wel ghecoocte rapen is goe pottage

Richtlijnen voor het ontlenen of kopiëren bestonden nauwelijks in de 16e eeuw. In de 17e eeuw was het 'rapen' of bijeengaren van motieven uit andermans werk een door kunsttheoretici aanbevolen werkwijze en ook de allerberoemdste schilders schuwden deze praktijken niet. Toch zou een kunstenaar als Rubens zich al gauw van een vorm van copyright verzekeren om commercieel misbruik tegen te gaan. Over ontlenen, namaken en wedijveren in de ogen van de 17e eeuwse kunsttheoretici.

In de Middeleeuwen bestond geen auteursrecht. Toen Zoan Andrea (rechts) in 1475 samen met een graveur uit Verona zonder blikken of blozen de prenten van Andrea Mantegna (links) namaakte en verkocht ontstond een conflict dat uitliep op een heuse Italiaanse vendetta. Eerst werden ontwerpen en andere materialen uit Zoan's werkplaats gestolen en later werd het tweetal bij avond overvallen en voor dood achtergelaten op straat Toen dat nog geen effect had, volgde een aanklacht wegens sodomie. Het brein achter deze gewelddadige acties was ongetwijfeld Mantegna, de beroemde graveur die zijn broodwinning in gevaar zag komen.

Men had in die tijd bepaald vrije opvattingen over het ontvreemden van andermans artistieke scheppingen. Met de ontwikkeling van het zelfbewustzijn van de kunstenaar sedert de Renaissance nam zijn normbesef echter toe. 

Toch was het overnemen van motieven uit andermans werk, mits op juiste wijze gedaan, een bekend fenomeen in de 17e eeuwse kunstpraktijk. Pas in de theoretische geschriften van de classicistische critici na 1675 werd originaliteit als een belangrijk ideaal voor een goed kunstenaarschap gezien en maande men tot voorzichtigheid en matigheid bij het ontlenen.

Maar de vaak zeer pragmatische Van Mander gaf in 1604 nog een openhartig advies aan de aankomende schilders, dat het meest aangehaalde citaat zou worden in de 17e- eeuwse kunstliteratuur:

"Steelt armen beenen lijven handen voeten

'T is hier niet verboden die willen moeten

Wel spelen Rapiamus personnage

Wel ghecoocte rapen is goe pottage"

Rapiamus was de toen alom bekende personificatie van de hebzucht terwijl de 'wel ghecoocte rapen' een verwijzing inhouden naar de 17e-eeuwse term 'rapen' in de betekenis van bijeengaren, waarmee het ontlenen aan anderen bedoeld werd. Hierdoor aangespoord hebben de leerling zowel als de gerijpte kunstenaar veel en vaak deze 'goe pottage' (= dikke soep) opgediend.

Van Manders raad om armen te stelen heeft zijn vriend Comelis Cornelisz. letterlijk in beeld gebracht in het schilderij 'De kindermoord te Bethlehem', dat hij in 1591 voor de stad Haarlem vervaardigd had . Voor de figuur van de beul rechts ontleende hij de linkerarm-partij en een deel van de borst aan een tekening uit het Romeinse schetsboek van Maerten van Heemskerck.

Cornelis Cornelisz. van Haarlem, 'De kindermoord te Bethlehem', 1591. In dit paneel dat het ontbrekend middenstuk van een triptiek van Maerten van Heemskerck moest vervangen, nam Van Haarlem elementen van zijn voorganger over

Ook Rubens was een kunstenaar die van de inventies van de grote Italianen en van de antieke kunst profiteerde - en wel op grote schaal. In de 17e eeuw verwierf hij hierom al een zekere ongunstige faam, waarop in 1678 de classicistische kunsttheoreticus Samuel van Hoogstraeten doelde in zijn hoofdstuk "Hoe men zich van een anders werk dienen zal". Hij vertelde dat Rubens gehekeld werd omdat hij complete figuren uit de Italiaanse kunst gebruikte in zijn eigen werk en dat hij voor het gemak zelfs tekenaars in Italië op zijn kosten al het moois daar liet kopiëren. Toen deze grote geest deze kritiek vernam, aldus Hoogstraeten, gaf hij tot antwoord dat ze het hem vrijelijk na mochten doen, als ze er voordeel in zagen. Waarmee hij maar wilde zeggen, dat niet zomaar iedereen in staat was op de juiste wijze zich deze praktijk eigen te maken.

Tegen artistiek gebruik van zijn prenten zou hij dus geen bezwaar gehad hebben, wel tegen commercieel gebruik. Rubens kreeg in 1614 als eerste kunstenaar van de Staten van Holland het privilege (alleenrecht) op het drukken en verspreiden van prenten naar zijn werk. Daarmee had bij zich gedurende een aantal jaren voor namaak behoed.

De grote bloei van de grafische kunsten sinds 1500 was van onschatbaar belang voor de verspreiding van beeldmateriaal over alle grenzen heen. Zo kon iedereen die niet in Italië was geweest reproducties in handen krijgen van de machtige komposities uit het zuiden en van de antieke beeldhouwkunst Andersom hebben de Italianen zelf "veel profijt en voordeel" gehad van de prenten uit het noorden en speciaal van Lucas van Leyden en Albrecht Dürer. 

Met kennelijke trots stelde Van Mander vast dat dit strekte tot eer van Batavieren en Germanen. Als voorbeeld gaf hij hoe de Italiaanse kunstenaars zich inspireerden -zij het meestal zeer behoedzaam- op de manier van draperen en de plooival in deze prenten.

Een fraaie illustratie van Van Manders tekst gaf later Rembrandt in een prent uit 1635, waarin hij zich lijkt te spiegelen aan deze ontleen-praktijk in Italië. In de ets 'De uitdrijving van de wisselaars uit de tempel' is de weergave van Christus' kleed een directe ontlening van de draperie in een houtsnede van Dürer met hetzelfde onderwerp.

Samenstelling bronmateriaal uitsluitend en alleen ten behoeve van het nieuwe vak ckv-2 uit het profiel C & M voor havo en atheneum en tehatex. Meewerken aan deze site? Opsturen via e-mail is voldoende. 

Is er zonder uw toestemming en zonder bronvermelding gebruik gemaakt van uw teksten? Onze verontschuldigingen hierover. Laat het ons weten en wij geven een juiste bronvermelding of halen het materiaal van internet. Een financiele vergoeding kunnen wij helaas niet geven.

12/16/2014 last update