VERZAMELINGEN

IN DE 17-DE EEUW

een kunstkast als stilleven 1666
 

In andere West Europese landen waren verschillende verzamelaars de keizer, de koning, de hertog, graaf en bisschop. In de Noordelijke Nederlanden waren die niet aanwezig. Er waren wel verzamelingen.
  • De verzameling van de Stadhouder: een kleinere collectie schilderden, porselein, lakwerk e.a. Graaf Johan Maurits van Nassau had wel een grote verzameling bijeengebracht in Brazilië.
  • Openbare collecties: anatomische preparaten, archeologische voorwerpen, etnografische voorwerpen (van vreemde volken). Deze openbare collecties waren vooral bedoeld voor onderwijs en als attractie.
  • Natuurcollecties: planten. Aan de universiteit kwam een botanische tuin. Vooral bedoeld voor de medische wetenschap.
Er waren 4 voorwaarden om een verzameling op te bouwen:
  • Geld: Een kleine toplaag van regenten en een grotere middenklasse van burgers met geld konden voorwerpen voor hun verzameling kopen. Bijv. kooplieden, artsen, apothekers, drogisten, predikanten, schilders, goud- en zilversmeden.
  • Tijdstip: eind 16-de eeuw: de VOC en de WIC opgericht. Zeldzaamheden kwamen in privé-bagage terecht:

geprepareerde planten en dieren, schelpen

uitheemse kleding, wapens en sieraden.

porselein, lakwerk (ook als handelsgoed, maar ook privé).

Deze voorwerpen werden verkocht aan verzamelaars en aan gespecialiseerde Oost Indische winkels, porseleinwinkels, apothekers en drogisten.

  • Kennis: vooral ook afkomstig van gevluchte Antwerpenaren na 1585. Zij brachten kapitaal kennis en internationale contacten en hun verzamelingen mee.
  • Aanbod: behalve door de scheepvaart ook door het kunstveilingwezen; vooral kunstvoorwerpen.
Er werd verzameld door twee groepen:
  • De liefhebbers: voor hun plezier en het aanzien.
  • Professioneel: botanici en artsen. Vooral voor onderzoek en onderwijs. De ontdekking van de microscoop hangt hier mee samen. Verder ook de ontdekking van de bloedsomloop en de ademhaling, het anatomisch onderzoek. Er werden kruiden verzameld voor medicijnen en verder ook preparaten.

  

Nautilusschelpen waren zeer gewilde voorwerpen in een verzameling.

Er zijn 3 typen verzamelingen te onderscheiden:

  • Munten: het oudste type verzameling. Het gaat dan ofwel om de tekst (relatie met klassieke teksten) ofwel om het beeld (relatie met geschiedwetenschap, bijv Romeinse munten de Romeinse keizers in volgorde te plaatsen).

  • Kunstverzameling: schilderijen, prenten, tekeningen. Schilders verzamelden veel van anderen. Vooral voorbeelden uit Italië waren gewild: het grote voorbeeld. Prenten van steden, streken, bouwkunde, bijbelse en mythologische voorstellingen. Een zgn. atlas was een verzameling prenten (encyclopedisch). De tekeningen waren vooral bedoeld als studiemateriaal voor de kunstenaars.

  • Naturalia en etnografica: natuur onderverdeeld in dieren, planten en gesteenten. De schelpen waren geliefd : mooi om te zien. De artsen hadden menselijke en dierlijke preparaten voor anatomisch onderwijs. De planten waren vooral voor ontwikkeling en gebruik van medicijnen. Voor de import van de tropische planten zorgden de VOC en de WIC. Onder gesteenten vielen de ertsen, de mineralen en de fossielen. Voor de fossielen had men de volgende verklaringen: Ofwel waren het de overblijfselen van dieren na de zondvloed, ofwel was het fossiel geen organisch wezen, maar een steen die toevallig de vorm van een plant of vis had. Het was een speling van de natuur.

Ordening en presentatie van de verzameling

Presentatie: in verzamelmeubel of in verzamelruimte. De ordening gebeurde op grond van dier, plant of gesteente; of op grond van de 4 elementen: aarde, water, vuur en lucht; of op grond van het materiaal; of op grond van esthetiek: naar formaat, kleur, symmetrie e.d.

Domenico Remps: Kunstkammerschrank, 2. H. 18. Jh., Florenz

Motieven en beroepen

1. aanzien : aandacht, aanzien en respect van belangrijke mensen. Zo kregen kooplieden, dominees en apothekers hoogleraren op bezoek en regenten. Soms zelfs prinsen en vorsten.

2. winst : er waren verzamelaars die handelden, en handelaars die verzamelden. Dat deed men door advertenties in kranten en door het uitgeven van een catalogus.

3. genoegen, plezier: Vooral de tropische naturalia en artificialia (door mensenhanden gemaakt). Paradijsvogels, schelpen, edelstenen, huiden, pantsers. Porselein en lakwerk. Dit had allemaal invloed op (pronk)-stillevenschilders.

4. religie: de natuur werd beschouwd als een boek (bijbel) van God die alles geschapen heeft. Het was een manier om Gods grootheid te tonen. Alles was geschapen met aanwijsbaar nut. De verzameling had dus zo een zendingskarakter.

5. nieuwsgierigheid : de universele nieuwsgierigheid naar de omgeving is een humanistisch ideaal. De nieuwsgierigheid ging naar alle mogelijke gebieden.

Vaak was er een verband tussen de verzamelaar/verzameling en beroep, maar niet altijd. Naturalia: artsen, apothekers, drogisten. Exotisch materiaal had vaak geneeskrachtige werking..Preparaten voor de anatomische lessen. De herbaria voor les en als college materiaal. Voorwerpen als voorbeeld voor goud- en zilversmeden, juwelier. hout- en ivoorsnijder en schilder. De collecties waren dus vaak van belang voor wetenschappelijk werk: empirisch onderzoek en onderwijs.

Samenstelling bronmateriaal uitsluitend en alleen ten behoeve van tehatex 2003/2005, kunstvakken 2 vmbo en het nieuwe vak ckv-2/3 uit het algemeen deel  voor havo en atheneum. Meewerken aan deze site? Opsturen via e-mail is voldoende. 

Is er zonder uw toestemming en zonder bronvermelding gebruik gemaakt van uw teksten? Onze verontschuldigingen hierover. Laat het ons weten en wij geven een juiste bronvermelding of halen het materiaal van internet. Een financiele vergoeding kunnen wij helaas niet geven.

11/30/2010 last update