ZANNI

Dan komen - afkomstig uit Bergamo - de clowns die eigenlijk het meeste indruk maken. Het zijn de Zanni (Zani). De oudste naam is met één n; het Italiaanse taalgebruik heeft er later Zanni (in het enkelvoud ook wel Zanne) van gemaakt. De naam is naar alle waarschijnlijkheid afgeleid van de Venetiaanse vervorming van Giovanni. Wij zouden dus zeggen: de jantjes. Dit neemt niet weg, dat men ook naarstig naar andere verklaringen heeft gezocht.

Oorspronkelijk zijn zij niet altijd de bedienden in het stuk geweest, maar langzamerhand worden zij dat wèl. Men neemt aan, dat dit geschiedt met de herinnering aan de komische slavenrollen in antieke blijspelen.

De Zanni zijn de ziel van het stuk! De eerste Zanne (Zanni of Zani; dit is soms zijn eigennaam) is de figuur die de touwtjes van de intrige aan elkaar knoopt. Hij is altijd listig, steeds geestig, hoogst amusant, bijzonder levendig, plots naief, soms goedhartig, zeker vraatzuchtig, nimmer 'met de waarheid gehuwd', vol zotternij, een spotter en een intrigant, het ene zonderlinge avontuur belevend na het andere en stellig uit alle gevaren weer ongedeerd tevoorschijn springend. Naast hem en soms in levendig contrast, staat de tweede Zanne: in een aantal gevallen zot en dom en onhandig, een figuur die zijn linkerhand niet van de rechter weet te onderscheiden, maar een andere keer weer ineens vol listigheden. Allardyce Nicoll vergelijkt hen beiden met Laurel en Hardy.

Ja - die Zanni: daar zijn zij, onder allerlei uiteenlopende benamingen, maar bijna altijd eindigend met de verkleinende uitgang -ino: Arlecchino, Truffaldino, Pasquino, Tabarrino, Bertolino, Passerino, Fritellino, Pedrolino en nog vele van dergelijke namen meer. Wij hebben als eerste Zanni ook Brighelia en Scapino (min of meer tweelingbroeders; de naam is afgeleid van 'scappare': er van door gaan). Als tweede Zanni. treffen wij figuren aan als Burattino, Flautino enz. Er zijn later nog Franse afleidingen van de Zapini ontstaan. Turlupin, Sganatelle, en tenslotte, in de verte, ook nog Figaro ...

De Zanni zijn de ziel van het stuk! De eerste Zanne (Zanni of Zani; dit is soms zijn eigennaam) is de figuur die de touwtjes van de intrige aan elkaar knoopt. Hij is altijd listig, steeds geestig, hoogst amusant, bijzonder levendig, plots naief, soms goedhartig, zeker vraatzuchtig, nimmer 'met de waarheid gehuwd', vol zotternij, een spotter en een intrigant, het ene zonderlinge avontuur belevend na het andere en stellig uit alle gevaren weer ongedeerd tevoorschijn springend. Naast hem en soms in levendig contrast, staat de tweede Zanne: in een aantal gevallen zot en dom en onhandig, een figuur die zijn linkerhand niet van de rechter weet te onderscheiden, maar een andere keer weer ineens vol listigheden. Allardyce Nicoll vergelijkt hen beiden met Laurel en Hardy.

Ja - die Zanni: daar zijn zij, onder allerlei uiteenlopende benamingen, maar bijna altijd eindigend met de verkleinende uitgang -ino: Arlecchino, Truffaldino, Pasquino, Tabarrino, Bertolino, Passerino, Fritellino, Pedrolino en nog vele van dergelijke namen meer. Wij hebben als eerste Zanni ook Brighelia en Scapino (min of meer tweelingbroeders; de naam is afgeleid van 'scappare': er van door gaan). Als tweede Zanni. treffen wij figuren aan als Burattino, Flautino enz. Er zijn later nog Franse afleidingen van de Zapini ontstaan. Turlupin, Sganatelle, en tenslotte, in de verte, ook nog Figaro ...

Ludi Zaneschi

De vroegste figuren uit deze Ludi Zaneschi (Zannespelen) zouden uit diverse streken van Italië afkomstig zijn, maar de latere zijn, zoals gezegd, altijd uit Bergamo. De Italianen uit andere plaatsen amuseren zich om het dialect van die stad. Het schijnt dat vele lieden uit Bergamo in de zestiende eeuw te Venetië als havenarbeiders werkzaam zijn en blijkbaar dragen zij een soort zeemanscostuum met lange, wijde broek. Het zou mogelijk kunnen zijn, dat de Zanni hieraan de kledij ontlenen die voor de meesten van hen (niet allen!) typisch is (thans nog bewaard in de kledij van Pedrolino - Pierrot en van Paljas). Het is in elk geval een dracht die geheel en al afwijkt van de mode uit de zestiende en volgende eeuwen. Voeg daarbij natuurlijk het masker - en de figuur is compleet.

Arleechino, gravure van J. Wachsmuth, Augsburg ca. 1750

Allereerst: hier komt Harlekijn. Leve Harlekijn, evviva Arlecchino! Daar hebben wij hem: de meest spectaculaire figuur van de hele commedia deli'arte.

Hoe ziet hij eruit? Hij is geen tweelingbroer van de andere Zanni. Zijn broek is nauwer (soms reeds in de zestiende eeuw, heel nauw; later is dat altijd zo). De kleuren zijn bont: van boven tot onder is zijn pak gelapt. Latere tijden gaan dat stileren: dan krijgen wij het pak met ruitpatroon in rood, blauw, groen en geel.

Pedrolino, Arlecchino en Pulcinella

Arlecchino's masker: met sterk gemodelleerde wenkbrauwen en soms duidelijke lijnen over de wang, op het kale voorhoofd een geduchte rode buil. Het is altijd zwart en lijkt flink boosaardig. Dikke borstels volgen bij de vroegste Harlekijn het verloop van de wenkbrauwen, zij omzomen het masker en sluiten het aan de onderkant weer af, vlak onder de neus als een soort barbaarse snor. Het is meestal een half masker: mond en kin zijn onbedekt; soms echter komt ook een dubbel masker voor, waarvan het onderste over de kin gaat. De zonderlingste snakerijen voert hij uit, deze Arlecchino, beweeglijk, lenig, acrobatisch, naief en scherpzinnig. heeft hij voor belevenissen! Hij huilt en lacht, al naar de voorkeur van zijn liefde uitgaat naar droefheid of luim; hij ageert als David tegen Goliath, of hij broedt zijn eigen eieren uit; hij loopt in alle mogelijk verkledingen en wordt dan niemand herkend ... hij brengt een kind ter wereld, en danst en springt en draait in het rond ... Plots zien wij Arlecchino aan één kant als man, aan de andere als vrouw verkleed. Met zijn snelle wendingen, waardoor de tegenspeler nu de ene kant ziet, dan de andere, brengt hij deze in de waan, met twee fik van verschillend geslacht te doen te hebben. Als god Mercurius daalt Arlecchino uit de hemel, als Diana gaat hij op jacht, zwaar bepluimd en met lange sleep.

Arlecchino met masker, kleine hoed en houten zwaardje ('batoccio') dat soms een soort klepper wordt ... Er is geen figuur die zo op de verbeelding werkt; geen die zó het toneel weet te vullen met de snakerijen van zijn curieuze persoonlijkhei Soms marcheert hij het toneel op met stijve knieën, waardoor hij een effect waardigheid wil bereiken; soms zien wij dat zijn kop op lange hals ineens  ingetrokken en tussen de schouders komt te zitten. Dat zijn zo enige van de trucjes die geregeld terugkomen en hun effect nooit missen.

Er is bijna geen comedie van dit genre denkbaar of wij beleven opnieuw: hier komt Harlekijn.en hoe houdt hij huis!

Brighella is een van de meest boosaardigen onder de Zanni. Een licht costuum de geijkte vorm, maar met groene tressen op jak en broek, een olijfkleurig masker, afschrikwekkend en cynisch. Lui is Brighelia en dronken en vóór alles onmatig en een geslepen intrigant. Eén vrouw? - geen kwestie van: dat is voor hem niet genoeg; één vechtpartij ? - neen: ruzies links en rechts. 'Eer', zegt Brighella, 'is als een slang; pak hem bij de kop en hij ontsnapt bij de staart'. Brighella triomfeert als hij een huwelijk kan laten mislukken of een gierigaard besteelt. Heeft zijn baas een vijand, dan kan Brighella geen andere raad geven dan 'sla of steek hem dood. Intussen is hij wel een muzikale vent: wij zien hem meer dan eens met een gitaar of luit in de handen. Maar verder: een stevig mes, een flinke beurs aan de gordel dat geeft duidelijk genoeg aan, wat bij hem de hoofdzaak is.

 

Flautino (variant van Brighella) rol van Giovanni Gherardi sedert 1675

Brighella ... Zo dollen de Zanni, zo buldert de Capitano, zo koeterwaalst de Dottote zijn ongrijpelijk Latijn, zo staat Pantalone altijd weer voor schut.

Het spreekt eigenlijk vanzelf dat de verschillende figuren in de loop der jaren afwisselende nuances krijgen. Ten eerste blijft het aangegeven verschil tussen eerste en tweede Zanne niet altijd gehandhaafd. Daarnaast zien wij dat een gewone Zanne als Pedrolino (Pierrot) geleidelijk een ander karakter gaat krijgen. Als dienaar is hij zeer toegewijd aan zijn meester en veel streken die hij uithaalt zijn dan ook in diens belang bedoeld. In Frankrijk is hij eerst lui en dom, later krijgt hij een gevoelige inslag. Hij, Pierrot, wordt een figuur die in zekere zin buiten  de wereld der andere grappenmakers van de Italiaanse comedie komt te staan

Pagliaccio - Paljas wordt hij zelfs de man die de klappen krijgt. Zijn dit de voornaamste figuren? Neen: daar steekt er nog een zijn haakneus om de deur. Kennen wij dat gezicht niet van ouds? ja - het is Jan Klaassen, het is Mr Punch, het is, kort en goed, Pulcinella, Polichinelle.Zijn naam kunt ge bovendien nog tegenkomen in de Antwerpse Poesjenellenkelder ...

12-27-2000 last update by SG Groenewald  CKV-2