De Sint-Lucas

gilden

Karel Breydel (1678 - 1733) Vanaf 1704 lid van St Lucas Gilde te Antwerpen.

 

De Sint-Lucasgilden, ontstaan in de vijftiende eeuw, gaven in samenwerking met de overheid keuren uit, waarin de opleiding tot kunstschilder en aanverwante beroepen, alsmede de rechten en plichten van dezen nauwkeurig omschreven waren. Aankomende kunstenaars gingen als leerjongen in de leer bij een meesterschilder. Daar leerde hij het maken van verf, het zogenaamde verfwrijven, de verven op het palet zetten en kreeg hij les in tekenen. Daarna mocht hij meewerken aan de schilderijen van zijn leermeester. Na enige tijd werd hij gezel en na enkele jaren kon hij meesterschilder worden, mits het gilde daar toestemming voor verleende.

Een voorwaarde om lid te worden van een gilde was het afleggen van een toelatingsexamen of meesterproef. Was je eenmaal toegetreden dan moest je je houden aan een aantal afspraken met betrekking tot de kwaliteit en de prijzen van producten, zoals schilderijen, die je aanbood. Bovendien maakte je als lid aanspraak op allerlei sociale voorzieningen. Als meesterschilder en lid van het Sint-Lucasgilde mocht je je vestigen als zelfstandig schilder en in een atelier leerlingen en assistenten in dienst nemen. 

Opdracht:

Een meester had bijvoorbeeld het recht om schilderijen die in zijn atelier waren gemaakt onder zijn eigen naam te verkopen, ook als ze door zijn leerlingen waren vervaardigd. Hier enkele fragmenten uit een keur van 22 februari 1590, geldend voor de stad Haarlem. Tracht naast het bovenstaande nog een vijftal rechten en/of plichten uit de onderstaande tekst te halen.

  • Inden eersten soo en sal niemant binnen der stadt van Haerlem inde ambachten van Schilderen, (.. .) hij ofte zij, sal eerst ende voor al poorter moeten weesen, ende als dan sal hij ofte zij gehouden weesen te betalen drij gouden rijnsche guldens, elcke gulden van 28 stuijvers brabants, ende dit te gaen aen tween den Heeren ende Gerechte die eene helft ėnde den andere helft ten proffijte van het gilt van St. Lucas voorschreeven, maer eens poorters kint sal geven anderhalve rijnsche.gulden ten pryse ende te gaen als boven (......)
  • Voort wat gesellen die van buijten comen wereken binnen deser stadt voorsz langer dan veertien dagen, die zullen geven tot:proffijte vandėn gilden twee stuijvers. maer des sal hij daer naer een jaer lanck vrij onbegrepen (= zonder fouten) wereken mogen, die de meester vijtreijken (= verstrekken) ende opleggen sal, maer sal altoos veerthien dagen onbegrepen moogen wercken
  • Ende geen ,jongens die gast sijn, en. sullen t ambacht mogen leeren zij en sul-len eerst tot proffijt vanden gilden geven twaelf stuijvers.
  • ende geen leeriongen van desen voorschreven ambachten en zallen mogen om broot gaen ende als eenige leeriongens haer leerjaren vijt sijn soo en zullen zij t ambacht noch geen meesterije mogen setten sij en sullen ten alderminsten een jaer lanck gelt gewonnen hebben met een mr. ( ... )
  • ende waert oock dat eenich gilde broeder een leeriongen aen name ende dat binnen ses weeeken den geswoorens niet tekennen en gaven, die sal verbeuren twaelf stuijvers, onvermindert der leeriongens ses stuijvers.
  • Voorts sal geen mr. schilder meer tot eenen male mogen aennemen dan twee jongens, behoudelijcken als eenich van desen tween, een jaer aent ambacht geweest sal hebben, soo sal hij noch een jongen moogen nemen ende also tot drije jongens toe, tot eenen male ende niet meer. ( ... )
  • Ende waert dat eenich meester eenige jong langer hielt dan ses weecken om te proeven, sonder te besteeden, soo sall den meester opleggen 6 stuvers, ende waert dat ijmandt ter contrarie dede dat voorsz is, soude verbeuren drij pont, te gaen aen tween als boven gesecht staat, welverstaende dat sooverre den mr. meer jongens begeerden, sullen dat doen met believen van den burgermeesters ende vinders.
  • Voorts soo en sal niemant eens anders geselle mogen onderhueren tensij hij bij wille ende consent (=tevredenheid) vanden genen daer hij mede gewrocht heeft, ende met niemandt te wercken binnen der steede noch bij hem selven meesterije te houden voor de tijt, dat hij met vrientschap van sijnen mr. geschijden is ende hem voldaen heeft, ende dit tot verclaringe vanden oversten. (...)

  • Voorts soo en sal niemant met eenich werek van schilderije ( ... ) voort moeten doen ofte, ommedragende, bijde huisen,ofte neering bijde straeten gaen soecken, dan op jaermarekten ende weeckmerckten, ten, ware sij int,Gilde waren, noch dat niemant binne der selver stede eenich dinck ofte waren, den ambachte ende neeringe voorsz aengaende, soo wel out als nieuwe en sal, mogen coopen om te verwercken ofte wederomme te vercoopen ofte omme bijde huijsen om te dragen ofte late dragen, sonder inde gilde te weesen ende of ijemand van buijte ofte binne contrarie dede sal verbeuren soo dick ende meenich mael die selfde bevonden sal sijn telcken rijse.een gouden gulden ten prijse voorsz (....)
  • Voorts op dat de oversten ende geswoorens te beter haer gelt sullen mogen gecrijgen van allen oncosten, soo sullen zij des jaers veramen ende een maeltijt tesamen eeten, ende dan setten ende ordonneeren alle jare haer sacken tot nut ende oorbaer van haer Gilt, soo dat behooren sal, ende soo wat gildebroeder die de weete hadde ende ter maeltijt niet en quame, hij soude nochtans tvolle gelt geven ende betalen oft hij daer geweest hadde ( ... ).

(Uit: De Zuidnederlandse immigratie in Amsterdam en Haarlem omstreeks 1572-1630, door J. G. C. A. Briels - 1936)

Samenstelling bronmateriaal uitsluitend en alleen ten behoeve van het nieuwe vak ckv-2 uit het profiel C & M voor havo en atheneum en tehatex. Meewerken aan deze site? Opsturen via e-mail is voldoende. 

Is er zonder uw toestemming en zonder bronvermelding gebruik gemaakt van uw teksten? Onze verontschuldigingen hierover. Laat het ons weten en wij geven een juiste bronvermelding of halen het materiaal van internet. Een financiele vergoeding kunnen wij helaas niet geven.

02/06/2010 last update