In Amsterdam worden negen rederijkers veroordeeld tot een bedevaart naar Rome vanwege de opvoering van een esbattement dat spot met de geestelijkheid

Op de laatste dag van het jaar 1533 veroordelen schout, burgemeesters en schepenen van de stad Amsterdam negen rederijkers tot een boetetocht naar de heilige stad Rome, vanwege een drie dagen daarvoor opgevoerd esbattement. (toneelstuk, klucht)  De negen hadden het bestaan, aldus de tekst van het vonnis, om

een vergaderinge ofte camer te maken sonder wete van den gerechte, ende daerenboven op sonnedage lestleden te spelen een batament ofte spell sonder tzelve eerst te laten visiteren (onderzoeken), bii den gerechte, contrarie den placaet der keyserlijker Majesteit daeraff gecundicht (afgekondigd) ziinde, ende in denzelven spele diverssche spiticheden (smadelijkheden) op gheestelycken personen gepleecht ende anders daerinne veel rumoeren ende twiste onder den gemeente deser stede verwect hebben'.

Het op 28 december 1533 ten tonele gevoerde spel heeft waarschijnlijk een dopers karakter gehad, iets wat we kunnen afleiden uit het volgende. Een van de veroordeelden, een zekere Hendrik Hendrikszoon, blijkt namelijk niet van zijn standpunt af te brengen. Op 10 februari 1535 - de man is dan al weer terug uit Rome - wordt hij gearresteerd voor deelname aan een spontaan uitgevoerde partij van nachtelijke naaktloperij. Door zonder kleren door de Amsterdamse straten te lopen, waarbij men luidkeels het einde der tijden aankondigde, gaf een groep wederdopers te kennen volledig afstand te willen doen van alles wat de aarde tot dusverre had voortgebracht. Voortaan zou men zich uitsluitend op de toekomst richten. Een tweede deelnemer aan de toneelopvoering van eind december 1533, de glazenmaker Claes Janssen, is een van degenen die enkele dagen na de beruchte aanslag van 10 mei 1535 op het Amsterdamse stadhuis door de wederdopers op gruwelijke wijze wordt terechtgesteld, na 'bij torture geexamineert' te zijn. De hardnekkigheid waarmee de sekte zich had vastgebeten in haar overtuigingen was dus groot. Dat de openbare orde in de jaren dertig van de zestiende eeuw in Amsterdam op zo'n wrede wijze verstoord kon worden, alsmede de betrokkenheid van rederijkers daarbij, heeft een lange voorgeschiedenis. Om de precieze toedracht tot de zaak beter te kunnen begrijpen, dienen we nader in te gaan op de culturele en godsdienstige situatie in de Nederlanden in de jaren van het tumult.
Gedurende de eerste drie decennia van de zestiende eeuw ondervinden de rederijkers nog nauwelijks problemen bij de uitoefening van hun dichterlijk en dramatisch tijdverdrijf. Zelfs de opvoering van zinnespelen in de open lucht  krijgt aanvankelijk royaal steun van de stedelijke overheden en ondervindt nauwelijks of geen tegenwerking. Tussen 1525, het jaar waarin de eerste noord Nederlandse martelaar, Johannes Pistorius (ofte wel Jan de Bakker van Woerden), voor zijn geloof het leven laat op de brandstapel, en 1540, wanneer de eerste Index van verboden boeken verschijnt, komt daarin drastisch verandering. Was er in het begin nog slechts sprake van enige milde censuur - nu verharden de standpunten zich. Noord en Zuid vertonen in dit opzicht een  identiek beeld. KIachten zijn er in Antwerpen bij voorbeeld al in 1522 als men maatschappijkritische gedichten over godsdienstige kwesties op stadspoorten en kerkdeuren aantreft. In 1536 vindt in de Zuidelijke Nederlanden een van de eerste politieke veroordelingen plaats, wanneer de Gentse rederijker Willem Poelgier wordt beboet voor het schrijven van een lied waarin hij zich laatdunkend uitlaat over de geestelijkheid. De man komt er overigens nog genadig van af. Zijn straf bestaat namelijk uit het dragen van een brandende kaars tijdens een processie, waarbij hij tussen twee gerechtsdienaren moet lopen.
Op 26 januari 1560 wordt de rederijkerij in Noord en Zuid door middel van een plakkaat vrijwel geheel beknot in haar tot dusverre genoten bewegingsvrijheid. Weliswaar is het effect van de maatregelen, die in dit verbod werden aangekondigd, beperkt geweest - fanatieke voorstanders, zetten hun toneelactiviteiten onverminderd voort - maar in veel gevallen zullen de betrokken partijen het toch wiizer geoordeeld hebben voortaan wat voorzichtiger te zijn. In een enkel geval had men zichzelf al onder vrijwillige curatele gesteld.

Ook in Amsterdam begint het in de jaren dertig van de zestiende eeuw dus flink te rommelen. Twijfel aan de juistheid van het dogma van de transsubstantiatie, de leer der verandering van brood en wijn in Christus' vlees en bloed tijdens de consecratie, brengt een groep sacramentisten ertoe zijn kritiek op de officiële kerk openlijk naar buiten te brengen. Af en toe gebeurt dit ook in de vorm van toneel, een kunstvorm waarvan sacramentisten en anabaptisten zich graag bedienen. Naar aanleiding van de opvoering van een verdacht stuk blijkt reeds in 1525 een ambtenaar van het Hof van Holland naar Amsterdam te zijn gereisd om er een onderzoek in te stellen naar de inhoud van bepaalde spelen. Men zou er onderwerpen in bespreken die, aldus de ingediende klacht, leiden tot 

confuys, derisie (hoon) ende buspottinghe vande sacramenten der hyliger kercke'.

De religieuze sekten wisselen elkaar in de stad Amsterdam evenwel snel af; rond 1530 krijgt een andere overtuiging de overhand. Onder invloed van de Duitser Melchior Hoffman (zie afbeelding hiernaast) vormt zich dan namelijk een grote groep anabaptisten of 'wederdopers', allen fanatiek overtuigd van de spoedige komst van een Godsrijk op aarde, waarbinnen alleen zij mogen toetreden die zich als volwassene door middel van een doop tot die overtuiging hebben bekeerd. Weldra krijgt deze beweging aanhang onder alle lagen van de bevolking en treedt ze hoe langer hoe meer op de voorgrond. Een leidende figuur uit hun midden is de Haarlemse bakker Jan Mathijsz. Op 10 mei 1535 bereikt het Amsterdamse anabaptisme, zoals we eerder zagen, zijn hoogtepunt wanneer er een aanslag wordt uitgevoerd op het stadhuis. Daarbij zijn ook rederijkers betrokken, want in de stoet die naar de Dam oprukt voert men het vaandel en de trom van de Eglantier mee. Achtentwintig wederdopers zullen uiteindelijk in de strijd hun leven verliezen tegen - de schattingen daarover lopen uiteen - twintig tot zesendertig gezagsgetrouwe burgers.

Samenstelling bronmateriaal ten behoeve van het nieuwe vak ckv-2 uit het profiel cultuur en maatschappij voor havo en atheneum.  Geraadpleegde literatuur: In Amsterdam worden negen rederijkers veroordeeld tot een bedevaart naar Rome vanwege de opvoering van een esbattement dat spot met de geestelijkheid door dr W Husken uit Een theatergeschiedenis der Nederlanden. Amsterdam 1996. (pag 92-95) Meewerken aan deze site? Opsturen via e-mail is voldoende. 

Is er zonder uw toestemming en zonder bronvermelding gebruik gemaakt van uw teksten? Onze verontschuldigingen hierover. Laat het ons weten en wij geven een juiste bronvermelding of halen het materiaal van internet. Een financiele vergoeding kunnen wij helaas niet geven.

02-06-2010 CKV-2