Jan Pieterszoon Sweelinck

De beroemdste organist van de Oude Kerk was Sweelinck (1562 - 1621). Hij begon op vijftien jarige leeftijd en bleef hier vierenveertig jaar. Hij bespeelde het orgel voor en na de erediensten en bovendien nog een aantal uren per dag

SWEELINCK.jpg (5656 bytes)

Sinds de Reformatie, respectievelijk Alteratie in 1578,  was de organist geen kerkelijke functionaris meer, maar een burgerlijke. Het orgel had geen plaats in de christelijke eredienst van die dagen. De orgels waren dan ook niet eigendom van de Kerk, maar van de stad. Hoewel het niet direct tot zijn taak behoorde speelde Sweelinck af en toe op de banketten van de Burgemeesters en de Magistraten met belangrijke gasten. Hij stond bekend als een groot improvisator.

Met de Tachtigjarige Oorlog neemt Noord-Nederland voorlopig afscheid van de muziek, maar het doet dit waardig en met een figuur die nog eenmaal aller aandacht op deze streken vestigde: Jan Pieterszoon Sweelinck, een echte Noord-Nederlander, want hij werd in mei 1562 in Deventer geboren en overleed 59 jaar later, op 16 oktober 1621 in Amsterdam. In die tussenliggende tijd is hij het land vrijwel niet uitgeweest. De tijden waren er niet naar, hij had genoeg aan zichzelf en aan zijn orgel; hij ontving iedereen die van zijn kunst wilde genieten of leren, maar voelde geen behoefte buiten de grenzen met andere kunstbroeders in contact te treden. Sweelinck was Amsterdammer en als hij eens voor zaken weg moest, naar Antwerpen bijv. om voor de vroedschap van Amsterdam een clavecimbel bij Ruckers te kopen, bleef hij nooit langer dan een week weg.

Vroeger is wel eens beweerd dat Sweelinck in zijn jonge jaren les heeft gehad van Zarlino in Venetië, omdat men in zijn werken de neerslag meende te vinden van de theorieën die Zarlino had neer gelegd in zijn 'Institutione Armoniche', maar dat is niet waarschijnlijk.

Natuurlijk kende hij de man en zijn geschriften, maar hij heeft hem nooit ontmoet. Giovanni Gabrieli is ook wel als zijn leraar genoemd, maar dat is evenmin juist. Sweelinck was veel te honkvast om zulke lange en verre reizen te ondernemen. In dat opzicht was hij precies als Bach, die van Duitsland ook maar weinig heeft gezien. Ze kwamen heus wel bij hem, Samuel Scheidt uit Halle, Heinrich Scheidemann uit Hamburg, Paul Sichert uit Danzig en Melchior Schudt uit Hannover: natuurlijk in de eerste plaats om van hem te leren, maar onmiddellijk daarna om van zijn spel te genieten. Voor moderne oren klinkt het wat onwaarschijnlijk dat in een tijd zonder media die iemands kwaliteiten in een minimum van tijd over de hele wereld verspreiden, zonder kranten dus, zonder tv en zonder platen, iemands faam zo nadrukkelijk buiten de grenzen kon treden, dat men moeizame reizen ondernam om te leren en te luisteren. Niettemin gebeurde het.

 

Intussen blijft de vraag wie zich dan wel met Sweelincks muzikale opvoeding heeft beziggehouden. Het antwoord ligt voor de hand: zijn vader, Peter Swybertszoon, die van 1564 tot aan zijn dood in 1573 het orgel van de Oude Kerk in Amsterdam bespeelde. Over het leven van de vader weten we weinig. In de loop van zijn carrière moet hij echter in Deventer zijn terechtgekomen en daar zijn getrouwd met Elsgen Sweling, de dochter van de stadschirurgijn. Deventer was in die dagen belangrijker dan nu, maar toch niet belangrijk genoeg om de verlokking van Amsterdam te weerstaan en kort na de geboorte van onze Jan Pieterszoon is het gezin naar Amsterdam vertrokken. Jan Pietersz. moet al spoedig blijk hebben gegeven van een grote muzikaliteit en een even grote belangstelling voor het orgel. Zijn vader zal een goed pedagoog zijn geweest en het 'wonderkind' op de juiste manier hebben behandeld, want vier jaar na het overlijden van de vader volgt de dan vijftien jaar oude Jan Pietersz. zijn vader aan het orgel van de Oude Kerk op (1577). Vierenveertig jaar lang zal Jan Pietersz. deze orgel-bank bezet houden om dan 'in het harnas gestorven' te worden opgevolgd door zijn zoon Dirck. Van 1564 tot 1652, bijna een eeuw lang, hebben dus drie generaties Sweelinck achter het orgel van de Oude Kerk gezeten. Na de dood van haar man heeft moeder Elsgen de muzikale opleiding van haar zoon voortgezet door hem een tijdje in de leer te doen bij de stadspijper van Haarlem, Jan Willemszoon Lossi. Ze kwam zelf uit een artistieke familie die een aantal bekende goudsmeden heeft opgeleverd en moet dus wel gevoel hebben gehad voor de kwaliteiten van haar zoon. Toen deze echter in de veilige haven van de Oude Kerk was opgenomen, heeft ze waarschijnlijk heimwee gekregen naar het rustige Deventer. In ieder geval is ze daar in augustus 1585 overleden.

Toch heeft ze het nog net kunnen meemaken dat haar zoon zijn eerste compositie het licht deed zien, een gedrukte bundel 'Chansons' (1584) en op de titelpagina zijn blijk van waardering voor haar gelezen.

Daar noemt de auteur zich naar zijn moeder: Sweling. Een burgerlijke stand was er in de zeventiende eeuw nog niet, namen stonden nauwelijks vast, je kon je noemen zoals je wilde en Sweelinck (de naam wordt op velerlei manier gespeld) heeft deze gelegenheid aangegrepen om zijn moeder deze attentie te bewijzen. Onder haar naam is hij de muziekgeschiedenis ingegaan. In 1590 trouwde Sweelinck met Claesgen Puyner, een koopmansdochter uit het welvarende Medemblik. Het echtpaar kreeg zes kinderen, waarvan er vijf hun inmiddels beroemd geworden vader overleefden. Een daarvan was de reeds eerder genoemde Dirck.

Geen opwindend leven dus. Eerder een onopvallend burger-bestaan in een woelige tijd. De kerk was nog katholiek toen Jan Pieterszoon achter het orgel plaats nam en hij was het waarschijnlijk ook. 

Dagelijks gaf hij voor en na de dienst orgelconcerten en 's morgens deed hij er nog een promenadeconcert bij. Die laatste term moeten we letterlijk nemen, want de kerken stonden in het maatschappelijk leven veel meer centraal dan nu en uit talloze prenten en schilderijen kennen we de sociale functie van het gebouw: de deuren stonden open en men wandelde er binnen om zich te verpozen, om een afspraak na te komen, om een praatje te maken. De organist begeleidde deze bedrijvigheid met een achtergrondmuziekje.

Er is geen reden om aan te nemen dat dit anders werd toen het gebouw in protestantse handen kwam. In de protestantse eredienst had het orgel geen liturgische functie en hoewel er na de Reformatie heel wat katholieke ambtsdragers hun Post aan protestanten moesten afstaan, de organisten liet men doorgaans ongemoeid. Sweelinck speelde dus rustig verder; hij was zo vergroeid met z'n kerk en z'n orgel, z'n positie was zo onaanrastbaar dat niemand eraan dacht hem lastig te vallen. Bij zijn dood op 21 oktober 1621 werd hij dan ook in zijn kerk bijgezet. 

video fragment interieur Oude Kerk Amsterdam met het orgel.

Luisterfragment orgelmuziek (Bach) (Mp-3 867Kb)

Wat is nu de reden van Sweelincks roem? In de eerste plaats zijn orgelspel. Wat we zelf kunnen constateren is zijn plaats in de ontwikkeling van de instrumentale muziek. Hij verenigde de nieuwe vormen die uit Venetië waren overgekomen met de technieken van de Engelse virginalisten, die hij goed moet hebben gekend en gewaardeerd en die omgekeerd bewondering hadden voor hem. 

De organistenmaker

Deze bijnaam dankt hij aan een door hem ontwikkelde methode en aan zijn werken voor orgel en clavecimbel, die in feite in drie groepen uiteenvallen: gewijde en wereldlijke variaties, toccata's en fantasieën. Met zijn variaties op psalmmelodieën opende hij de weg voor de indrukwekkende ontwikkeling van het orgelkoraal. Met zijn fantasieën legde hij de basis voor de evolutie van de fuga. Met zijn toccata's paste hij op geniale wijze de Venetiaanse techniek van het dubbelkoor aan, aan de twee manualen van het orgel.

In zijn vocale composities stelde Sweelinck zich wat traditioneler op en volgde de gangbare stijl van de renaissance. Met uitzondering van de 'Cantiones Sacrae' uit 1619, waar hij een continuo gebruikt. Meer dan de helft van deze vocale muziek bestaat uit melodieën bij psalmen, o.m. op metrische vertalingen van Marot en Beza.

De Duitsers hebben, als gezegd, het meest van hem geleerd en we hoeven alleen maar de naam Bach te noemen om aan te tonen waartoe zijn invloed heeft geleid. De Duitsers hadden trouwens de mankracht om voort te bouwen op wat hij had aangegeven. In eigen land had hij die niet.

Samenstelling bronmateriaal ten behoeve van het nieuwe vak ckv-2 uit het profiel cultuur en maatschappij voor havo en atheneum.  Meewerken aan deze site? Opsturen via e-mail is voldoende. 

Is er zonder uw toestemming en zonder bronvermelding gebruik gemaakt van uw teksten? Onze verontschuldigingen hierover. Laat het ons weten en wij geven een juiste bronvermelding of halen het materiaal van internet. Een financiele vergoeding kunnen wij niet geven.


02/05/2010 CKV-2