BRONNENBUNDELS
 


Gustave Courbet

Gustave Courbet, geestelijk en artistiek leider van het Realisme, wist voortdurend schandalen uit te lokken met zijn schilderijen. Hij koos bij voorkeur onderwerpen die geen enkele status hadden en voerde deze dan uit op een formaat dat tot dan alleen maar gebruikt werd voor verheven historiestukken of religieuze onderwerpen. Daarbij had hij ook nog een heel directe stijl van schilderen waarbij de verf dik opgebracht werd. Reden genoeg in die tijd om hem te verdenken van revolutionaire of zelfs anarchistische activiteiten.

Toen 'De begrafenis te Ornans' en 'Het atelier van de schilder' door de jury van de salon van 1855 werden afgewezen, trok Courbet de elf schilderijen die wel geaccepteerd waren terug en richtte zijn eigen tentoonstellingstent op. Het zogenaamde 'realistisch manifest' was in feite de inleiding van de catalogus bij deze tentoonstelling.

Realistisch Manifest

De benaming 'realist' is me opgelegd, zoals men aan de generatie van 1830 de benaming 'Romantici' heeft opgelegd. In geen enkele andere periode hebben die benamingen een correcte voorstelling van zaken opgeleverd; als het anders was, zouden de werken overbodig zijn.
Ik doe geen uitspraak in hoeverre deze kwalificatie, die niemand goed begrijpt, juist is; ik zal me beperken tot een enkele uiteenzetting om misverstanden uit de weg te ruimen.
Geheel buiten elk systeem om en zonder enig vooroordeel heb ik de kunst van de Antieken en de hedendaagse meesters bestudeerd. Ik heb noch de één willen navolgen, noch de ander willen kopiëren; evenmin was mijn streven gericht op het nutteloze doel van het 'L'art pour Part'. Nee! Uit het hele arsenaal van de traditie heb ik simpelweg mijn eigen, individuele, weloverwogen en onafhankelijke gevoel willen opdiepen. Weten om te kunnen, dát was mijn streven! In staat zijn om zelf de zeden, de ideeën, het aanzien van mijn tijd te vertalen, volgens mijn eigen waardeoordeel, in één woord: levende kunst maken, dát is mijn doel!

Uit: Gustave Courbet, Realistisch Manifest. in: Charles Leger, Courbet. Paris 1929
Uit: J.F.F.H.Champfleury, Sur M. Courbet: Lettre à Madame Sand. in: Le Réalisme, Parijs 1857

Champfleury (Jules Francois Félix Husson) was een Frans schrijver die vanaf het eerste uur het werk van Courbet verdedigde. Zijn geschriften vormden een theoretisch fundament voor het Realisme. In een brief uit 1855 aan de romanschrijfster George Sand prijst hij het werk en de ideeën van Courbet op gloedvolle wijze aan.

Op dit moment, mevrouw, kan men op een paar pas afstand van de Tentoonstelling van Schone Kunsten, in de Avenue Montaigne, een bord zien met het volgende opschrift: Realisme. G.Courbet. Tentoonstelling van veertig schilderijen uit zijn ouevre. (...) Een schilder wiens naam sinds de februari-revolutie opschudding heeft veroorzaakt, heeft uit zijn werk de meest opmerkelijke doeken gekozen en heeft er een ruimte voor laten bouwen.

(...) Dit jaar heeft de jury zich karig betoond met plaatsruimte voor jonge schilders op de Algemene Tentoonstelling. De gastvrijheid was zó groot jegens geaccepteerde personen uit binnen- en buitenland, dat de jongeren er een beetje onder geleden hebben. Ik heb weinig tijd om de ateliers af te gaan, maar ik heb doeken gezien, die geweigerd zijn en die op een ander tijdstip zeker een welverdiend succes zouden hebben gehad. Monsieur Courbet zal, gesterkt door de publieke opinie waarin zijn naam sinds zo'n vijf of zes jaar van mond tot mond gaat, zich beledigd hebben gevoeld door de weigering van de jury, waardoor zijn meest belangrijke werken getroffen werden en heeft zich daarover rechtstreeks tot het publiek gewend. (...) Niet tevreden met het laten bouwen van een atelier en daar doeken op te hangen heeft de schilder een manifest geproduceerd; en boven de ingang heeft hij geschreven: het realisme.(...)

Onder de veertig schilderijen op de Avenue Montaigne zijn landschappen, portretten, dieren, grote genretaferelen en een werk, dat de kunstenaar de titel Allégorie réelle' heeft meegegeven.

35) Gustave Courbet, Het atelier van de schilder, 1855
Met één oogopslag kan men de vorderingen nagaan, die de geest en het penseel van monsieur Courbet hebben gemaakt. Vóór alles is hij een geboren schilder, dat wil zeggen dat niemand hem zijn robuust talent en zijn werkkracht kan betwisten: hij gaat een groot werk onverschrokken te lijf, hij kan niet aller ogen bekoren, sommige gedeeltes kunnen nonchalant of onhandig uitgevoerd zijn, maar elk van zijn schilderijen is geschilderd. (...) Het kleurengamma van monsieur Courbet is rustig, indrukwekkend en kalm; daarom was ik ook niet verbaasd te ontdekken, nu met meer recht dan ooit, dat het beroemde 'Begrafenis te Ornans', het eerste door de kunstenaar geloste kanonschot, beschouwd wordt als een opruiend kunstwerk. Acht jaar geleden heb ik over Courbet, toen nog onbekend, enige zinsneden gepubliceerd die deze bestemming aankondigen; ik zal ze niet citeren, ik hecht er niet meer aan om gelijk te hebben dan om de nieuwste mode te dragen.

Om mensen en werken tien jaar eerder dan de grote massa te ontdekken, is een vorm van literair dandyisme, die veel tijd opsoupeert.(...) Ik heb 'Het atelier van de kunstenaar' enigszins bekritiseerd, hoewel het werkelijk een stap in de ontwikkeling van de stijl van monsieur Courbet betekende; het zal het ongetwijfeld verdienen op een ander moment rustiger bekeken te worden. Dit was mijn eerste indruk en ik ga in het algemeen af op mijn eerste indruk. Het geklets, het commentaar, de kritieken in de kranten, de voor- en tegenstanders verwarren het brein zózeer, dat het moeilijk is om de eerste zuivere gedachte terug te vinden; maar hoger dan de eerste indruk sla ik de geheimzinnige tand des tijds aan, die een werk vernietigt of in ere herstelt. Ieder werk dat overtuiging uitstraalt, wordt door de tijd liefdevol behandeld, de tijd, die de spons haalt over alleen maar modieuze overbodigheden, aardige nabootsing van het verleden en conventionele werken.

Als er één hoedanigheid is die monsieur Courbet in de hoogste mate bezit, dan is het overtuiging. (...) Met zekere tred loopt hij door het terrein van de kunst trots laat hij zien van waaruit hij is vertrokken, wat hij heeft bereikt. Daarin lijkt hij op die rijke fabrikant die aan zijn plafond de klompen had gespijkerd, die hem naar Parijs hadden gebracht. (...) Hoe gemakkelijk is het om iets te maken dat aardig, teergevoelig, koket, verfijnd is, een zogenaamd ideaal nastreeft, dat geschikt is voor jongedames en bankiers!

Monsieur Courbet heeft deze weg niet gevolgd, omdat hij door zijn temperament een andere koers op werd gedreven. Zo kondigde Proudhon hem reeds aan in 1853:
'Het publiek', zei hij, 'wil dat men het mooi en geloofwaardig maakt.' 'Een kunstenaar, die al werkend in zijn atelier dusdanig geformuleerde esthetische principes volgde (ik verwijs naar de voorafgaande uitspraak: elke persoon, mooi of lelijk, kan het doel van de kunst vervullen) zou behandeld worden als een oproerkraaier, uitgesloten worden van deelname aan de kunstprijzen, verstoken van staatsopdrachten en veroordeeld zijn om van honger te sterven.'
De kwestie van het lelijke, in relatie tot 'De baadsters', heeft de filosoof vanuit een verheven standpunt behandeld. Hij weet hoezeer de moraal haar stempel drukt op het uiterlijk. De karikaturist Daumier bezag het vanuit het standpunt van het groteske. De eeuwige bourgeois, die hij met zijn tekenstift onsterfelijk heeft gemaakt en die de eeuwen door voort zullen leven in al hun moderne lelijkheid, roepen als ze een schilderij van monsieur Courbet zien: 'Hoe is het mogelijk om zulke afzichtelijke lieden te schilderen?'