HET EPISCH THEATER 

In de jaren twintig en dertig groeide in Duitsland een beweging, die naar een fundamentele verandering van het bestaande schouwburgtheater streefde. Deze ontwikkeling kreeg vorm in het episch theater. Met deze theatervorm is onlosmakelijk de naam van Bertolt Brecht (1898-1956) verbonden. Brecht verzette zich tegen het burgerlijk kijkkasttheater, dat een wereld van illusies tevoorschijn toverde en het publiek zo nauw bij de gebeurtenissen en personages op het toneel probeerde te betrekken, dat het voor korte tijd zijn dagelijkse beslommeringen vergat. Op deze manier diende het theater volgens Brecht voornamelijk als ontluchtingskanaal voor alledaagse spanningen in de samenleving. Als een soort bliksemafleider voor verdrongen gevoelens die mensen buiten het theater hadden opgedaan. Die gevoelens en spanningen waren na de voorstelling misschien wel opgelost, maar de omstandigheden waarbinnen ze waren ontstaan, bleven onveranderd.

vervreemdingseffekten

Brecht wilde de toeschouwer juist inzicht geven in de maatschappelijke en politieke situatie van dat moment in Duitsland, die werd gekenmerkt door armoede, fascisme, klassenstrijd en sociaal onrecht. Door afstandscheppende technieken te gebruiken, die verhinderden dat men zich teveel in de personages of gebeurtenissen inleefde (het zogeheten vervreemdingseffekt), kon de toeschouwer des te beter tot nadenken worden aangezet. Brecht liet zijn stukken dan ook vaak in het verleden of in een ver land spelen. Zo kon het publiek een objektiever en scherper oordeel vellen over de inhoud, dan wanneer het er direkter bij betrokken was, zoals bij stukken die zich in de eigen tijd of omgeving afspeelden. In feite verwezen ze wel degelijk naar de eigen Duitse situatie van de dertiger jaren.

Samenvattend kunnen we zeggen, dat alle technieken van het episch theater erop gericht waren een verscherpt bewustzijn ten aanzien van de eigen maatschappelijke situatie te bewerkstelligen, met als achterliggend doel deze situatie te veranderen en te verbeteren.

 

 

Bertolt Brecht (1898-1956)

Brecht woonde in de twintiger jaren in Berlijn. Hij is, kaalgeschoren, met ijzerdraadbril en leren jas, een opvallende toeschouwer bij evenementen als hardloopwedstrijden, bokswedstrijden. Wat hem vooral interesseert, is de houding van het publiek; de toeschouwers hebben hun favorieten, hebben kennis van het spel en bemoeien zich met het spel door de wedstrijd te becommentariëren, de sporters toe te schreeuwen en de voortgang onderling te bespreken. Brecht vindt dat ook in het theater het publiek deze rol zou moeten hebben. Brechts eerste stuk 'Baal' is een heftige expressionistische reactie op de burgerlijke moraal van zijn tijd. Baal is een antiburgerlijke buitenstaander die alleen op genot en absolute vrijheid uit is. Door de reacties op zijn eerste stukken, besluit hij zich volledig op het theater te richten.

Het traditionele (realistische) theater zou moeten verdwijnen omdat het geen ander nut had dan de voorstelling zelf.

Toneelstuk = Leerstuk

Brecht vond dat de toeschouwers de gewoonte hadden om in de garderobe niet alleen jas en hoed achter te laten, maar er ook hun verstand afgaven. Het theater moest geen droomeiland buiten de maatschappij zijn. Voor hem was het theater een middel om verhoudingen in de maatschappij bloot te leggen en de toeschouwer en toneelspeler een kritische houding te teren. Later noemde hij zijn toneelstukken dan ook leerstukken.

Zijn kunst was het episch theater. Onder episch theater verstaan we vertellend theater. De toeschouwer zal duidelijk zien dat toneel gespeeld wordt.

  • De speler zal zich niet met zijn eigen rol identificeren.
  • De toeschouwer zal zich niet inleven maar (zoals bij sportwedstrijden) tot een kritische medespeler worden.
  • Niet het gespeelde, maar dat wat je kunt leren is belangrijk.
  • De toeschouwer heeft steeds een kritische afstand tot datgene wat zich op het toneel afspeelt.

Om de illusie te doorbreken hanteerde Brecht allerlei middelen:

  • Zo maakt het episch theater vaak gebruik van maskers of een opvallende grimering. 
  • Er kan een vertellersfiguur optreden, zoals een ceremoniemeester of een conferencier, die zich tot het publiek richt, commentaar op de gebeurtenissen geeft of de scènes met elkaar verbindt. 
  • Maar ook de eigenlijke personages maken in hun spel het publiek steeds duidelijk dat er 'slechts' toneel gespeeld wordt: de spelers identificeren zich nooit volledig met hun rol, maar blijven er voor een deel van buitenaf tegenaan kijken. 
  • Net als in het Middeleeuws toneel zijn er veelvuldige wisselingen van plaats en tijd, die hier verduidelijkt worden met diaprojecties, plaatsnaambordjes of eenvoudige rekwisieten. 
  • Decorwisselingen vinden vaak voor het oog van het publiek, achter een halfhoog gordijn, plaats. 
  • Musici en verlichtingsmechanieken kunnen tijdens de voorstelling eveneens zichtbaar blijven. 
  • Inleidende teksten; waarin op het verhaal wordt vooruitgelopen, niet met de bedoeling om de spanning van het publiek te richten op hoe het verhaal zal aflopen, maar om aan te geven dat het verhaal zo en niet anders verloopt. Het gaat dus niet om de afloop maar om het verloop.
  • Onderbreken van het verhaal met liederen; ze geven meestal niet de mening van het personage, maar ze gaan over de hele situatie, die meestal vanaf een afstand wordt bekeken. Ze maken problemen algemener in plaats van op dat ene geval in te gaan.
  • Het decor geeft aan dat het om theater gaat. In plaats van een realistisch/ naturalistisch decor je in de illusie van een andere wereld te laten voeren.
  • Alleen de meest noodzakelijke rekwisieten worden gebruikt. - Filmfragmenten doorbreken het decor.
Door deze bovengenoemde, afstandscheppende technieken te gebruiken, die verhinderden dat men zich teveel in de personages of gebeurtenissen inleefde (het zogeheten vervreemdingseffect), kon de toeschouwer des te beter tot nadenken worden aangezet. Door het publiek op deze wijze afstand te laten nemen van het toneelstuk, van de illusie ervan, werd de aandacht meer gericht op de eigen werkelijkheid van het publiek. Brecht liet zijn stukken dan ook vaak in het verleden of in een ver land spelen. Zo kon het publiek een objectiever en scherper oordeel vellen over de inhoud, dan wanneer het er directer bij betrokken was, zoals bij stukken die zich in de eigen tijd of omgeving afspeelden. 

    Dreigroschenoper NNT

Brecht geloofde dat de mens en de wereld steeds veranderen en dat de mens de wereld kan veranderen. Hiervoor moet de mens keuzes maken. Een werkelijke, menselijke wereld kan volgens hem in een tijd van opkomend fascisme alleen maar het communisme bieden. Brecht wordt Marxist en geeft zichzelf de opdracht in zijn stukken de praktijken van het kapitalisme bloot te leggen. Hij heeft hiermee een enorm succes, bijvoorbeeld met de opvoering van zijn 'Dreigroschenopera'. Andere stukken van hem zijn:

  • Moeder Courage en haar kinderen
  • De opkomst en het verval van de stad Mahagonny
  • Leven van Galilei
  • De Kaukasische krijtkring
  • De goede mens van Sezuan

01-21-2004 digitale school