Zonder spijs en wijn kan geen liefde zijn

De opera in Nederland

Jean-Baptiste Lully (1632-1687) had het muzikaal gezien voor het  zeggen aan het hof van de Zonnekoning. Samen met zijn vaste librettist (tekstschrijver) Philippe Quinault (1635-1688) leverde hij vanaf 1673 ieder jaar een opera af. Ze spelen zich bijna allemaal af in de wereld van klassieke goden en halfgoden.

Het was Lodewijk de X1Ve zelf die Lully en Quinault  zo af en toe een onderwerp influisterde. Of dat ook met Isis (1677) het geval was, is de vraag. Deze opera veroorzaakte een schandaal omdat de maitresse van de koning het gevoel had dat zij erin voor schut werd gezet. Uit de spaarzame bronnen die zijn overgeleverd, valt op te maken dat de geschiedenis van de opera in Nederland begonnen is met deze schandaalopera. Op 25 november 1677 (nog geen jaar na de première in Parijs!) kon het Amsterdamse publiek in de Stadsschouwburg kennis maken met en meegenieten van Isis. Het was vermoedelijk een Frans gezelschap dat voor die opvoering verantwoordelijk was.

Daarna bleef het wat de opera betreft even stil in Nederland. Totdat Theodoro Strijcker zich aandiende. Deze rasechte Amsterdammer was opgegroeid in Venetië, waar zijn vader consul was geweest. Daar had hij uitgebreid kennis kunnen maken met de Italiaanse opera. Op 27 oktober 1679 sloot Strijcker een contract af met de regenten van het Burgerweeshuis en het Oudemannenhuis van Amsterdam. Daarmee verwierf hij toestemming om in Amsterdam een operatheater te openen. Het Amsterdamse Burgerweeshuis en Oudemannenhuis werden namelijk gefinancierd uit de opbrengst van de schouwburg. De regenten waren uiteraard bang dat de kaartverkoop na de opening van een operatheater sterk terug zou lopen. Daarom werd bedongen dat Strijckers geen opera's mocht laten opvoeren op de twee avonden dat de schouwburg geopend was en dat hij een schadeloosstelling van tweehonderd gulden per week moest betalen.

Strijcker pakte de zaken voortvarend aan. Op een braakliggend terrein aan de Leidsegracht (waar nu de nummers 46 tot 56 zijn) liet hij met hulp van een Italiaanse ingenieur een operagebouw neerzetten. Alhoewel er weinig details over de inrichting bekend zijn, staat vast dat het een goed geoutilleerd theater is geweest dat plaats bood aan ongeveer vijfhonderd mensen. De officiële opening was op 31 december 1680. Strijcker koos voor Le Fatiche d'Ercole per Deianira (De daden van Hercules om Deianira). Het ging hier om een opera van de Italiaanse componist Ziani, die bijna twintig jaar eerder met veel succes in Venetië was opgevoerd. En ook hier viel het werk in de smaak. Het kon weken achtereen vertoond worden.

Op 8 februari mocht Strijcker zich zelfs verheugen over de aanwezigheid van stadhouder Willem III en zijn vrouw Maria Stuart. Later in die maand kwam ook de hoogbejaarde staatsman en dichter Constantijn Huygens speciaal over uit Den Haag. Huygens was een groot muziekliefhebber en wilde het werk van Ziani zelf zien en horen.

In mei presenteerde Strijcker een tweede Italiaanse opera, maar al in juni moesten de voorstellingen wegens gebrek aan belangstelling worden afgebroken. Een avondje opera was waarschijnlijk te duur voor de gewone man. De bezoeker werd geacht niet alleen de opera te bekijken, maar ook oesters, chocolade en confituren te nuttigen. Daarna ging het snel: Strijcker kon niet meer aan zijn financiële verplichtingen voldoen en zijn vergunning werd ingetrokken. Toen hij zich op 6 april 1683 uiteindelijk gedwongen zag zijn theater aan de stad Amsterdam over te dragen, betekende dat het einde van de eerste Nederlandse operaonderneming.

Een paar jaar later gaven de regenten van de Amsterdamse schouwburg ineens toestemming om buiten de gewone programmering om een opera in de Amsterdamse Stadsschouwburg op te voeren. Dit om extra inkomsten te verwerven. Op zich was dat niet onlogisch. Al sinds de opening in 1638 had de schouwburg een klein groepje musici in dienst die voor aanvang of tussen de bedrijven door optraden. Ook in de stukken van de grote zeventiende-eeuwse toneelschrijvers Vondel, Hooft en Bredero kwamen regelmatig liederen of gezongen gedeelten voor. De opera die in november 1686 werd opgevoerd was de Opera op de zinspreuk 'Zonder spijs en wijn kan geen liefde zijn' op tekst van geneesheer, schouwburgregent én dichter Govard Bidloo en met muziek van Johan Schenck. 

Bidloo was ook in zijn tijd geen ongeächt dichter. Zijne dichtstukken dragen echter meer blijken van diepe geleerdheid en koele redeneringen dan van een vlug vernuft, levendige verbeelding en stoute gedachten. Zijne verzen zijn wel niet plat of laag, maar droog en zonder ziel of leven. Hy heeft ook een goed getal tooneelstukken beärbeid, waarvan sommigen op den Amsterdamschen schouwburg vertoond zijn, en waaronder zijn treurspel, Karel, Erfprins van Spanje, zich het langst staande gehouden heeft. Zijne gezamentlijke dichtwerken zijn in 1718 te Leyden in drie deelen uitgegeven. Zijne overige ontleedkundige en andere werken zijn genoegzaam bekend

Dit operaatje wordt beschouwd als de allereerste Nederlandse opera die ooit geklonken heeft (Carel Hacquarts en Dirk Buysero's De triomferende min uit 1678 is nooit opgevoerd). De Opera speelt zich natuurlijk af in de klassieke godenwereld en gaat over een ruzie tussen de god van de wijn (Bachus), de godin van de liefde (Venus) en de godin van de landbouw (Ceres). Inhoudelijk had het allemaal niet veel om het lijf, maar het Amsterdamse publiek kon het wel waarderen. Deze eerste Nederlandse opera is minstens tien keer in de schouwburg opgevoerd en dat mag voor die tijd een succes heten. De opvoeringen riepen echter ook weerstand op.

Er waren Amsterdammers die al deze opera's over de liefdesperikelen van Romeinse goden, zedeloos en liederlijk vonden.

Het volgende schimpdicht getuigt daarvan:

Wilt gij een Op'ra zien van zuipen, zwelgen, brassen,

Vol bachenaal-spel, en baldaadig grimassen?

Gij vindt dat het allerbest in Bidloos huis verbeeld

Daar hij voor Bacchus en zijn Wijf voor Venus speelt.

Schimpdichten of niet: na het succes van de Opera werd er onmiddellijk een opera van Luily geprogrammeerd. En toen dat een succes werd nog een en nog een. De eerste word in het Frans gezongen, maar de tweede en de derde waren vertaald door de dichter Thomas Arents. Toen het gerucht ging dat de regenten van de Amsterdamse schouwburg een vast operagezelschap wilden engageren, maar twijfelden tussen een Italiaans, een Frans of een Nederlands ensemble, nam Arents onmiddellijk stelling. Hij pleitte voor de Nederlandse variant.

Op 11 mei 1772, bij een optreden van het operagezelschap, vatte het decor vlam. Binnen een paar minuten stond de hele schouwburg in lichterlaaie. De brand gaf zoveel licht dat men elders in de stad de tijd van de torenklokken af kon lezen, alsof het midden op de dag was. Er vielen achttien doden te betreuren en weer verschenen er schimpdichten waarin de opera de schuld kreeg: "Wat was de reede, dat de schouwburg raakte in brand? Omdat de zotheid hier de opera bragt in 't land".

Toch ging de opera een belangrijke rol spelen in de nieuwe Amsterdamse schouwburg, die in 1774 op het Leidseplein geopend werd (de plek waar de hij nu nog steeds staal).

Samenstelling bronmateriaal uitsluitend en alleen ten behoeve van het nieuwe vak ckv-2 uit het profiel cultuur en maatschappij voor havo en atheneum. Overnemen voor commerciele doeleinden verboden. Meewerken aan deze site? Opsturen via e-mail is voldoende. Geraadpleegde literatuur oa: Nederland en de Opera. AO 2758 Rob van der Zalm   Meer over AO www.actueleonderwerpen.nl

Is er zonder uw toestemming en zonder bronvermelding gebruik gemaakt van uw teksten? Onze verontschuldigingen hierover. Laat het ons weten en wij geven een juiste bronvermelding of halen het materiaal van internet. Een financiele vergoeding kunnen wij helaas niet geven.


02/05/2010 last update digischool ckv-2