CKV-2/ Opdracht 3.4.A

Burgerlijke Cultuur van de 17e eeuw.    VWO 5

De rol van de muziek tijdens de voorstellingen.

Samenstelling: 12-17-2014 SGGroenewald  CKV-2 


Opdracht 1: Lees eerst tekst 3.4.9

De speelseizoenen van de Amsterdamse Schouwburg liepen doorgaans van eind augustus of begin september tot juli van het volgend jaan Er vonden gemiddeld twee tot drie voorstellingen per week plaats (vooral op maandag en donderdag), met concentraties in de kermistijd (tweede helft september) en rond de feestdagen (Kerstmis, Pasen).

Een voorstelling bestond in de regel uit een zelfstandig stuk, hetzij een blijspel, een treurspel of een treur-blij-eindend spel, gevolgd door een simpel nastuk of klucht. De rol van de muziek en de musici in dit geheel was uitgebreid, wat moge blijken uit het volgende overzicht, waarin negen verschillende muzikale functies worden onderscheiden.

  • Aangezien trompetters en tamboer(s) voor vrijwel elke voorstelling betaald werden terwijl er lang niet in elk toneelspel aanleiding was om hen in te zetten, mogen we aannemen dat ze met hun instrumenten het begin van voorstellingen, bedrijven enzovoort markeerden, dan wel andere procedurele functies vervulden.
  • Hetzelfde geldt voor het speelmansensemble. Ook de speellieden werden voor vrijwel elke voorstelling betaald. Waarschijnlijk speelden ze tussen de bedrijven. Een dergelijk optreden is in een iets later stadium expliciet beschreven door Lodewijk Meyer in het Naauwkeurig Onderwys in de Toonneel-Poezie:

'De Muzyk wordt geplaatst tusschen de Bedryven, om de Gedachten te verfrissen, die zomtyds bezwaard zyn door eene droevige Geschiedenisse aan te zien, en is ook om de gaaping tusschen de Bedryven met iets aangenaams te vullen.'

  • Trompetters en tamboer(s) worden nogal eens genoemd in aanwijzingen in toneelspelen, bij voorbeeld wanneer veldslagen voorkomen.
  • Op dezelfde wijze wordt in een aantal toneelspelen het optreden van speellieden voorgeschreven, hetzij 'binnen', dat wil zeggen achter de coulissen, hetzij 'uit', op het toneel en zichtbaar voor het publiek.
  • Vrij veel toneelspelen die in de bedoelde periode gespeeld zijn, bevatten liederen. Soms wordt het zingen expliciet in het toneelspel aangegeven, en is de liedtekst van een wijsaanduiding voorzien. In andere gevallen vindt men strofische tekstdelen die gezongen zouden kunnen worden, respectievelijk gezongen zouden kunnen zijn. Vaak, maar niet altijd, is het mogelijk om een geschikte melodie te vinden. Maar zelfs wanneer een bevredigende melodie beschikbaar is, is het lang niet altijd duidelijk of er werkelijk gezongen moet worden, c.q. gezongen is.
  • Vervolgens moeten de reien aan de orde komen. Sommige reien gaan vergezeld van uitdrukkelijke aanwijzingen wat betreft het zingen. In andere gevallen is een gezongen uitvoering voor de hand liggend vanwege de beschikbaarheid van een passende melodie. Maar meer in het algemeen kan men er niet zonder meer van uitgaan dat reien altijd gezongen zijn. Het standpunt dat een aantal reien bij een aantal gelegenheden gezongen is, is beter te verdedigen.

Een rei bestaat uit een groep personages die tot dezelfde 'stand' behoren (bijvoorbeeld edelen, nonnen, burgers, enz.). Deze reien interpelleren de dialogen van de hoofdrolspelers en becommentariëren de gebeurtenissen of zij gaan op hun beurt een dialoog aan met de hoofdrolspelers (vergelijk de functie van recitief, aria en koorpassages in de opera).

  • Het schrijven van nieuwjaarsliederen voor de schouwburg was een voortzetting van tradities uit de rederijkerstijd. In hoeverre deze liederen in de Schouwburg werden gezongen, bij voorbeeld voor of na de eerste opvoering in januari, is niet duidelijk. De nieuwjaarsliederen werden door de acteurs geschreven, waarvoor ze een medaille ontvingen.
  • Vanaf 1642 werden er in de Schouwburg ook balletten uitgevoerd, met name in de jaren vijftig. Deze balletten namen nogal eens de plaats van het nastuk in. Enkele balletten zijn onder een bepaalde naam bekend en keren van tijd tot tijd terug, zoals het Ballet der Vijf Zinnen, het Groot Moorenballet, Pans Oordeelsdans en het Spanjaardsballet. Andere balletten staan in de archiefstukken slechts als dans of ballet aangeduid. Soms hadden de balletten een relatie met het voorafgaande spel. Zo kon het Spanjaardsballet volgen op Bredero's Spaanse Brabander of een zich in Spanje afspelend stuk. Ook kon een 'tussendans' tussen hoofdspel en nastuk worden opgevoerd. Regelmatig kwam het voor dat drie Josefspelen van Vondel, Joseph in Dothan, Joseph in Egypte en Joseph in 't Hof op één avond achter elkaar gespeeld werden; ze werden dan gescheiden door twee tussendansen. De balletten werden gedanst door toneelspelers; gewoonlijk namen er vier tot acht dansers aan deel.
  • Ten slotte moeten ook nog enkele concertuitvoeringen worden vermeld. In 1643 werd - vermoedelijk tijdens het zomerreces in augustus een aantal muziekuitvoeringen gegeven, die het niet onaanzienlijke bedrag van f l066 en zeven stuivers opbrachten. In 1648 werd negenmaal het nastuk vervangen door 'muziek'. Voor deze periode geven de rekeningboeken drie namen van extra musici die verder niet genoemd worden Ik neem aan dat deze drie musici de concerten verzorgden. In 1662 werd het zomerreces opnieuw benut voor concerten, ditmaal gegeven door musici van de koning van Frankrijk. De totale opbrengst was f 600 en zes stuivers.

1.- Maak van de bovenstaande tekst een korte, maar duidelijke samenvatting.

2.- In het begin van PC. Hoofts drama Geeraerdt van Velsen (1613) beklaagt Machtelt van Velsen zich over het feit dat Floris V, graaf van Holland, haar geweld heeft aangedaan, terwijl zij notabene een gehuwde edelvrouw is. Nadat de allegorische figuren Twist, Geweld en Bedrog zijn opgevoerd, treedt een koor aan van 'Amstellandse Joffren' Wat bezingen zij?

...........................................................................................................................................

...........................................................................................................................................

...........................................................................................................................................

einde