Olieverf
Schilderen
en plein air: ezel, schilderdoek, schilderskist en een parasol tegen de
zon.
In Italië deed olie (lijnolie, notenolie, papaverolie) als bindmiddel en terpentijn haar intrede in de tweede helft van de vijftiende eeuw, ongeveer gelijktijdig met de verspreiding van een nieuw soort, veel lichtere, drager, die op velerlei manieren te gebruiken was: het schilderdoek. De mogelijkheden van olieverf zijn bijna onuitputtelijk. De kunstenaar kan zelf de droogtijd van de verf bepalen. Met sterk verdunde verf kan hij in doorzichtige lagen werken of het beeld vanuit de diepte opbouwen om dan te eindigen met de uitwerking van de details. Anderzijds kan de schilder ook de verf met de volle kwast in dikke toetsen schilderen.
|
Jan van Eyck bereikte zo'n perfectie in de geduldig opgebouwde
verflagenstructuur van zijn schilderijen dat men hem - ten onrechte - als de
uitvinder van de olieverfschilderkunst beschouwde. Tegen de zeventiende eeuw was
olieverf overal in Europa de techniek bij uitstek voor het ezelschilderij. Standbeeld van de gebroeders van Eyck op de markt van Maaseik (B) |
Dankzij de industriële fabricage van pigmenten kwam in de loop van de 19de eeuw olieverf in tubes in de handel, zoals we ze ook vandaag nog kennen. Die industriële olieverf was handzamer, goedkoper en door de afsluitbare tubes makkelijker houdbaar dan de zelfgemaakte verf. Deze ontwikkeling gaf de schilder nog meer vrijheid; hij kon nu direct en buiten schilderen: en plein air.
Een mooi voorbeeld van buiten schilderen is Op het strand - Suzanne en Eugène Manet in Berck waarop de echtgenote en broer van de kunstenaar liggend op het strand zijn afgebeeld. Zandkorrels op het beeldoppervlak suggereren dat dit doek ter plekke werd geschilderd.
Een vernieuwing in de moderne verfproductie (vanaf ca. 1840) was de vervanging van loodwit door zinkwit. Loodwit heeft weliswaar een groter dekkend vermogen dan zinkwit, maar het is schadelijk voor de gezondheid. Tegenwoordig werken schilders met nog weer een ander wit pigment, namelijk titaanwit. Dat heeft een nog grotere dekkracht dan loodwit en is voor alle technieken geschikt.
Het pas in de 19de eeuw ontdekte metaal cadmium leverde weldra gele en rode pigmenten met een goede dekkracht en een uitstekende lichtechtheid.
Indisch geel was een warme, oranjegele kleurstof gewonnen uit de urine van Indische koeien die leefden op een dieet van mangobladeren. Deze bizarre kleurstof kwam in de 19de eeuw in zwang, maar is tegenwoordig verboden door toedoen van de dierenbescherming, inmiddels bestaan er uitstekende synthetische surrogaten voor Indisch geel.
05-11-2007 digischool. bevo