De volmaakte schilderkunst

De zeventiende eeuw, dat is kijken met de ogen van Rembrandt, Frans Hals, Jan Steen, Vermeer en andere grote en kleine meesters van het Hollands Realisme. Het beeld van de Gouden Eeuw wordt gevormd door hun stadsgezichten, landschappen, interieurs, stillevens en portretten. En alles 'naar het leven gedaen': genre-stukjes met mensen van vlees en bloed met deugden en vooral ondeugden in nauwe straatjes en benepen interieurs, weidse landschappen met vee, zeegezichten en vazen vol tulpen, kortom het zeventiende-eeuwse Holland zoals het in ieders hoofd zit.
Toch was er in die tijd ook een groep schilders die vanuit een heel andere stijlopvatting werkten. Zij gingen niet uit van de alledaagse realiteit maar construeerden taferelen op basis van verhalen uit de klassieke oudheid. Hun figuren modelleerden ze naar sculpturen uit diezelfde oudheid en plaatsten deze in niet bestaande arcadische landschappen en paleisachtige constellaties. Hun geïdealiseerde wereld bevolkt door mythologische figuren of bijbelse personages, en rijkelijk voorzien van klassiek naakt, stond ver af van het leven van alledag waarmee de realistische school goede sier maakte. Ook de opdrachtgevers van de Classicisten, het hof en de klassiek geschoolde intelligentsia, voelden zich ver verheven boven de dagelijkse beslommeringen van de burgerij. Daarmee is ook de voorkeur verklaard van de klasse van machthebbers voor het Classicisme: deze stijl was de bevestiging van hun status en de idylle waarin zij in hun fraaie buitenhuizen en paleizen leefden. Een kunst gestoffeerd met wezens en verhalen die zij als klassiek geschoolden tot hun belevingswereld konden rekenen, was in zekere zin hún werkelijkheid.

Aan het eind van zijn leven raakte Hendrick Goltzius (1558-1617) sterk onder de indruk van het werk van Rubens. Dat blijkt met name uit de volumineuze, kloeke naakten op dit schilderij uit 1614. Het doek is typisch voor de eerste fase van het Hollands Classicisme: naast de aandacht voor anatomie, en dus het naakt, is de opbouw van de compositie streng piramidaal en bijna symmetrisch. 

Het onderwerp is afkomstig uit Boek X van Ovidius' Metamorfosen. Daarin raakt Venus in de ban van de jonge jager Adonis en vlijt zij zich met hem in de schaduw van een populier. Adonis slaat haar waarschuwing om niet langer op gevaarlijke diersoorten te jagen in de wind; bij de eerstvolgende jacht wordt hij gedood door een wild zwijn. Op Goltzius' schilderij is links Cupido afgebeeld, zittend op een jachthond. Rechts in de verte is het met zwanen bespannen rijtuig van Venus te zien. De Romein Ovidius schreef zijn Metamorfosen in het begin van onze jaartelling. In de zestiende eeuw waren er Nederlandse vertalingen van het boek in omloop. Het verhaal van Venus en Adonis was erg populair bij de Classicisten. 

Opvallend aan veel classicistische werken is het vaak monumentale formaat. De schilderijen moesten de grandeur van hun opdrachtgevers uitstralen, opdrachtgevers die bovendien in royaal bemeten onderkomens resideerden, dit in tegenstelling tot de vaak kleiner behuisde klandizie van de Hollandse Realisten. Belangrijker nog is het feit dat dat de doeken vaak deel uitmaakten van de architectuur van het interieur. De werken ontstonden eveneens in tegenstelling tot de vrije markt waarvan de realisten afhankelijk waren vaak in opdracht, waarbij vooraf formaat en plaats in het interieur werden bepaald. Meestal waren de schilderijen bestemd voor representatieve ruimtes van paleizen en overheidsgebouwen en fungeerden daarin min of meer als wandschilderingen. Het is daarom niet verbazingwekkend dat sommige classicistische schilders zelf ook architect waren. 

Volgens de zeventiende eeuwse opvatting was het historiestuk het hoogste in de hiërarchie van onderwerpen die een schilder kon kiezen. Ook in Holland was men het daarover eens. Voor een goede uitbeelding van een historie of een personage daaruit, moest een kunstenaar de menselijke figuur overtuigend kunnen weergeven. De mens, volgens Genesis (1:26-27) door God geschapen naar Zijn gelijkenis en evenbeeld, was van al het afbeeldbare het belangrijkste en het moeilijkste.

De bakermat van het Hollandse Classicisme ligt in Haarlem, de geboortestad van Jacob van Campen. Daar gaat Hendrick Goltzius als eerste in Nederland rond 1610 in classicistische trant werken. Goltzius, van oorsprong tekenaar en graveur maar in zijn latere leven vooral schilder, raakte tijdens een reis naar Italie in 1590-1591 diep onder de indruk van de oude Romeinse beelden en de schilders van de Italiaanse hoogrenaissance. Hij kiest daarna steeds vaker voor onderwerpen uit de mythologie en de geschiedenis van de Oudheid wat ook het veelvuldig naakt in zijn werk en dat van de latere Hollandse Classicisten verklaart. Goltzius werkt eerst nog in een maniëristische stijl, waarbij hij vooral zijn voorliefde voor anatomie tot uitdrukking brengt zonder echter te overdrijven, zoals bij veel andere maniëristen het geval is. Net als de andere maniëristen schildert hij mythologische onderwerpen maar geeft hij de figuren realistischer weer dan veel van zijn collega's. Geen anatomisch onmogelijke houdingen, maar mensen van vlees en bloed, die goden en helden worden in de mythologische en historische kaders die Goltzius voor ze creëert.
De historieschilder moest ook de landschappen en de vertrekken waarin zijn figuren zich bewegen goed kunnen weergeven, net als alle stillevenaccessoires. Ook kon hij niet domweg schilderen wat hij voor ogen zag [zoals de Hollandse Realisten]. Eerst diende hij zich in zijn geest een beeld te scheppen van de episode die hij wilde schilderen en zich op de hoogte stellen van het verleden waarin die zich afspeelde. De emoties van de figuren en hun reacties op elkaar moesten overtuigend zijn en kloppen met het verhaal. Het maken van een goed historiestuk was al met al het hoogste wat een schilder kon nastreven of bereiken. De positie van het historiestuk in de toenmalige kunstopvatting kan vergeleken worden met die van de roman in de huidige hiërarchie van geschreven teksten.
Het ideaal was een terugkeer van de volmaakte schilderkunst zoals die volgens hen ooit in de Oudheid had bestaan. Om dat ideaal te bereiken werden allerlei strenge regels opgesteld waaraan een kunstwerk zou moeten voldoen. Die regels vonden zij, conform de opvattingen van Goltzius, in de klassieke beeldhouwkunst en de kunst van de Italiaanse hoogrenaissance. Uit deze voorbeelden leidden zij af dat de natuur weliswaar moest worden nagevolgd (Natura Artis Magistra: de natuur is de leermeesteres van de kunst), maar dan alleen het fraaie daaruit en vooral het naakt, zodat 'schoonheid' een menselijk belichaming kon worden gegeven. Helderheid en voornaamheid staan voorop; obscure partijen en wilde beweging zijn taboe. Een schilderij moet overzichtelijk zijn, de belichting gelijkmatig en een met zorgvuldige aandacht gedetailleerde uitvoering geniet de voorkeur boven de brede peinture.
De klassieke Oudheid speelt een belangrijke rol in zowel de uitgangspunten van de Hollandse Classicisten, als in hun onderwerpskeuze. Toch waren ook bijbelse thema's bij hen schering en inslag. Ook bijbelse voorstellingen behoren immers tot het domein van de, als verheven geachte, 'historieschilderkunst'. De handelingen van de figuren en de duidelijkheid van het verhaal staan daarbij voorop.

Het onderstaande voorbeeld laat zien, dat mythologische thema's niet alleen de voorkeur hadden van de classicistische schilder, maar ook bij de schrijvers van het classicistische drama: voorbeeld: Granida van PC Hooft.

Kenmerken van het classicistische drama zijn:
  • De eenheid van tijd houdt in dat de handeling op het toneel niet langer mag duren dan een etmaal. 
  • De eenheid van handeling betekent dat er geen bijzaken als nevenintrige naast of door de hoofdintrige heen mogen lopen. 
  • Volgens de eenheid van plaats moet de handeling zich op één plaats afspelen; gebeurtenissen van belang die zich elders afspelen, worden bijv. door een bode verteld. 

Granida en Daifilo

Gerard van Honthorst 1592-1656 Granida en Daifilo

Het werk van de Amsterdamse burgemeesterszoon Hooft is omvangrijk en veelzijdig. Hij was goed op de hoogte van de nieuwerwetse lyriek in Frankrijk en Italië en verweefde het daar populaire petrarkisme en neoplatonisme in zijn eigen poëzie. Elementen uit die stromingen treffen we ook aan in het spel Granida (1605), dat tevens invloed van de pastorale literatuur en het klassieke toneel vertoont. Hoofts toneelstukken brachten de doorbraak van de klassieke tragedie in de noordelijke gewesten. Binnen Hoofts grote, geleerde en tegelijk elegante, oeuvre is Granida - voltooid in 1605, gedrukt in 1615 - altijd een van de blikvangers geweest. Dit luchtig-ernstige spel, extra aantrekkelijk door zang- en dansscènes, viel bijzonder goed. Het werd regelmatig opgevoerd, in Amsterdam bijvoorbeeld bij de rederijkers van De Eglentier en later in de Schouwburg.
Een belangrijk thema in Granida is de kloof tussen het eenvoudige platteland en het luxueuze hof. Hooft ontleende de tegenstelling tussen oprechte herders en verdorven hovelingen aan de Italiaanse pastorale letterkunde van de late zestiende eeuw. Deze wilde de decadente Italiaanse aristocratie een spiegel voorhouden: de herders en herderinnen verwoorden rechtschapen gedachten over eer, liefde en trouw.

Met name het pastorale toneel handelde vaak over de zuivere liefde die alle problemen overwint en tot een voorbeeldig huwelijk leidt. Soms moet een van de twee gelieven - meestal beiden landbewoners - zich eerst ontwikkelen van egocentrische tot onzelfzuchtige partner en doorgaans proberen corrupte, voor eigenbelang ijverende concurrenten een bruiloft te verhinderen. Uiteindelijk zegeviert echter de rechtvaardigheid. De moraal van het goede huwelijk wordt versterkt doordat de bedriegers hun fouten inzien en zich van hun slechte levenswandel afkeren.

Het eerste bedrijf speelt zich af op het Perzische platteland, waar de jonge herder Daifilo tevergeefs de herderin Dorilea tot erotische genoegens probeert te verlokken. Zij wantrouwt zijn vleierij want ze heeft al vaak gezien hoe gemakkelijk de herders een meisje weer in de steek laten. Dorilea's angst lijkt bewaarheid te worden als de van haar jachtgezelschap afgedwaalde Granida verschijnt: Daifilo heeft nu alleen nog aandacht voor haar. Galant biedt hij de prinses wat water aan. Deze prijst het eenvoudige, natuurlijke herdersbestaan, dat scherp contrasteert met het luxueuze, onoprechte hofleven. Ook Granida's hofdames loven de vrolijke zorgeloosheid van de herderinnen, die zij boven de schijnbare tevredenheid van het paleis plaatsen. Geheel in de ban van Granida gaat Daifilo zijn ‘godin’ achterna, ondanks Dorilea's waarschuwing voor de bedrieglijke hofwereld.....................

Jacob Backer  Granida et Daifilo

Granida is een toneelstuk vol spanning en afwisseling. Gedreven door de liefde ontpopt een eenvoudige herder zich tot een ideale hoveling en een hoge prinses tot een perfecte herderin. De herder redt zijn beminde uit de handen van op macht beluste minnaars en mag uiteindelijk met haar trouwen. Voor het zover is vinden er gevechten plaats, wordt een opzienbarende list verzonnen en verschijnt een dode in een droom aan zijn vroegere medestander. Dit alles speelt zich af in het exotische Perzië, met idyllische landschappen en een prachtig hof. Het spel biedt peinzende monologen, felle discussies en vrolijke en bedachtzame liederen, waarbij waarschijnlijk gedanst werd.

Amusement genoeg dus, maar Hooft wilde ook dieper grijpen. In de thematiek van het moreel zuivere leven, de ideale liefde en het rechtvaardige koningschap verwerkte hij denkbeelden uit de klassieke  literatuur.

Samenstelling bronmateriaal ten behoeve van het nieuwe vak ckv-2 uit het profiel cultuur en maatschappij voor havo en atheneum.  Meewerken aan deze site? Opsturen via e-mail is voldoende. 

Is er zonder uw toestemming en zonder bronvermelding gebruik gemaakt van uw teksten? Onze verontschuldigingen hierover. Laat het ons weten en wij geven een juiste bronvermelding of halen het materiaal van internet. Een financiele vergoeding kunnen wij niet geven.


02/06/2010 last update