'De Sael van Orange'/ noordwand

Triomftocht met schatten uit de Oost en West

De ,antiek' uitgedoste Frederik Hendrik krijgt hier van de Nederlandse maagd het opperbevel over het leger en de vloot aangereikt. Links wordt bij op een apart doek heel toepasselijk verheerlijkt als heerser over de zeeën. Onder zijn goede bestuur kwamen door de grote welvaart de kunsten en wetenschappen tot bloei, zoals is uitgebeeld op de gewelfschildering. Deze en de andere drie schilderingen in het gewelf zijn telkens een 'hemels' vervolg op de daaronder aangebrachte scène met Frederik Hendrik in de hoofdrol.

Jacob van Campens kolossale Triomftocht (bijna 4 bij 2 meter) maakt deel uit van in totaal acht doeken in het onderste niveau van de Oranjezaal. (Klik op afbeelding helemaal rechts onderaan voor een vergroting)

De zeven triomftochten door verschillende kunstenaars beelden een soort 'klassieke' triomf uit, gebaseerd op antieke beschrijvingen, terwijl Van Campens doek eerder zeventiende-eeuwse voorwerpen en figuren bevat. Het is van onder tot boven gevuld met allerhande exotische voorwerpen en figuren. Met uitzondering van de witte Delftse plooischaal, gevuld met schelpen, zijn alle objecten afkomstig uit overzeese gebieden waarmee de Verenigde Westindische Compagnie en de Verenigde Oostindische Compagnie handel hebben gedreven. Er is verder sprake van een groot aantal 'presenten'. Op de voorgrond staat een mand met exotische vruchten als ananas en citroen, terwijl voor de mand een maiskolf en een meloen liggen. Een van de blonde meisjes draagt een Zuidamerikaanse omslagdoek die gemaakt is van rode veren. Zulke doeken werden gemaakt en gedragen door de Tupinambas, Braziliaanse Indianen, die woonden in het gebied dat omstreeks 1640 werd bestuurd door Johan Maurits van Nassau-Siegen.

Het overgrote deel van de afgebeelde voorwerpen en figuren is terug te voeren op deze 'Maurits de Braziliaan'. Rechts onderin knielt een zo goed als naakte, woest uitziende man, die een vaas vasthoudt. Mogelijk heeft Van Campen hier zelfs een van de Indianen uitgebeeld die Johan Maurits uit Brazilië had meegebracht. Centraal in de voorstelling staat een jonge vrouw die met citroenen gevulde Afrikaanse manden vasthoudt. Achter de vrouw staat een meisje met een Chinese Wan-Li-vaas op het hoofd. Naast haar staat een zwarte vrouw met een papegaai, die Van Gelder beschreef als de sprekende papegaai van Johan Maurits. Een witte kakatoe in de achtergrond wordt omgeven door twee van papegaaieveren gemaakte parasols, die werden gebruikt bij de begeleiding van hoogwaardigheidsbekleders. Het cassettenplafond van de boog is nauwelijks zichtbaar door een aantal voorwerpen die tot in de nok zijn opgestapeld: een bundel Indianenpijlen, speren, een Japans harnas en een (uit Bengalen afkomstig?) leren schild. De diverse objecten worden door bloemenslingers verbonden."