Kunst en de stedelijke burgerij
De kerken waren in de middeleeuwen openbare gebouwen met veel kunstwerken. Het oogmerk van adel en hoge geestelijken was echter niet het publiek esthetisch genot te verschaffen. Hun oogmerk was veeleer de christelijke ideologie te beschutten en te verstevigen, waarmee zij hun op grootgrondbezit gebaseerde macht rechtvaardigden. In de eeuwen die volgden moest die macht het bij stukjes en beetjes, maar onvermijdelijk afleggen tegen die van de stedelijke burgerij, die handel en nijverheid op gang bracht en controleerde.

Het was voor het eerst in de Noordelijke Nederlanden dat deze nieuwe klasse, met de 'ketterij' van het calvinisme als ideologisch wapen, de staatsmacht wist te grijpen en duurzaam te handhaven. Dit had gevolgen voor de beeldende kunst en de productie en tentoonstelling ervan:
  • Het monopolie der sacrale onderwerpen wordt vervangen door een veel meer omvattende thematiek. Landschap, stadsgezicht, stilleven, huiselijke scenes en het portret als statussymbool van de bezittende burger worden in het 17e-eeuwse Holland gerespecteerde en druk beoefende onderwerpen in de schilderkunst.
  • Het bedrieglijk natuurgetrouw weergeven van de 'zichtbare wereld' wordt tot een tevoren ongekend niveau gebracht. In de periode waarin deze ontwikkeling op gang kwam valt het volgende op: Het bedrieglijk getrouw weergeven van de werkelijkheid wordt routine. Wat Vermeer rond 1660 incidenteel bereikte, een als volstrekt 'waar' aandoend beeld scheppen van zijn eigen stad Delft wisten in de 18e eeuw Canaletto en Bellotto schijnbaar moeiteloos en in serie te doen. Hun gezichten op Venetië, Dresden en engelse steden zijn talloos en zeker even 'waarachtig'
  • Het schilderij is niet meer geïntegreerd in het kerkgebouw maar wordt onderdeel van het bezit van de afzonderlijke burger. Hij legt een verzameling aan voor zijn persoonlijk genoegen en dat van zijn huisgenoten, vrienden, relaties. Hij beslist of anderen al dan niet worden toegelaten, bijvoorbeeld kunstkenners van wie hij een gunstig oordeel verwacht.
  • Het schilderij wordt mobiel, inwisselbaar, krijgt marktwaarde. Voor de notaris vastgelegde taxaties van de 'waarde' van schilderijen vormen één der voornaamste schriftelijke bronnen voor de kennis van de Nederlandse zeventiende-eeuwse schilderkunst.
  • Het idee komt op om een collectie schilderijen voor het publiek, in een openbaar lokaal, in dit geval voor de verkoop, toegankelijk te maken. Pogingen echter om dit idee in de praktijk te brengen mislukken.
  • Schilderijen in openbare gebouwen behouden de functie die zij in het kerkgebouw hadden, maar veel explicieter. De decoratie van het nieuwe Amsterdamse stadhuis en van andere Amsterdamse overheidsgebouwen werd zeer bewust volgens een weldoordacht programma ontworpen en was er op gericht om de kersverse heerschappij der kooplieden-regenten te verheerlijken.
De productiemethode van schilders, graveurs en drukkers was in de zeventiende en achttiende eeuw die van de manufactuur, hun bedrijf bestond uit een woning, annex werkplaats waar in de regel een paar mensen, bij uitzondering enkele tientallen knechten en leerlingen te werk waren gesteld.

Samenstelling bronmateriaal uitsluitend en alleen ten behoeve van het nieuwe vak ckv-2 uit het profiel C & M voor havo en atheneum en tehatex. Meewerken aan deze site? Opsturen via e-mail is voldoende. Bron Over de functie van kunst en musea. Museumjournaal 17-4-1972 A Blankert, Carry van Lakervelt.Holbein portret, Claesz Heda stilleven.

Is er zonder uw toestemming en zonder bronvermelding gebruik gemaakt van uw teksten? Onze verontschuldigingen hierover. Laat het ons weten en wij geven een juiste bronvermelding of halen het materiaal van internet. Een financiele vergoeding kunnen wij helaas niet geven.

02/05/2010 last update