WAAR VINDT DE VOORSTELLING PLAATS?

teatro Farnese door Aleotti, leerling van Palladio, naar voorbeeld van teatro Olimpico

De schouwburg, met zijn toneellijst, coulissen, verhoogde podium, voortoneel en hoefijzervormig auditorium, zoals we die tot op de dag van vandaag voornamelijk tegenkomen,vormt éen min of meer erfelijke belasting van renaissance en barok. Het Teatro OIimpico in Vicenzo uit 1584 van de architect Palladio heeft eeuwenlang model gestaan voor onze theaterarchitectuur. Pas in de tweede helft van de 19de eeuw komt vooral door toedoen van Duitse theatervernieuwers deze traditionele architectuur op losse schroeven te staan. Componist en theatermaker Richard Wagner zet de eerste stap in een nieuwe richting.

In het naar zijn ideeën ontworpen Festspielhaus in Bayreuth (1876), komt het publiek bijna net zoals in het Griekse amfitheater om het podium heen te zitten, in plaats van hier frontaal mee geconfronteerd te worden. Met behoud van het Italiaanse lijsttoneel, verdwijnen in Bayreuth de galerijen in het auditorium. In plaats daarvan komen er nu oplopende rijen zitplaatsen, die zich naar achteren toe waaiervormig uitbreiden.

Ruim veertig jaar later pakt architect Hans Poelzig Wagners draad weerop, als hij in 1917 in opdracht van regisseur Max Reinhardt Das Grosse Schauspielhaus in Berlijn ontwerpt. Reinhardt, die fel gekant is tegen de strikte scheiding van toeschouwers- en speelruimte in het traditionele theater, zag in de door Poelzig ontworpen circuspiste- als variant op het griekse amfitheater- de speelruimte bij uitstek om het publiek dichter bij de handeling te kunnen betrekken.

Gropius

Tien jaar later In 1927 ontwerpt Walter Gropius voor Erwin Piscator het eerste, maar nooit uitgevoerde totaaltheater, waarin speel- en toeschouwersruimte bijna organisch in elkaar overgaan. Dit theater zou als eerste in zijn soort voor zowel het Italiaanse lijsttoneel, de circuspiste als het arenatheater gebruikt kunnen worden. In de laatste vorm, ook wel 'théatre en rond' genoemd, kon het publiek om de speelruimte heen plaats nemen. Nog vóór de Tweede Wereldoorlog vinden de ideeën van Poelzig en Gropius veel navolging in de wereld. Niet alleen krijgt de publieksparticipatie een grotere kans, maar de variabele theaters en die 'in het rond' bieden ook de vormgeving veel meer mogelijkheden dan het traditionele lijsttoneel dat doet.
Nederland heeft wat deze ontwikkelingen betreft heel lang achtergelopen. Pas na de oorlog wordt er hier haast gemaakt met de bouw van nieuwe schouwburgen, maar deze weer spiegelen lange tijd in geen enkel opzicht de nieuwe ideeën in de theaterarchitectuur elders. De moderne buitenkant daargelaten, blijven zij met hun lijsttoneel, coulissen en strikte scheiding tussen toeschouwers- en speelruimte, voornamelijk op hun receptieve status gebouwd.

Als in de jaren zestig eindelijk vernieuwingen van de grond komen, is dat nietin de eerste plaats het werkvan architecten, rnaar voornamelijk het initiatief van decorontwerpers en particulieren. Pas in 1963 kriigt Nederland met Theater De Brakke Grond, ,naar een ontwerp van Wim Vesseur, zijn eerste officiële variabele speelruimte.

Vlak daarna besluit ook Ritsaert ten Cate het Nederlands toneel een nieuwe impuls te geven, door in zijn boerderij te Loenersloot het Mickerytheater te huisvesten, waarin verschillende toneelopstellingen mogelijk zijn. Als een paar jaar later Steve Austen met het Shaffy theater volgt, is het hek van de dam en schieten de alternatieve speelruimtes overal als paddestoelen uit de grond.

theater Carre, verbouwd circus, voorstellingen ook in piste of op toneel.

In de jaren zeventig en tachtig van de 20ste eeuw blijft de plek waar theater gemaakt wordt niet meer uitsluitend beperkt tot de steeds talrijker wordende schouwburgen en alternatieve ruimtes. Nieuwe theatermakers vinden de theatrale ruimte, die van oorsprong als zodanig bedoeld is, veel te beperkt en doen nog een stap verder door behalve de straat, ook bestaande gebouwen die niet speciaal voor theater ontworpen zijn te bespelen. Wat hen betreft kan de theatrale voorstelling zich voortaan overal gaan afspelen, dus ook in een kerk, een oude villa, een circustent, een school en zelfs in een slachthuis en in het openbaar vervoer! In tegenstelling tot de veelal illustratieve en/of sfeer-en tekstondersteunende decors in de meeste theaters, vormen de zo gekozen ruimtes of belangrijke onderdelen daarvan zelf het decor van de voorstelling.

Samenstelling bronmateriaal ten behoeve van het nieuwe vak ckv-1 uit het algemeen deel voor havo en atheneum.  Meewerken aan deze site? Opsturen via e-mail is voldoende. Geraadpleegde literatuur: Openbaar Kunstbezit 1987/1

Is er zonder uw toestemming en zonder bronvermelding gebruik gemaakt van uw teksten? Onze verontschuldigingen hierover. Laat het ons weten en wij geven een juiste bronvermelding of halen het materiaal van internet. Een financiele vergoeding kunnen wij niet geven

11/22/2007