CKV-1  De onmogelijke liefde: een verleiding!

Opdracht: Natuurlijk voor 2 personen. Print de gehele dialoog uit en gebruik deze om je grondig voor te bereiden. In de les en voor de klas zijn er de volgende mogelijkheden:

  • vanaf je plaats oplezen van de dialoog,
  • voor de klas oplezen, (al een stuk moeilijker!)
  • je maakt er een toneelstukje van; je maakt gebruik van de schuingedrukte toneelaanwijzigingen. 

[uitprinten voordat je aan je voorbereiding begint]


ADAM IN BALLINGSCHAP Vondel

Vondel vatte de plot van dit treurspel als volgt samen: "God stelde Adam en Eva in het paradijs, huwde hen tezamen, en gebood ze op straffe des doods niet te eten van de boom der kennis van goed en kwaad: maar de hofslang, listiger dan alle dieren, en van de Satan bezeten, verleidde eerst Eva de verboden vrucht te proeven, en door Eva haar man. Toen keken ze pas uit hun ogen, en zagen hun naaktheid (want zij stonden beiden van het kleed der onschuld en erfrechtvaardigheid beroofd), en vlochten vijgebladeren om zich te bedekken. Ondertussen verscheen het streng gerecht des Allerhoogsten, en bestrafte hen die zich tevergeefs, de één na de ander, van schuld probeerden vrij te pleiten, met als straf dat zij uit het paradijs in ballingschap gedreven werden."

'Het treurtoneel is in het paradijs. Het begint voor de morgenstond, en eindigt met de avondstond', schreef Vondel in een regieaanwijzing. Adam in Ballingschap beantwoordt aan de Aristotelische eisen van de tragedie: eenheid van tijd, plaats en handeling. Het is verdeeld in vijf bedrijven, die worden afgesloten door een koor. In dit geval door de Rei van Wachtengelen, die het paradijs bewaken. Alleen heeft Adam het laatste woord; zijn de engelen sprakeloos van verdriet? In verzen vertelt Vondel hoe Adam en Eva uit het paradijs verdreven werden omdat zij ongehoorzaam waren geweest. Hij baseerde zich op het bijbelboek Genesis, hoofdstuk drie. Adam in Ballingschap werd verboden door de predikanten wegens blasfemie en pas in 1920 voor het eerst in Nederland gespeeld door de NV Het Tooneel.

Tijdens het bruiloftsfeest heeft Adam gesproken met God. De slang heeft gebruik gemaakt van zijn afwezigheid om Eva te verleiden tot het eten van de verboden appel. Zij heeft net een hapje genomen als Adam terugkomt.

ADAM

Nu keer ik weder naar mijn bruid, mijn halve ziel.

Waar mag zij steken? Wat bespiegeling onderhield

haar middlerwijl? Ik zie haar in schaduwen gezeten

bij die verboden boom. Wat is dit? Wie bracht haar eten?

Dit voorspelt niet veel goeds. Ik zie mij doof, en stom.

EVA

Kom hier, mijn liefste. Hoe? is nu de bruidegom

afkerig van zijn bruid? Ik wacht u met verlangen.

ADAM

Hoe staat het hier? Hoe dus? Wat lust heeft u bevangen?

Mijn lief, wie nodigde u ter feest op deze wijs?

EVA

Gods appelboom verleent mij schaduwen en spijs.

ADAM

Wat spijs? Een spijs zo hoog van Gods geboden te schuwen?

EVA

En hierom lustte 't mij daar minder van te gruwen.

't 'Verbod ontstak de lust. Mijn bruidegom, mijn troost,

aanzie die appel eens. Al zie hoe schoon hij bloost.

Indien de schil het oog uitwendig kan vermaken,

gedenk hoe liefelijk het binnenste moet smaken.

ADAM

Och smaak! Een koude koorts rijdt over al mijn Ieën.

Mijn haar rijst overeind. Och lief, waar moet dit heen?

Wat wordt mijn hart beklemd! Dat God die appel schende,

die boom uit de aarde rukke. 0 jammer, o ellende!

Is dit alreeds de vrucht, de vreugd van 't bruiloftsbed?

Ontheiligt ge zo snood des Allerhoogsten wet?

EVA

Nu bruigom, wees gerust. Ik snap wel wat de wet zeit,

en beter dan gij meent. Wat stoort uw nauwgezetheid

zich aan een appelbeet? Da's louter bijgeloof.

ADAM

Helaas, wat hoor ik nu! Och waar ik stom, en doof,

en blind: ontbrak het mij aan ogen, en aan oren,

dan zou ik in die staat, 1t is droef, u zien noch horen.

EVA

Niet hoger, bruidegom, hier is geen kwaad begaan,

ontvang mijn eerste gave en tast die appel aan.

Geloof en volg uw bruid, en proef, en na het smaken

oordeel dan met verstand, met kennisse van zaken.

ADAM

Zou ik, u volgende, de Opperste versmaän?

De hemel hoede mij voor zulk een stout bestaan.

Men kan niet straffeloos dees hofwet overtreden.

EVA

Wat hofwet? Deze wet is strijdig met de rede.

ADAM

Gods rede overtreft al 't menselijk vernuft.

EVA

Een die rechtschapen is wordt niet zo licht verbluft

door ijdele vrees. ik proef wat kennis in dees spijs leit.

ADAM

God vrezen is 't begin van kennis en van wijsheid.

Wie hem gehoorzaamt, en zich onder zijn wet

gewillig buigt, is vrij van zulk een lastersmet.

Ik merk alreeds hoe zich d'engelen dit belgen.

EVA

k Geloof een engel schudde een appel van dees telgen.

Ik ving dit boombanket in 't vallen met mijn hand,

niet als een gruwel, maar als heilgenadepand.

Wat laat ge tranen langs uw kaken nedervloeien?

Wilt gij de lust van uw beluste bruid besnoeien,

haar nors bejegenen met ene wederzin?

Da's zeker nog te vroeg, dat brengt geen vriendschap in,

dat hebt ge ook niet beloofd, toen gij mij eerst aanschouwde,

de huwelijksgod mijn hand in d'uwe vlocht en trouwde,

en 't huwelijk zegende. Ben ik uw vlees en been,

gedraag u dan als man, en laat ons lotgemeen

tezamen leven. Ik nood u op Gods eigen gaven.

Dan zal uw kennis trots tot aan de sterren draven.

Dan wordt ge in wetenschap en wijsheid God gelijk.

Gebruik uw vrije wil, en toon mij 't eerste blijk

van liefde, in 't volgen van mijn allereerste bede.

Ge kunt niet weigeren. En volgzaamheid baart vrede.

ADAM

0 welk een strijd! Wat 's dit een gewichtig hoofdgeschil!

In wetenschap God zelf gelijken, de eigen wil

te volgen, zonder op 't ooftverbod te letten:

of onder God staan en het juk van zijne wetten

te dragen, als een slaaf, uit vreze voor de straf

EVA

Wat treuzelt ge? Gebruik wat ons de hemel gaf,

uw vrije wil, en 't goed, u heden aangeboden.

De Godheid heerst omhoog: hier heersen aardse Goden.

ADAM

0 welk een strijd! Hier staat het vrouwenbeeld; daar God.

Hier vleit me haar bede: daar dreigt me een streng verbod.

Zal ik de liefde en gunst van mijne vrouw ontberen,

of de opperste genade in ongena verkeren?

Een onweer woedt er in mijn geest, wat baart de keur

in zulk een onderscheid veel angst! Wat stel ik veur:

de vriendschap van mijn vrouw, of 's hemels gunst te derven?

Durf ik in mij het beeld, dat God gelijkt, miserven,

mijn ziel ontluisteren, om zulk een snood genot?

Nee, nee, van mijne vrouw gescheiden, rustig God,

de oorsprong van mijn heil omhelsd en aangehangen. I

k heb van zijn milde hand alreeds te veel ontvangen,

en verwacht oneindig meer uit zijnen volle schoot.

Ik kies het leven voor de baarlijke dood.

Mevrouw, wat vraagt ge mij! Ik laat me niet misleiden.

'k Getroost me niet van God, maar eer van u te scheiden:

indien ik één van twee moet kiezen. Dit sta vast.

EVA

Dan breekt ge reeds de band des huwelijks, zonder last,

ja tegen 's hemels wil, en durft het huwelijk schennen,

om enen appelbeet, en geeft uw aard te kennen,

die trouweloze aard, gelijk een jonge wulp.

Nu Adam, dat gaat wèl. Ga heen: gij hoeft geen hulp

noch vrouwentroost: gij kunt genoeg met dieren leven,

en kent ze, stuk voor stuk, en kunt ze namen geven.

Gij wendt u tot geen vrouw, en acht haar uw vlees en been

niet langer: want uw hart verkeert in ijs en steen.

Welaan, ik weet genoeg, maar komt ge uw vrouw te zoeken,

en vindt ze niet; dan mag u hullen, schreien, vloeken,

maar 'k zweer het zal u niet gebeuren haar te zien,

en Eva acht u ook niet waard voortaan haar mond te biën.

Ik neem de hof, en alle dieren tot getuigen

van uwen wrevlen aard. De wreedste leeuwen buigen

zich onder hun leeuwin. De tijger brandt van min,

en ziet niets liever dan zijn lieve tijgerin

naar d'ogen en de mond. Zij drinken uit één ader,

en eten éne spijs, en wandelen tegader:

maar Adam acht zijn bruid, zijn jonge weerga niet.

Leef lang. Bedenk dat gij uw vrouw voor 't laatste ziet.

ADAM

Och och, waar gaat ze heen? Och, wil nog even beiden!

Mijn liefste, houd nog stand.

EVA

Wij zijn alreeds gescheiden. Wat houdt ge mij?

Laat los. Dan leeft ge frank en vrij.

Bemin een andere, die gij meer bemint dan mij.

Gij kwam al slapend aan een bedgenote, en vrouw,

en nam haar zonder liefde, en scheidt nu zonder rouw.

Wie zonder min verkrijgt, kan scheiden zonder smart.

Een andere ribbe ligt u nader aan het hart.

Dat de Opperste u een vrouw, naar uwe zin, boetsere.

Gebeurt dit, als ik 't wens, bemin haar, en houd haar in ere:

bemin haar meer dan mij: of als u dat bezwaart,

blijf liever eenzaam, als voorheen, en ongepaard:

dan zult ge een vrouwenhart niet kwetsen en bedroeven.

ADAM

Och zwijg, mijn liefste, zwijg. Gij nijpt mijn hart met schroeven

Hoe kan ik God èn u behagen in deze zaak!

De hoogste wijsheid vindt in trouwbreuk gene smaak.

Zij voegde ons tezamen. Laat ons dan samen leven.

0 Vader, kunt ge uw zoon een struikeling vergeven,

dat ik een ogenblik mijn wederga behaag,

zie dit over het hoofd. Het is alleen een vlaag.

Men moet een zwakke zacht en liefdevol bejegenen,

met alle eerbiedigheid. Gij kunt de appel zegenen,

en scheiden het vergif, dat voortspruit uit 't verbod.

Nu geef die appel hier, dan delen wij één lot.

EVA

Zo leert men goed en kwaad met kennis onderscheien.

Wel, waarom schudt ge het hoofd?

ADAM

ik hoor de bruiloftsreien

een klacht aanheffen, die de bruiloftsgalm verdooft.

EVA

Mijn lief, hoe ziet ge dus bestorven om uw hoofd?

Schep moed, mijn lief.- gij hoeft te schrikken noch te schromen.

ik heb alleen die last op mijne ziel genomen.

De Rei van Wachtengelen heft een treurzang aan die eindigt met de woorden:

'Och Adam, hoge ceder / Hoe ploft ge dus terneder!'