabriel-Urbain Fauré geboren, als jongste van 6 kinderen, in Pamiers
aan de voet van de Pyreneeën. In 1854 wordt de dan negenjarige naar
Parijs gestuurd naar de Ecole de Musique Religieuse et
Classique. Daar krijgt hij les van onder meer Saint-Saëns in
compositie, alsmede piano- en orgelles. Zijn eerste stukken stammen
uit circa 1861. In 1865 wint Fauré een eerste prijs voor compositie
met (waarschijnlijk) zijn Cantique de Jean Racine, opus 11. ![]() Datzelfde jaar verlaat hij de school en bezet hij achtereenvolgens diverse organistenplaatsen. Hij is een van de medestichters van de Société Nationale de Musique, die tot doel heeft werk van jonge Franse componisten uit te voeren (dit was in 1871; in 1909 splitst zich de Société Musicale Indépendante hiervan af, waarvan Fauré de eerste voorzitter wordt). Hij wordt compositieleraar aan het Parijs conservatorium in 1896, en is daar directeur van 1905 tot 1920, wanneer hij ontslag moet nemen wegens hardhorendheid. Hij sterft in Parijs op 4 november 1924. Zijn muzikale stijl past in de Franse traditie
die hij via Saint-Saëns heeft meegekregen. Deze kenmerkt zich, in
vergelijking met romantischer Franse componisten door het gematigde
karakter, de grote logica en het teruggrijpen op klassieke vormen. Hij
wordt wel als wegbereider van het impressionisme gezien. Luister naar twee
beroemde werken van Fauré. |
|
|
|
Eén van de grootste componisten van het romantische lied uit de negentiende eeuw |
|
Als componist heeft Fauré zich ook beziggehouden met het romantische lied. Zijn leraren hadden hem in contact gebracht met dichters als Hugo, Gautier en Baudelaire. Zijn vroegste liederen bevatten al kiemen van zijn originaliteit, maar ze waren nog gecomponeerd in de strenge klassieke stijl die hij op school leerde. Toch is zijn gedrevenheid om nieuwe dingen te proberen en zijn intuïtie te volgen ook in zijn vroegste werken vast te stellen. Deze geven blijk van een gestage ontwikkeling. In zijn latere liederen slaagt hij erin de betekenis van de tekst geheel in muziek te vangen. Liederen als les Berceaux en le Secret gaan een stap verder dan de dichter met woorden alleen kon. De muziek toont daar de ware essentie van het gedicht. | |
In 1887 zette Fauré het gedicht ‘Clair de Lune’ van Paul Verlaine uit diens bundel ‘Fêtes Galantes’ op muziek. Verlaine was één van de belangrijkste Franse dichters uit de tweede helft van de negentiende eeuw en zijn gedichten zijn door veel componisten getoonzet. De titel ‘Fêtes Galantes’ ontleende Verlaine aan de gelijknamige schilderijen van de Franse rococo schilder Antoine Watteau (1684-1721). In het gedicht “Clair de Lune” (maneschijn), dat voor Debussy trouwens ook inspiratiebron was voor zijn gelijknamige pianostuk, schildert Verlaine iemands ziel met beelden, die ontleend zijn aan de schilderijen van Watteau. |
![]() |
Fauré’s lied doet bijna aan een “koraalbewerking”
denken. In eerste instantie is het net of de pianobegeleiding en de melodie van
de zangstem (vergelijk het “koraal”) twee zelfstandige eenheden zijn. De
piano speelt een menuet, een dans die in de rococo zeer in zwang was en de stem
zingt daarboven een vrij monotone melodie. Maar samen vormen ze een schitterend
geheel.![]() |
|
Een belangrijk deel van Fauré's muzikale ontwikkeling was te danken aan zijn omgang met invloedrijke vrienden, beroemdheden die hij ontmoette in de salons in Parijs. Zijn vrienden hielpen hem zijn muziek te publiceren, moedigden hem aan en hielpen hem aan teksten die hij kon gebruiken. De salons waren in die tijd dé plaats om andere muziek te horen en je werk voor publiek uitgevoerd te krijgen. Een belangrijke salon was die van Pauline Viardot. Zij trad op als Fauré's adviseur en raadde hem aan een opera te schrijven om een doorbraak te realiseren. Fauré voelde daar wel iets voor, maar slaagde er niet in een goed libretto te vinden. Het zou twintig jaar duren voor hij dit plan zou voltooien. | |
De Madeleine was niet zozeer een kerk, als wel een plaats voor de beau monde om zich te laten zien. Na de hoogmis op zondag verzamelde zich het publiek om de kerkgangers te bewonderen en kennis te nemen van de nieuwste mode. Het was ook een geliefde plaats voor het houden van begrafenisdiensten voor belangrijke persoonlijkheden. |
|
In
1877 werd hij, dank zij de invloed van Saint Saëns en Gounod,
koordirigent van de Madeleine in Parijs. Deze kerk was een van Parijs'
belangrijkste (na de Nôtre Dame), maar zijn nieuwe positie bracht ook
nieuwe zorgen met zich mee. Fauré's hoofdtaak was het verzorgen van
de muziek bij de diensten. Samen met het bestuur werd de muziek
uitgekozen, daarna moest hij het koor en de begeleidende
instrumentalisten instuderen (er wordt expres niet gesproken van een
orkest, omdat het gezelschap steeds opnieuw moest worden samengesteld,
wat niet weinig bijgedragen moet hebben aan Fauré's zorgen).
Vrouwelijke uitvoerenden werden in die tijd niet toegestaan, zodat de
sopraan en altpartijen werden gezongen door zo'n twintig jongens.
Fauré noemde deze jongens zijn ganzen.
Naast zijn problemen met de koorzangers verschilde Fauré vaak van mening met de kerk over de keuze van de muziek. Geheel in lijn met de profijtelijke praktijk was er de leiding veel aan gelegen het de kerkbezoekers naar de zin te maken. Daarom klonk er veel populaire, opera-achtige muziek en was er geen plaats voor echte religieuze muziek. Deze wereldse pracht en praal moet Fauré een wat verwrongen beeld van het religieuze bedrijf hebben gegeven. Zijn eigen religieuze opvattingen waren enigszins atheïstisch. Hij weigerde de dogma's van de moederkerk volledig te omarmen. Deze opvatting horen we terug in zijn requiem. Fauré werd dus ernstig beperkt in het streven, waarop zijn opleiding hem had voorbereid en wanneer hij dan eens een experiment in die richting waagde, werd hij meteen op zijn vingers getikt. De betaling was ook al niet geweldig. Hij ontving 3000FF salaris per jaar en de bedragen die hij ontving voor zijn composities waren weinig meer dan een fooi. Daarom moest hij les geven, en verdeed veel tijd met het heen en weer reizen tussen diverse leerlingen. |
|
Solists of the Polish Nightingales performed "Pie Jesu" from Gabriel Fauré's Requiem in the gala concert marking the choir's 50th anniversary. |
|
Het Requiem van Gabriel Fauré is geen uiting van treurnis over een overledene. Fauré schreef zijn dodenmis pour le plaisir, dus gewoon, zomaar, omdat het hem leuk leek een requiem te componeren. Misschien verklaart het de troostende lichtheid die het stuk zo bijzonder maakt. In hoeverre de dood van zijn vader in 1885 heeft bijgedragen aan de totstandkoming van het werk is onduidelijk (overigens stierf zijn moeder op 31 december, zo'n twee weken voor de première). 0ver de reden waarom het Requiem geschreven is, schrijft Fauré in een brief aan componist/dirigent Maurice Emmanuel, die om programmatoelichting vraagt voor een uitvoering van het stuk in 1910: |
|
|
|
Van Fauré's Requiem bestaat een kerkversie en een concertversie.
De versie van het Requiem die tegenwoordig altijd wordt uitgevoerd, is niet de oorspronkelijke. De eerste uitvoering van het in 1887 gecomponeerde werk vond plaats op 16 januari 1888 in La Madeleine in Parijs. Het werk bevatte toen nog geen Offertorium, en ook het Libera Me was nog niet opgenomen. In 1889 werd het Hostias ingelast en wat later ook nog het "canonkoor" O Domine Jesu Christe dat het Hostias omringt. Daarmee ontstond het Offertorium in zijn huidige vorm. Het Libera Me was al in 1877 gecomponeerd, maar werd pas in 1890 aan het Requiem toegevoegd. De orkestbezetting was in de oorspronkelijke versie: eerste en tweede altviolen, eerste en tweede celli, contrabas, orgel, hoorns, trompetten, trombones, harp en vioolsolo in het Sanctus. De orkestratie zoals wij die kennen, met houtblazers en violen, was pas in 1900 gereed. Toen ook pas werd het werk gepubliceerd. Opvallend is dat in het begin van deze eeuw het Requiem lang niet zo populair was als tegenwoordig. Wat dit Requiem anders maakt dan andere is het
feit dat van de Sequenta (Dies Irae) alleen het laatste stukje
overbleef (Pie Jesu), dat op de plaats van het Benedictus terechtkwam.
Het Benedictus ontbreekt dan ook. Verder komen het Libera Me en het In
Paradisum normaal gesproken ook niet in een Requiem voor. Al met al
heeft dit Requiem een heel vredig, berustend karakter: vooral ook
omdat het vaak toch opstandig klinkende Dies Irae is weggelaten. Luister naar het
'Pie Jesu' en het 'In Paradisum' en onderga de sfeer. La Madeleine Begonnen
met de bouw in 1764 tijdens het regime van Louis XV en ontworpen door
Constant d'Ivry die gebruik maakte van plannen gebaseerd op de
St-Louis-des-Invalide Kerk. Deze plannen werden met de grond gelijk
genaakt door een tweede architect die een model van het Pantheon
mooier vond. Dit ontwerp werd ook niet geaccepteerd, waardoor het werk
van 1790 tot 1806 stil lag. Napoleon besloot toen dat er een tempel
van de overwinning gebouwd moest worden ten favoure van zijn leger en
Pierre-Alexandre Vignon werd met deze opdracht opgezadeld. Nadat de
restanten uit 1790 met de grond gelijk waren gemaakt, werd begonnen
met de bouw van wat een Griekse tempel moest worden. De vereeuwigde
rol van het gebouw was verloren toen de Arc de Triomphe af was in
1808, en de focus van het gebouw dubbelzinnig werd. In 1814 besloot
Louis XVIII dat de Madeleine een kerk zou worden, maar in 1837 was het
bijna het treinstation van Parijs geworden. Uiteindelijk werd het in
1842 een kerk. Nu worden er iedere week concerten gegeven. Op zondag
zijn de concerten vaak gratis. La Madeleine blijft ook nog steeds een
gebedsplaats.
|