Het stadhuis 

van Amsterdam

In 1640 nam het Amsterdamse stadsbestuur het besluit tot een nieuw stadhuis en kort voor of in het jaar 1647 maakten burgemeesters en vroedschap, na de nodige aarzelingen en vertragingen, bekend dat zij uit de verschillende ingezonden ontwerpen gekozen hadden voor dat van Jacob van Campen. 

 

 

 

 

 

Titelgravure van Joost van den Vondels gedicht ter ere van de ingebruikname van het stadhuis in 1655.

 

Dezelfde jaren worden gekenmerkt door intensieve architectuurtheoretische activiteiten. Nadat Huygens al in 1635 op zoek was geweest naar Vitruvius-traktaten van onder anderen Daniele Barbaro en Bernardino Baldo en naar werk van Leon Battista Alberti, schrijft Brosterhuysen hem in 1642 dat hij ten huize van Van Campen bezig is met vertalingen van Vitruvius, en Palladio. Maar ook anderen waren met dezelfde materie bezig. In 1646 verscheen er in Amsterdam een Nederlandse vertaling door Cornelis Danckertsz van een deel van het werk van Palladio, waarvan ook Brosterhuysen van plan was geweest een vertaling te maken. In elk geval bewijst dit alles wel hoezeer in deze jaren de Vitruviaanse opvattingen rondzongen onder de intellectuele elite van de Republiek.

Op 28 januari 1648 ging de eerste paal van het nieuwe stadhuis de grond in. Twee dagen later kwamen in Münster Spanje en de Pepubliek het verdrag overeen dat een einde maakte aan de oorlog. Vanaf dat moment wordt het gebouw in het teken geplaatst van een ideologie, waarin vrede, vrijheid en een bloeiende handel werden voorgesteld als de resultaten van goed bestuur. Bij de verbeelding daarvan speelt de literatuur een niet onbelangrijke rol.

In de eerste plaats heeft Van Campen zich bij het ontwerpen van de decoraties, waarvan de eerste fase zich tussen 1648 en 1650 afgespeeld moet hebben, meer dan eens laten inspireren door de vertoningen die ter gelegenheid van de afkondiging van de vrede in juni 1648 op de Dam en in de schouwburg opgevoerd waren. Jan Vos had op de Dam een aantal allegorische tableaux vivants verzorgd, waarvan die van Amsterdam als moeder van de Vrede verschillende elementen bevatte die terugkeren in de beide frontons van het stadhuis.

Twee van de vertoningen van Samuel Coster in de schouwburg die ontleend waren aan de klassieke mythologie moeten ten grondslag hebben gelegen aan twee reliëfs in de burgerzaal. Het ene stelde Amphion voor die met de klanken van zijn lier de stenen ertoe bracht zich samen te voegen tot de muren van de stad Thebe. De begeleidende verzen betrokken de mythe op Willem van Oranje:

Gelijk Amphion door zijn deughden en goedaerdicheyt,

En bot te vieren, bracht tot d'alderhoogste waerdicheyt

De Stad van Thaebe, lokt Prins Wellem door verstand

Het volk van alle slagh en neering hier in 't Land.

De beschrijvingen van deze vertoningen waren, samen met een groot aantal andere teksten die in verband met de vrede waren geschreven, in 1649 in de bundel Olyf-Krans der Vreede gepubliceerd.

De reliëfs werden in de oostelijke wand van de burgerzaal aangebracht, aan weerszijden van de Amsterdamse stedenmaagd, die de attributen van de vrede draagt en geflankeerd wordt door de beelden van Kracht en Wijsheid en van de symbolen van goed bestuur en welvaart. Het geheel werd aan de westelijke wand gecompleteerd door het beeld van Justitia, met aan weerszijden Straf en Dood en onder haar voeten Hebzucht en Nijd. Zo kreeg het geheel een programmatische betekenis, die door de tekens van de dierenriem en symbolische afbeeldingen van de elementen en de seizoenen verbonden werd met de universele orde van de kosmos. Deze verbinding werd voortgezet in de galerijen, waar de Godengestalten van de planeten de deuren van de verschillende functionele ruimten bewaken.

Via het trappenhuis komt men via de oostelijke toegang de Burgerzaal binnen. Boven de oostelijke toegang zetelt de stad Amsterdam met palmbladeren en olijftakken in haar hand. Aan haar voeten heeft zij twee leeuwen en zij wordt geflankeerd door twee vrouwen die voor wijsheid en kracht staan

De westelijke toegang leidt naar de gerechtelijke vertrekken, zoals de Schepenzaal. Boven deze toegang is dan ook de personificatie van de Gerechtigheid uitgebeeld, die Hebzucht en Nijd vertrapt (resp. met ezelsoren en slangenhaar), geflankeerd door Straf en Dood (resp. als een geraamte en als een vrouw met een knieverbrijzelaar). 

De Vierschaar ligt naast de entree van het voormalige stadhuis. De Vierschaar was het hoogste gerechtshof waar de doodvonnissen ceremonieel werden uitgesproken. Dat blijkt al meteen uit het vele beeldhouwwerk dat hier te zien is, zoals de reliëfs met gerechtigheidsscènes en de talloze details als doodskoppen, slangen, stekelige planten en monsterlijke medusakoppen. Traditioneel had de rechtspraak een openbaar karakter. Om die reden is de Vierschaar op de begane grond geplaatst en door arcadebogen naar de galerij geopend, zodat de bevolking de ceremonie vanachter tralies kon bijwonen. Zo kon het publiek zien en horen hoe er recht gesproken werd. 

Voor de allegorische figuren die de frontons en de vierschaar, burgerzaal en galerijen van het Amsterdamse stadhuis sieren, heeft hij gebruik gemaakt van de Uutbeeldinge der Figueren (1604) van de dichterschilder Karel van Mander en vooral van Cesare Ripa's Iconologia, waarvan in 1644 een Nederlandse vertaling op de markt was verschenen. Zo komt het beeld van Vrede, dat op het oostelijk fronton staat, bijvoorbeeld duidelijk overeen met een van de verbeeldingen die Ripa voor dit begrip voorstelt: 'Een Vrouwe, die in d'eene hand een Olijftack, en in d'ander het Caduceum van Mercurius heeft'.
Ook dit waren in hoge mate literaire bronnen. Beiden hadden hun gegevens met name ontleend aan klassieke en moderne dichters en Ripa had bovendien zijn werk ook nadrukkelijk ten dienste gesteld van zowel dichters als beeldende kunstenaars. Vondel beval het werk dan ook met zoveel woorden aan als hulpmiddel cm een gedicht 'levendigh uit te drucken, en rijckelijck te bekleeden'.

Naast dit alles werd voor het decoratieprogramma ook een beroep gedaan op de bijbelse, klassieke en nationale geschiedenis. Zo worden in de vierschaar in bas-reliëf drie modelgevallen van rechtspraak uitgebeeld, dat van de Griekse wetgever Seleucus en de Romeinse consul Brutus, respectievelijk ontleend aan de historische werken van Valerius Maximus en Titus Livius en van de oudtestamentische koning Salomon.

Van al deze beeldhouwwerken staat wel vast dat ze, hoewel uitgevoerd door Artus Quellijn, in eerste instantie ontworpen zijn door Van Campen. Veel minder zeker is het of hij ook een aandeel heeft gehad in de planning van de vele schilderden met dergelijke onderwerpen. Gezien Van Campens ambities op dit punt en gegeven het feit dat deze plannen grotendeels al in 1655 bestonden en Van Campen in elk geval tot eind 1654 actief bij het stadhuis betrokken is gebleven, is dat echter niet ondenkbaar.

Hoe het ook zij, uit het voorafgaande blijkt genoegzaam dat Van Campen ook met betrekking tot de decoratieve aspecten van zijn ontwerpen volop putte uit de literaire cultuur van zijn tijd.

Vrede, vrijheid en handelswelvaart als de resultaten van het goede beleid van de Amsterdamse vroede vaderen, dat zijn ook de belangrijkste thema's in de gedichten die, vanaf het moment van de eerste steenlegging op 29 oktober 1648, op het Amsterdamse stadhuis geschreven zijn. Als zodanig geven zij, op hun eigen manier en vaak in onderling vrijwel gelijke bewoordingen, uitdrukking aan dezelfde ideologie als het gebouw.  Maar met uitzondering van Vondels Inwydinge wordt in geen ervan uitvoerig ingegaan op de architectonische aspecten of op Van Campens opvattingen daaromtrent. Als indertijd bij de schouwburg zijn het ook hier de bouwheren, in dit geval de Amsterdamse burgemeesters, die de meeste lof toegezwaaid krijgen.

Vaklokaal CKV-2 digitale school

Samenstelling bronmateriaal uitsluitend en alleen ten behoeve van het nieuwe vak ckv-2 uit het algemeen deel  voor havo en atheneum.  Meewerken aan deze site? Opsturen via e-mail is voldoende. 

Is er zonder uw toestemming en zonder bronvermelding gebruik gemaakt van uw teksten? Onze verontschuldigingen hierover. Laat het ons weten en wij geven een juiste bronvermelding of halen het materiaal van internet. Een financiele vergoeding kunnen wij helaas niet geven.
02/17/2010 last update