Karel van Mander

Wat Vasari enkele decennia eerder was voor Italië, was Karel van Mander aan het prille begin van de Gouden Eeuw voor Nederland. Van Mander (1548-1606) is nu vooral bekend als de eerste Nederlandse kunsthistoricus en als schrijver van het Schilder-Boeck (1603-1604), inmiddels de belangrijkste bron voor de Nederlandse zestiende-eeuwse schilderkunst.

Zijn prenten zijn zoals dat in de 16de eeuw vaker gedaan werd: knappe plaatjes met een stichtend versje eronder. Zijn schilderstijl paste in de mode van de late zestiende eeuw: Italiaans, maniëristisch, bijbelse thema's gecombineerd met archaische landschappen en verwrongen spierbundels.

Hij wilde grootse allegorische schilderijen maken op een moment dat het publiek kleine-kabinetstukken en scheepstaferelen verlangde. Van Mander dacht dat die voorkeur wel weer zou veranderen. 

Als schilder vergiste Van Mander zich misschien in de tijdgeest, maar als schrijver liep hij voorop. Hij droeg bij aan een andere visie op schilderkunst. Schilders werden in Nederland nog gezien als nederige ambachtslieden, betaald per uur en besmeurd met verf. Van Mander betoogde in zijn Schilder-Boeck dat schilderkunst 'deftig' moest zijn, een hoogstaande activiteit. Hij verbond, zoals dat in Italië al gedaan was, de schilderkunst met de humanistische traditie. De schilder moest een ontwikkeld man zijn, met kennis van de klassieken en van de bijbel, en vooral: vervuld van burgerzin en deugd.

In zijn Schilder-Boeck beschreef hij net als Vasari de levens van schilders, maar deed dat met een moreel doel: doe zoals zij, dan komt het goed. Hij verkneukelde zich bijvoorbeeld om Frans Florisz, schilder uit de Zuidelijke Nederlanden.

Van Florisz schreef Van Mander dat hij als een vorst in een stoel zat en zich sokken liet aantrekken door dienaren. 

Hij wordt vaak de 'leermeester van Hals' genoemd, en volgens sommigen is er verband tussen de verhalende schilderkunst die Van Mander voorstond en de diepere lagen van het zeventiende-eeuwse realisme. Wel diende de 'deftige schilder' vanaf die tijd als voorbeeld. Schilders als Rembrandt lazen zijn boek.

Karel van Mander als schilder: Karel IX besluit tot de moord op de Hugonoten.

Belangrijk is de uitvoerige berichtgeving in Van Manders in 1604 verschenen Schilder-boeck over kunstenaars werkzaam in het Vaticaan en elders te Rome. In vele gevallen is Van Mander een unieke bron voor onze kennis van talloze Vlaams-Nederlandse kunstenaars die vóór, tijdens en na zijn eigen bezoek te Rome aldaar vertoefden. Daaronder waren degenen met wie hij in Rome omging, zoals Gaspar Huevick, Jan Soens en de jonge Bartholomeus Spranger, maar ook een andere vriend, de vijftien jaar na Van Mander naar Rome gereisde Hendrick Goltzius, die toen al een beroemdheid was."

Ook zijn berichtgeving over Italiaanse kunstenaars te Rome, van Taddeo en Federico Zuccaro tot en met Caravaggio, is deels uit de eerste hand en betreft het werk van hem al dan niet persoonlijk bekende oudere en jongere collega's.

In Den grondt der edel vry schilder-const, het deel van zijn Schilder-boeck dat instructies en aanwijzingen geeft voor de professionele vorming van jonge schilders en morele richtlijnen voor hun levenswandel, meldt Van Mander dat Rome als "hooft der Pictura scholen" het voornaamste Italiaanse reisdoel was voor de kunstenaars." Daarna kwam Venetië." Onder andere de kennis van de klassieke beeldhouwkunst had de Italiaanse kunstenaars, vooral vanaf Rafaël en Michelangelo, een voorsprong gegeven ten aanzien van de weergave van de menselijke figuur en daarmee samenhangend ook in verhalende en allegorische composities met meer figuren. De Nederlanders werden daarentegen geacht beter te zijn in het kleurgebruik, de natuurlijke weergave van details, stoffen en landschap, elementen van minder gewicht in de weegschaal van de artistieke expressie. De studie van de overblijfselen van de kunst uit de Oudheid, van het werk van kunstenaars als Rafaël en Michelangelo en andere Italianen en het direct kennisnemen van de Italiaanse werkplaatspraktijk door middel van een leerling- of assistentschap waren voorwaarden voor de kunstenaars uit de Nederlanden om, zoals Van Mander dat noemde, de eigen "barbaarsche manier" achter zich te laten en zich de antropocentrische schoonheidscanon van de Italianen eigen te maken, die gebaseerd was op een keuze uit en assemblage van de meest volmaakte en harmonische vormen en proporties bestaande in de natuur en de beeldende kunst. Van Mander hoopte op en zag aanwijzingen voor een ontwikkeling waarbij de kunstenaars uit de Nederlanden de Italianen niet alleen zouden inhalen maar ook overtreffen. Vooral na de dood van Michelangelo (1564) begon het tij in een aantal opzichten inderdaad te keren.

Omstreeks 1550 ontwikkelde zich in de kringen van historici een wetenschappelijker benadering van de Oudheid. Slechts enkele kunstenaars sloten zich hierbij aan, onder meer Hubert Goltzius (1526-1583) uit Venlo die schilder was, maar vooral bekendheid genoot als auteur en uitgever van numismatische en archeologische publicaties. In 1567 kreeg hij op het Capitool het burgerschap van Rome als teken van waardering voor een aan de Romeinse Senaat opgedragen numismatisch boekwerk over "de Over-Heeren en Seegh-feeste der Oude Romeynen"."' Ook Peter Paul Rubens (1577-1640) was verzamelaar van klassieke beeldhouwkunst, munten en cameeën en een kenner van de Oudheid van een niveau da later in de 17de eeuw onder kunstenaars slechts werd benaderd door Nicolas Poussin (1594-1665).

De meeste kunstenaars die Rome bezochten, tekenden er om zich de klassieke en meer recente vormentaal eigen te maken, en om documentatiemateriaal mee terug te nemen voor gebruik in de Nederlanden." Soms ontstonden de tekeningen echter voor commerciële doeleinden. Zo waren de tekeningen die Hendrick Goltzius naar beelden uit de Oudheid maakte, niet bedoeld als academische oefening, maar dienden zij voor het maken van prenten die hij thuis wilde uitgeven." Grafiek kon derhalve als documentatie- en leermateriaal ook weer tot het complex van de artistiek leerschool behoren en werd onder meer door talloze kunstenaars verzameld en bestudeerd.

Samenstelling bronmateriaal ten behoeve van het nieuwe vak ckv-1 uit het algemeen deel  voor havo en atheneum.  Meewerken aan deze site? Opsturen via e-mail is voldoende. Geraadpleegde bronnen oa Volkskrant "De man die de schilderkunst deftig maakte" Merlijn Schoonenboom van 12-07-2002 en Fiamminghi a Roma Brussel zj

Is er zonder uw toestemming en zonder bronvermelding gebruik gemaakt van uw teksten? Onze verontschuldigingen hierover. Laat het ons weten en wij geven een juiste bronvermelding of halen het materiaal van internet. Een financiele vergoeding kunnen wij niet geven


02/17/2010 update