|
Franz Lehár
Naast opera ontstond er een luchtiger vorm van muzikaal theater bijv. "opera buffa" in Italië en het 'singspiel' in Duitsland. Ook de Franse 'veaudeville', kan min of meer als voorloper van de operette worden beschouwd. De Franse componist Jacques Offenbach gaf het de vorm die operette nu heeft en behoort tot 'het licht muzikaal theater'. |
Franz Lehár werd geboren in Komáron (nu op Slowaaks grondgebied) op 30 april 1870. Toen hij 15 jaar was, werd hij opgenomen in het Praagse conservatorium, waar hij viool- en compositielessen kreeg van niemand minder dan Dvorák. Na zijn studies aan het conservatorium trad hij in dienst van het leger, waar hij een tijdje in het harmonieorkest dat zijn vader dirigeerde, speelde. Op twintigjarige leeftijd werd hij zelf dirigent. In Pola, aan de Adriatische zee, ontmoette hij Felix Falzari, die zijn eerste librettist werd. Hij schreef de libretto's van Lehár's eerste opera 'Kukuschka', dat in Budapest en Leipzig opgevoerd werd. Hij stapte uit het leger, maar het succes was minder dan verhoopt, en Franz Lehár werd genoodzaakt terug te keren naar zijn vroegere post. | |
Toen hij in januari 1902 een succesvolle wals schreef voor het bal van prinses Metternich, was zijn carričre verzekerd. Hij verliet voorgoed het leger en werd Kapellmeister aan het theater van Wenen, waarvoor hij de operette 'Wiener Frauen' schreef. Ondertussen was hij ook bezig aan een andere operette 'Der Rastelbinder' naar een libretto van Victor Léon, die voor het Carltheater - de concurrentie - werkte. Daardoor moest hij zijn post als Kapellmeister opgeven en begon hij fulltime te componeren. | |
In 1905 componeerde hij 'Die lustige Witwe', dat een wereldwijd succes werd. Ook
nu nog wordt 'De vrolijke weduwe' dikwijls uitgevoerd, onder de vorm van
operette, theater, ballet, films, ijsshows...
De operette speelt zich af in het milieu van graven en baronnen, diplomaten en hoge militairen. Het gaat natuurlijk om de liefde en in deze operette nog meer om geld. Om miljoenen om precies te zijn, die in het happy-end natuurlijk bij de juiste persoon terecht komen. |
|
Tenor polonęs Piotr Beczala cantando "Die Lustige Witwe - Wie eine Rosenknospe". |
|
Het overweldigende succes maakte
Franz Lehár zeer rijk. De successen bleven maar duren. Elke operette die hij
schreef, werd met veel enthousiasme onthaald. Tussen 1925 en 1934 schreef hij
maar liefst zes operettes.
In 1935 stichtte hij zijn eigen muziekuitgeverij om zoveel mogelijk controle te
hebben over de uitvoeringen van zijn werken. Hij kocht daarvoor alle rechten
over die andere uitgevers over zijn werken hadden. WERK: Opera: Kukuška (1896; in 1905 herzien als Tatjana). – Operettes: Der Rastelbinder (1902); Der Göttergatte (1904); Das Fürstenkind (1909); Zigeunerliebe (1910); Eva (1911); Die ideale Gattin (1913); Endlich allein (= Schön ist die Welt, 1914); Wo die Lerche singt (1918); Die blaue Mazur (1920); Die Tangokönigin (1921); Frasquita (1922); Die gelbe Jacke (= Das Land des Lächelns, 1923); Paganini (1925); Der Zarewitsch (1927); Giuditta (1934). – Singspiele, o.a. Friedericke (1928). – Voorts: walsen, marsen, dansen, kamermuz., filmmuz. en liederen. Samenstelling bronmateriaal ten behoeve van het nieuwe vak ckv-1/2 uit het profiel cultuur en maatschappij voor havo en atheneum. Meewerken aan deze site? Opsturen via e-mail is voldoende. Is er zonder uw toestemming en zonder bronvermelding gebruik gemaakt van uw teksten? Onze verontschuldigingen hierover. Laat het ons weten en wij geven een juiste bronvermelding of halen het materiaal van internet. Een financiele vergoeding kunnen wij niet geven. 05/27/2007 update |