Reizen naar Italië

in de 16de en de 17de eeuw

De belangrijkste trekpleister voor 16de en 17e eeuwse kunstenaars was Italië. Aanvankelijk vanwege de opgravingen van Griekse en Romeinse oudheden, maar al gauw werd de kunst van de Italiaanse renaissance-schilders, die in de oudheid hun inspiratie vonden, een reisdoel op zichzelf De tocht duurde vaak vele maanden en wie niet het geluk had, zoals Jan van Scorel, een officiële functie te bekleden, moest van de verkoop van eigen werk zien rond te komen. En sommigen van hen waren de frescotechniek niet eens meester. In de 17e eeuw verschoof de artistieke belangstelling van kunst naar natuur. Werken van vele Nederlandse schilders, zelfs van hen die Italië nog nooit hadden gezien, baadden tenslotte in een zonnig zuidelijk licht. De kunst van de Renaissance (renaissance = wedergeboorte) greep terug op de vormentaal van de klassieken. In de ruinenstad Rome werden in de loop van de eeuw opzienbarende vondsten gedaan en met de 'Mirabilia Urbis Romae', een reisgids, in de hand vergaapten weldra talrijke buitenlanders zich aan de wonderen der oudheid. Ook de kunstenaars uit het noorden voelden zich steeds meer verplicht een studiereis naar Italië te ondernemen, met Rome als voornaamste einddoel.

Gossaert was in de hofhouding opgenomen van de humanist Philips van Bourgondië, die een diplomatieke missie naar de paus vervulde. In diens levensverhaal noteerde zijn sekretaris Gerardus Geldenhauer in 1529 dat

"niets hem meer in Rome verrukte dan de eerbiedwaardige monumenten der oudheid, die hij voor zich door de zeer beroemde schilder Jan Gossaert van Maubeuge in-beeld liet brengen".

Er zijn enkele tekeningen bewaard gebleven die in Rome moeten zijn ontstaan. Op een daarvan staat in het midden een vanouds beroemd bronzen beeld, de Doornuittrekker.

Dit antieke beeld, ook wel Spinario genoemd, stond toen opgesteld op een zuil bij het Capitool, hetgeen verklaart waarom de tekenaar het van zo'n ongebruikelijk standpunt - schuin van onderen - weergegeven heeft. Hij tekende het zo gedetailleerd dat het lijkt alsof hij een levend menselijk naakt geobserveerd heeft en dat was in die tijd 'so niet in gebruyck'. Van de overige studies op dit blad is alleen het been rechts duidelijk te identificeren. Het is het rechterbeen van de zogeheten Genius, een kolossaal beeld van ruim 4 meter hoogte, dat opgegraven was in de thermen van Caracalla en dat toen opgesteld stond in de tuin van Villa Madama. 

Een van de eerste kunstenaars die op eigen houtje naar het zuiden trok was een generatie-genoot van Gossaert, Jan van Scorel. Hij reisde tussen 1518 en 1520 door het Middellandse Zeegebied, een zeer ongebruikelijke onderneming. Zijn route liep volgens Van Mander vanuit Utrecht over Keulen, van daar naar Spiers, Straatsburg en Basel, waar hij werk vond in 'Schilders winckelen' en goed betaald werd om zijn 'veerdich wercken'. Van daaruit bezocht hij Durer in Neurenberg en trok vervolgens naar Karinthië waar hij een groot drieluik mocht schilderen voor het kasteel Falkenstein. In Venetië aangekomen, besloot hij een pelgrimstocht te maken naar het Heilige Land. De welingelichte Van Mander vertelde, dat hij op deze reis 'in een Boecxken' aantekeningen maakte van 'zijn daghvaerden' en daarin portretten tekende van zijn medereizigers. Hij schetste ook landschappen en stadsgezichten 'in Candien (= Heraklion op Kreta), Cipers (= Cyprus) en elders'. Jammer genoeg is dit reis-journaal niet bewaard.

Terug in Italië ging Jan van Scorel via Venetië naar Rome. Hij had het geluk dat de Utrechter Adriaen Florisz. Boeyens tot paus (Adrianus VI) werd gekozen in 1522. Deze stelde zijn 27-jarige landgenoot aan als konservator over de pauselijke antieke beeldenverzameling, een funktie die voor hem Rafael bekleed had. Hij kreeg een atelier in het Vatikaan en maakte portretten van de paus. Aan zijn aktiviteiten kwam abrupt een einde toen zijn broodheer in 1523 stierf en Scorel terugkeerde naar Holland.

Daar kreeg hij in Haarlem een begaafde leerling, Maerten van Heemskerck, die in 1532 op zijn beurt de reis naar Rome ondernam. Het verlies van Scorels 'boecxken' wordt enigszins vergoed door de talrijke tekeningen die er van zijn leerhng uit Rome overgebleven zijn. Vijf jaar lang legde hij met de ijver van een archeoloog de Griekse, Romeinse en Egyptische overblijfselen vast in zijn schetsboek, dat nu nog in het bezit is van het museum in Berlijn. Zijn nauwkeurige stadsgezichten zijn nog van grote betekenis voor de kennis van het oude Rome. "Roma Quanta Fuit Ipsa Ruina Docet" (hoe groot Rome is geweest, leren zelfs haar ruines) staat op een van de bladen.

Zijn schetsboek nam hij in 1537 mee naar Haarlem, waar het na zijn dood in bezit kwam van de schilder Cornelis Cornelisz.. Deze en andere leden van de 'Haarlemse Akademie', Van Mander en Goltzius tekenden uit 't schetsboek "nae t'leven", zoals Van Mander over Cornelis zei,

"daer toe uytsoeckende van de beste en schoonste roerende en levende Antijcke beelden/die wy hier ghenoegh binnens Landts hebben".

Deze eerste Italië-gangers brachten zo het noorden in kontakt met het zuiden en wakkerden bij de jonge schilders het verlangen aan zélf ook de antieke monumenten te gaan bewonderen en zo de leertijd af te ronden.

Samenstelling bronmateriaal ten behoeve van het nieuwe vak ckv-2 uit het profieldeel  C&M voor havo en atheneum.  Meewerken aan deze site? Opsturen via e-mail is voldoende. 

Is er zonder uw toestemming en zonder bronvermelding gebruik gemaakt van uw teksten? Onze verontschuldigingen hierover. Laat het ons weten en wij geven een juiste bronvermelding of halen het materiaal van internet. 

02-17-2010 last update digischool CKV-2