BRONNENBUNDELS
 


Aldo Rossi

Als docent, theoreticus en ontwerper is Rossi een van de meest invloedrijke architecten van zijn generatie geweest. Hij raakte vooral bekend als de exponent van een nieuwe rationele benadering van de architectuur die gebaseerd is op zijn bestudering van de stedelijke typologie. In 1966 publiceerde Rossi zijn eerste en meest bekende boek Tarchitettura della città (de architectuur van de stad) waarmee hij toonaangevend werd op het gebied van de architectuurtheorie. Het was een van de meest invloedrijke publicaties in een periode die werd gekenmerkt door het afwijzen vanhet rigide functionalisme en de eentonigheid van de Internationale Stijl. In,zijn boek analyseerde Rossi de stad als een verzameling 'stedelijke artefacten 1)', die een gebouwentypologie en een stedelijke morfologie 2) ontleenden aan de historische context. Zijn voorstel was om uit te gaan van een beperkte reeks gebouwentypen. Met hun abstracte, geometrische vormen kon men een autonome architectuur scheppen die door analogie associaties en herinneringen kan oproepen.

1) Door de mens vervaardigde dingen.

2) Morfologie is de leer van vorm en bouw.

Uit: The Dictionary of Art. ed. Jane Turner. Londen 1996
Uit: Hans van Dijk, Aldo Rossi. in: Wonen TAIBK 1985 nr 2/3

Het type is datgene wat constant blijft. Voor Rossi kan geen enkel type worden gelijkgesteld aan een bepaalde vorm, wel kan elke architectonische vorm worden herleid tot een type. Rossi's typologie is dan ook een andere dan die van Durand, die aan het begin van de vorige eeuw een catalogus van herhaalbare en combineerbare elementen voorstelde. Voor Rossi is typologie het vanzelfsprekende in het leven. Het heeft te maken (...) met de lepel waarmee men de soep eet of de kan waaruit men de koffie schenkt. Architectuur is de constructie van de stad door de tijd heen: ze transformeert de stad of doet haar groeien. Rossi's tijdsbegrip wordt bepaald door de wisselwerking tussen permanentie en groei. Er zijn twee soorten permanente elementen in de stad, de woonwijken en de monumenten. Woonwijken kunnen eeuwenlang blijven bestaan, ook al veranderen de individuele huizen. Bij monumenten is het het individuele element dat permanent is en het vermogen heeft de stad zelf te structureren. (...)

Monumenten zijn plaatsen met een symbolische functie. Ze belichamen het collectieve geheugen van de stad; woonwijken zijn plaatsen met een conventionele functie, die slechts in termen van gebruik is te vatten. Al zijn herinneringen krijgen een speciale kwaliteit tussen gedachte en dimensie door Rossi's bijzondere tekentalent. Rossi's tekeningen zijn vaak ware schilderijen, rijk aan omgeving en atmosfeer, kleurig gewassen en vaak met een melancholisch lichteffect. (...) De tekeningen zijn voor alles ruimtelijk; ze scheppen architectonische volumes en stedelijke omgevingen. Het zijn geen abstracte studies maar vastgelegde visioenen. Hier zet Rossi's nadruk op architectuur als toneel voor het menselijk handelen een verwachtingsvolle toon; de ruimten bergen allerlei mogelijkheden in zich en roepen op een heel intense wijze aanwezigheden op die nog verborgen zijn, maar op het punt staan naar voren te treden, groot en melancholiek als acteurs in een klassieke tragedie.

Uit: Vincent Scully, Ideology in Form. in: Aldo Rossi, A scientificAutobio-graphy. Cambridge Mass. 1981

De tekeningen hebben niets weg van schema's; zij scheppen de illusie van een omgeving die vraagt om mensen, waar het tenslotte in de architectuur om begonnen is.Een tweede reden voor hun buitengewone architectonische karakter is hun lokale klassieke achtergrond. Zij betreffen een Italië waar gedurende meer dan 2000 jaar aan gebouwd is. (...) Het natuurlijk gevolg is dat de op herinnering gebaseerde vormen in de tekeningen een structureel fundament hebben dat teruggaat op inheemse structuurtypen, van boerderijen tot industriële gebouwen, waarin altijd het klassieke verleden meespeelt. De gemetselde muur met zijn vensteropeningen, de massieve zuil en latei, de houten omlijsting met zijn diagonale verankering, het lichte, metalen skelet, de grote spanten in staal of hout, de geveltop, de cilindrische toren, de bus, het gewelf en de koepel maken Rossi's beeldtaal nooit abstract maar altijd Italiaans.

Het Bonnefantenmuseum

De starre, typisch negentiende-eeuwse museumtypologie is door Rossi getransformeerd tot een museumgebouw dat ook in deze tijd bestaansrecht heeft. Hierbij is Rossi niet blijven steken in een schematische abstractie; het Bonnefantenmuseum is wel degelijk een materieel en tactiel gebouw. Als geen andere architect in de afgelopen eeuw heeft Rossi zich in zijn opvatting over de stad verbonden aan de geschiedenis en de herinnering. (...) Typologie is hierbij het belangrijkste instrument. Met behulp van typologieën gaat hij op zoek naar het constante, het eeuwig blijvende. Het proces van de tijd probeert Rossi te vangen in het begrip 'permanences', dat zowel getransformeerd kan worden aan individuele stedelijke artefacten, monumentale gebouwen als aan woningbouw. Als de functie van de artefacten verandert, maar de vorm vitaal blijft, dan transformeert de betekenis en verschuift de geschiedenis naar het rijk der herinnering. Daarin verschilt Rossi's theorie essentieel van de modernisten, voor wie de herin-
nering geen enkele rol speelde. (...)

Uit: Liesbeth Melis, Verlust der Mitte. in: de Architect 1995-1
Aldo Rossi, Architectuurtekening
Aldo Rossi, Bonnefantenmuseum, Maastricht
 
In de gedachtenwereld van Rossi zijn er twee belangrijke vormen van transformatie in de architectuur. Enerzijds wordt de betekenis van bestaande gebouwen bepaald doordat ze andere functies krijgen en daardoor in de tijd van betekenis veranderen. Anderzijds zijn de nieuwe gebouwen van Rossi transformaties van gebouwen uit het verleden. Het Bonnefantenmuseum bevat beide vormen. Zo werd de bestaande Wiebengahal getransformeerd van een industriehal tot een cultureel gebouw. (...) In de nieuwbouw ontwikkelen zich allerlei typologische fragmenten betrekkelijk los van elkaar en kunnen van betekenis wisselen. Deze vorm van associatie geschiedt bij Rossi op een heel persoonlijke en associatieve wijze. (...) Het nieuwe Bonnefantenmuseum is bij uitstek een typologisch artefact. Het is gebaseerd op klassieke, negentiende-eeuwse museumontwerpen zoals die van Schinkel en Von Klenze, maar ook bijvoorbeeld het Stedelijk Museum in Amsterdam (vergelijk de structurerende rol van de trap), waarbij het type is aangepast.
Er zijn diverse factoren aan te wijzen die tot deze aanpassing hebben geleid. Allereerst waren er de stedenbouwkundige randvoorwaarden. Zo komt de compacte vorm van het gebouw voornamelijk voort uit de situatie (...)tussen de Wiebengahal, inmiddels op de Monumentenlijst geplaatst omdat deze de eerste gewapend-betonconstructie in Nederland is, en de Maas. De tweede factor die voor de aanpassing van de typologie aan de huidige situatie zorgde, waren de wensen van de opdrachtgever. De museumdirecteur wilde nadrukkelijk een museum waarin alle bijkomende publieke functies, zoals een bookshop en een café-restaurant, gescheiden zouden zijn van de tentoonstellingsruimtes. Daarom werden deze functies op de begane grond ondergebracht en werd een openbare route dwars door het museum geprojecteerd.

 

 


Het belangrijkste verschil met de genoemde negentiende-eeuwse voorbeelden is gelegen in het feit dat al deze musea uitgaan van een gesloten rondgang, terwijl de binnenhoven van het Bonnefantenmuseum aan de Maaszijde zijn opengebroken en de hoofdopzet dus bepaald wordt door drie parallelle bouwvolumes. Voornaamste reden hiervoor is dat het museum, in plaats dat het een volkomen in zichzelf gekeerd gebouw is dat zich afsluit van zijn omgeving, juist een verbinding wil vormen tussen de Avenue Céramique en de Maas. De klassieke gevelindeling met de midden-en hoekrisalieten 1) van baksteen tegenover de rode natuursteenbekleding van de tussendelen benadrukt deze lineaire opzet.

1) Naar voren springende delen over de hele lengte van de gevel.