BRONNENBUNDELS
 


Leonardo da Vinci

Vitruvius was zijn derde boek over tempels begonnen met de beroemde opmerking over de verhoudingen van de menselijke figuur, die in de verhoudingen van tempels moesten worden weerspiegeld. Als bewijs voor de harmonie en de volmaaktheid van het menselijk lichaam beschreef hij hoe een welgebouwde man met gespreide handen en voeten precies past binnen de meest volmaakte wiskundige figuren, de cirkel en het vierkant. Dit eenvoudige beeld scheen een diepe en fundamentele waarheid over de mens en de wereld te onthullen en het belang hiervan voor de renaissance-architecten kan nauwelijks worden overschat. Het beeld spookte door hun verbeelding. (...) Er kan amper twijfel over bestaan dat overpeinzingen over harmonie en verhoudingen in de kring van Leonardo onderwerp van discussie waren. Een verder bewijs hiervoor komt uit het boek van een vriend van Leonardo: De Divina Proportione (over de goddelijke proportieleer), met een beschrijving van Vitruvius, waarvoor Leonardo de illustraties heeft getekend.

Uit: Rudolf Wittkower, Architectural Principles in the Age of Humanism. 1949
Leonardo da Vinci, Vitruviaanse figuur

De man in de cirkel en de man in het vierkant zijn in één enkele figuur belichaamd en beschrijven de verandering in de verhoudingen die door de veranderde positie van armen en benen wordt teweeg gebracht. (...) Leonardo's tekening van Vitruvius' idee van de man in de cirkel en in het vierkant laat de poging zien om de stellingen van Vitruvius te toetsen aan de wetten van de natuur. De tegenspraak wordt verzacht door het middelpunt van de figuur te verleggen van navel naar geslachtsorgaan en door de hoogte van de figuur te verminderen door de spreiding van de benen. De aantekeningen die gebaseerd zijn op zorgvuldige empirische opmetingen, moeten ook worden gezien als onderdeel van deze poging van Leonardo om de natuur in ' overeenstemming te brengen met de oude gezaghebbende regels van de kunst.(...)

Uit: Jaap Bolten, Dutch and Flemish Drawing Books. Landau 1985
Uit: Roelof van Gelder, De hele wereld op de snijtafel. in: NRC Handelsblad 3 februari 1989

In zijn aantekeningenboeken komt Da Vinci naar voren in al zijn veelzijdigheid, als anatoom, architect, botanicus, ingenieur, beeldhouwer en schilder.Er [zijn] tekeningen van landschappen, planten, dieren en mensen, er zijn studies in proportie en optica en gedetailleerde anatomische tekeningen. Soms zijn het niet meer dan krabbels, getekende invallen, soms zijn het uitgewerkte voorstudies voor een schilderij, maar het merendeel zijn bladen die nog het meest lijken op onderzoeksrapporten. (...) Da Vinci's hele leven lijkt ingegeven door twee complementaire activiteiten: ontleden en construeren. Als analyticus ontleedt hij de dode en levende natuur tot hij de noodzakelijkheid van elk onderdeel heeft doorgrond. Als constructeur doet hij het omgekeerde. Uitgaande van de hem bekende mechanische natuurwetten ontwerpt hij instrumenten met een optimaal rendementen zonder overbodigheden. Hierin, kan men zeggen, imiteerde hij de natuur zoals hij die zag. Da Vinci's principes beperkten zich niet tot zijn ingenieursarbeid, maar golden ook voor de schilderkunst. Schilderkunst was niet zomaar een ambacht, het was een kunst gebaseerd op een rationele wetenschap.

De schilder moet exact weten hoe een lichaam in elkaar zit, hoe botten, spieren, pezen en aderen eruit zien en hoe ze werken. Dat was niet alleen nodig om de de uiterlijkheden, zoals volume en huidtextuur nauwkeurig te kunnen schilderen, maar ook om de emotie te kunnen uitdrukken. In Da Vinci's theorie van de schilderkunst was het de lichaamshouding die een emotie uitdrukte. De ziel openbaart zich door de stand van het lichaam. 'Kijk daarom goed', schrijft Da Vinci ergens, 'naar de stommen. Zonder geluid beelden die hun gevoelens uit.' (...)Biografische schetsen, na zijn dood geschreven, vermelden dat zijn uitvindingen geregeld faalden en dat hij aan veel begon dat hij nooit heeft afgemaakt. Ook het vliegen is nooit iets geworden. Da Vinci heeft de beweging van vogelvleugels verkeerd begrepen en het hele toestel zou met de gebruikte materialen veel te zwaar geworden zijn. Klapwiekend zouden mens en machine ten onder zijn gegaan in een gemeenschappelijke val.


Leonardo da Vinci, Vliegtoestel waarin de piloot de benen samenklapt en de vleugels met de hand omhoog worden bewogen