Ad a: handboeken en schilderboeken

Het is voor iedere schilder onontbeerlijk kennis te nemen van wat er in het verleden reeds over de schilderkunst is geschreven. Lairesse heeft Karel van Manders Schilder-boeck gekend. Opmerkingen over de bedoeling van de 'ware' schilderkunst die vooral een verheven werkelijkheid nastreeft, lijkt hij hier en daar te hebben ontleend aan het eerste deel van wat bekend staat als Den Grondt der Edel vrij schilderkonst .Dit tractaat besteedt enerzijds aandacht aan de leerweg die de toekomstige schilder dient af te leggen wil hij uiteindelijk de schilderkunst waardig zijn. Anderzijds gaat het in op de aspecten die deel uitmaken van het hoogste genre der schilderkunst, die van de storia.

Karel van Mander heeft naast Den Grondt en de Levens een editie verzorgd van de Uitlegginghe op den Metamorphosen die als derde deel van het Schilder-boeck is gepubliceerd in 1604. Lairesse heeft het gekend en beschouwt het boek van Ovidius Naso in deze vertaling als een leidraad voor de schilder. Uiteraard omwille van het feit dat de Metamorphosen een literaire bron vormt voor de historieschilder. Derhalve verwijst Lairesse meermalen naar de "Fabelen van Ovidius".

In de inleiding is er reeds op gewezen dat de schilder zich op de hoogte dient te stellen van veel, zeer veel literatuur. Een belangrijk werk waarnaar Lairesse meermalen teruggrijpt is Cesare Ripa's Iconologia (Rome 1593). Hij deelt ons hierover mee:

"Onbetwistbaar is het, dat het boek van Cesare â Ripa, de Iconologia, of uitbeelding des verstands genaamd, een zeer loffelyk, heerlyk en nuttig werk is voor alle Konstenaars, wiens Konst oorspronkelyk, gelykvormig of aanhankelyk van de Schilderkonst is."

Het boek van Ripa geeft uitleg over de grote verscheidenheid aan allegorische figuren en betekenissen die sinds de oudheid in de literatuur, de beeldende kunsten en -later- de muziek en het theater ten tonele is gebracht. Voor de uitbeelding van deze figuren en betekenissen in historiestukken is het een standaardwerk.

Van grote betekenis voor de schilder is eveneens de Icones segmenta et statuarum (1638) van François Perrier dat in hetzelfde jaar verscheen in een Nederlandse vertaling onder de titel Eigentlyke Afbeeldinge van Hondert der Aldervenmaerdste Statuen of Antique Beelden Staande binnen Romen en door de schrijver is geraadpleegd en door hem kortweg als Statuaas is omschreven. Vooral de prenten naar de beeldhouwwerken van Cornelis van Dalen Senior en Junior, vormen een bron van kennis van de menselijke gestalte voor de beeldhouwer en de schilder. Beweging en gesticulatie, maar ook anatomische kennis zijn afleesbaar. Het is buiten kijf dat Lairesse, evenals eerder Van Mander opmerkte, de antieke beeldhouwkunst beschouwt als studieobject voor de historieschilder.

Vitruvius De Architectura Libri Decem ligt evident ten grondslag aan het hoofdstuk Van de Architectuur of Bouwkunde in het Groot Schilderboek. Bekendheid met de geschiedenis van de bouwkunst vanaf de Babylonische via de klassieke tot en met de gotische periode is gewenst. Zo gaat Lairesse onder andere in op de verschillende bouwordes, bouwornamenten, functies van gebouwen, indeling van gevels en vertrekken, maar ook op 'Ruinen of vervallene Gebouwen'. Een schilder maakt immers niet alleen gebruik van architectuur als stoffering van een historisch tafereel, hij moet ook vaardig zijn in het decoreren van vertrekken.

Junius bijdrage aan de classicistische kunstliteratuur is uiteraard door Lairesse opgemerkt. Junius verkeerde in hofkringen en was bibliothecaris van graaf Arundel, maar hij engageerde zich in het bijzonder met de Nederlands-Franse kringen die het classicisme voorstonden. Zijn De Pictura Veterum, voorafgegaan door een aanbeveling van Pieter Paul Rubens, is een 'leerboek' met evident classicistische uitgangspunten. Oudheidkundige realia vormen het uitgangspunt, daarnaast is er ingegaan op soms schildertechnische aspecten. Lairesse beveelt het tractaat van "den grooten Junius […] zonder veel commentaar de lezer aan. Even verwijst hij naar de auteur voor de oplossing van een schilderkundig probleem.

Aan de discussie over de ware schilderkunst is door Lairesse het zijne bijgedragen. Bosse's boek Le Peintre converti is Lairesse uit het hart gegrepen en om die reden aanbevolen aan de lezer en de schilder. Het "kleen boekjen", door de schrijver als "den Bekeerden Schilder" vermeld, geeft uitleg over de hantering van de regels van de kunst, zowel in de schilderkunst, in reliëfs, in ornamenten als in gebouwen. Daarbij verleent hij eveneens practische adviezen aan de -uiteraard classicistisch georiënteerde- kunstenaar. Lairesse, zo zullen wij zien, baseert zich op meerdere publicaties van Abraham Bosse.

Samenstelling bronmateriaal uitsluitend en alleen ten behoeve van het nieuwe vak ckv-2 uit het algemeen deel  voor havo en atheneum. Overnemen voor commerciele doeleinden verboden. Meewerken aan deze site? Opsturen via e-mail is voldoende. 

Is er zonder uw toestemming en zonder bronvermelding gebruik gemaakt van uw teksten? Onze verontschuldigingen hierover. Laat het ons weten en wij geven een juiste bronvermelding of halen het materiaal van internet. Een financiele vergoeding kunnen wij helaas niet geven.


02/06/2010 last update