De firma Steen & Zonen

'Wat spijt dat zulk een grooten geest een losbol is geweest.'

Hoe werkte Jan Steen? Hoe was zijn atelier georganiseerd? Voor een zo exact mogelijk antwoord zouden de meer dan vierhonderd schilderijen die over zijn door een researchproject moeten worden onderzocht. Maar door restauraties is er wel al iets over bekend. De werkplaats was een bedrijf en de meester was de spil waar dat bedrijf om draaide. Steen en zijn medewerkers werkten zo economisch mogelijk. Ze ontleenden thema's en motieven aan voorgangers en tijdgenoten, leunden sterk op hun routine en improviseerden er lustig op los.

'Steen roste zijn schilderijen snel in elkaar'

In de zeventiende eeuw was een schilder nooit alleen in zijn atelien Behalve de meester waren er ook altijd leerjongens aankomende schilders aan het werk. Verf kwam niet uit tubes. Die werd in het atelier gemaakt. Dat gebeurde door kleurstoffen op een grote steen fijn te wrijven. Met olie gemengd leverde dat de verf op. Een palet was klein en werd voor elke partij die geschilderd moest worden, afzonderlijk opgemaakt. Aan de wanden hingen geen schilderijen, maar rekwisieten voor de stoffage ervan. Er waren voorbeeldboeken en mappen met tekeningen en grafiek: van de meester zelf en van andere vakgenoten uit binnen- en buitenland. Hoe het er in een atelier toeging is vrij nauwkeurig bekend uit schriftelijke bronnen. Daaruit blijkt dat een jongen rond zijn dertiende jaar bij een schilder kwam om van hem het vak te leren. In eerste jaren betaalde hij daar een flink bedrag voor. Gebruikelijk was een leergeld van honderd gulden per jaar.

De opleiding begon nogal simpel met kwasten spoelen, verf wrijven, paletten opmaken, vegen en andere eenvoudige karweitjes. Daarnaast moest de leerling tekenen. Dat betekende vooral kopiëren van prenten en tekeningen waarvan elke schilder als het goed was een voorraad bezat. Ook werden er pleisterbeelden nagetekend. Omdat de jongen altijd op het atelier was, maakte hij ook de praktijk van het schilderen van dichtbij mee. Gaandeweg maakte hij zich de 'manier' van zijn meester eigen; diens stijl, zouden wij nu zeggen. Aan het vroege werk van een schilder is dan meestal ook wel af te lezen bij wie hij in de leer is geweest.

Na enkele jaren begon de leerjongen in de productie mee te draaien; en eenmaal volleerd, kon hij zich zelfstandig als schilder vestigen. Maar dikwijls ging een jong schilder eerst nog een tijdlang bij een andere meester werken. Over Jan Steen als schilder zijn er jammer genoeg nauwelijks directe bronnen. En over de organisatie van zijn atelier en over zijn werkwijze zelfs helemaal geen. We moeten het dus met zijn schilderijen zien te klaren.

In twee van Steens schilderijen met als onderwerp De tekenles is een atelier te zien. Maar dat is een ideaalbeeld. Interessant zijn de gipsafgietsels, de map met grafiek en de voorbeeldtekening op tafel, en allerlei voorwerpen die als model konden dienen. Wie er in het begin met hem werkten, is uit de schilderijen nog niet af te lezen. We weten alleen dat later zijn zonen Thaddeus en Cornelis in het familiebedrijf hebben gewerkt.

Bij studie van de vroege schilderijen van Steen valt de keuze van zijn onderwerpen op. Hij blijkt goed op de hoogte te zijn van oudere schilders uit de zestiende eeuw als Bruegel. Ook in zijn latere werk ontleende Steen thema's en motieven aan andere schilders, ook tijdgenoten. Een gangbare praktijk in de zeventiende eeuw die absoluut niet als plagiaat werd gezien. Maar Steen laat het daar nooit bij en ontwikkelt deze op een heel eigen wijze verder. 

Een fraai voorbeeld is Het morgentoilet uit de Britse koninklijke verzameling. Door opbouw, onderwerp, constructie en belichting doet het schilderij denken aan Dou, Metsu, De Hoogh en Vermeer. Maar juist door de zorgvuldige combinatie van verschillende elementen, is het onmiskenbaar Jan Steen. Bij nauwkeurige studie blijkt Het morgentoilet zeer zorgvuldig geconstrueerd te zijn. De perspectielijnen die Steen tekende, schemeren door de verf heen.

Het morgentoilet: De opvallende monumentale poort geeft toegang tot de slaapkamer van een dame die haar kousen aantrekt. Of trekt ze ze juist uit? De striemen van de kousen staan immers nog in haar benen. En haar verleidelijke blik, de uitdagende manier waarop Jan Steen haar heeft geschilderd..... Ook andere elementen in de kamer zijn toespelingen op het bedrijven van de liefde: het slapende hondje, de kaars en de sloffen.
Maar de lichtzinnige wordt ook hier gewaarschuwd: het stilleven op de drempel duidt op de vergankelijkheid.

Bij vergelijking van de schilderijen blijkt dat Steen vooral op zijn routine drijft. Hij improviseert er dikwijls lustig op los. Dat verklaart de grote kwaliteitsverschillen die we in zijn oeuvre aantreffen. Er zijn nauwelijks tekeningen van Steen bekend. Dat duidt erop dat hij tevoren geen voorstudies voor zijn composities en figuren maakte. Hij beschikte kennelijk over een groot aantal standaardfiguren en -elementen, die hij naar behoefte inzette en aan het onderwerp aanpaste. Als je erop gaat letten, kom je steeds dezelfde stoelen, tafels en bankjes tegen. Ook bij de figuren zie je dat. De vrouw die op het schilderij Soo gewonne, soo verteert een glas wijn offreert, kom je in dezelfde houding tegen in De herbergtuin Alleen is ze anders gekleed en geeft ze een kind uit een kroesje te drinken. Ook het hondje op het eerste schilderij zien we in De herbergtuin terug. Maar daar is het in spiegelbeeld neergezet.

In weelde siet toe - ca. 1670
Een typisch 'Huishouden van Jan Steen'. Een slapende moeder links, een losbandig echtpaar in het midden en kinderen die zich nergens iets van aantrekken. Ook de dieren doen lustig mee: de hond op tafel en rechts een varken. De eend op de schouder van de man duidt erop dat de man lid is van de Quackers, een protestantse sekte die op deze wijze op de hak wordt genomen. De mand aan het plafond voorspelt dat het niet goed gaat aflopen met dit gezin. In de mand bevinden zich een kruk, roe en leprozenklepper. Het gezin staat straf, ziekte en armoede te wachten. 

Bij het opzetten van zijn schilderijen ging Steen dus heel economisch en daardoor snel te werk. Dat is ook uit zijn schildertechniek af te lezen. In de zeventiende eeuw waren kleine schilderijen dikwijls van hout, terwijl voor grotere formaten doorgaans doek werd gebruikt. Deze dragers kregen een gronderingslaag van krijt en lijm. De schilder bracht daarop meestal een tweede, gekleurde grondlaag aan. De kleur die hij daarvoor gebruikte, was meestal bepalend voor de tonaliteit van het schilderij. Afhankelijk van de gewenste toon werkte Steen met verschillend gekleurde gronden. Waar nodig bracht hij een tweede en soms zelfs een derde grondtoon aan in weer een andere kleur. Daar overheen schilderde hij dan zijn landschappen, interieurs en figuren. De samenstelling van zijn verfmengsels blijkt soms heel complex. Ook door zijn penseelvoering, de manier van verf opbrengen, weet Steen volstrekt verschillende effecten te bereiken.

Steen spaarde ruimtes uit waarin de in het oog vallende partijen en figuren moesten komen en schilderde die vervolgens in. Hij werkte als het ware van achter naar voren. Het komt nogal eens voor dat de uitgespaarde ruimte te groot bleek te zijn. Nogal slordig en in een wat afwijkende kleur werd de opengebleven ruimte dan opgevuld. Dat is goed te zien op het schilderij De zieke vrouw. Om het linkerbeen van de arts is een soort halo zichtbaar in een van de omgeving afwijkende kleur. Hetzelfde zien we in Soo de oude songen, soo pijpen de jonge. De jongen met de doedelzak had een veel grotere muts moeten krijgen. Vooral rond zijn hoofd is een grote halo zichtbaar. Maar ook bij de man en de vrouw links en rechts van hem. En er is nog veel meer te zien. Het mutsje van de baby is wit gemaakt. Maar dat is zo slordig gedaan dat de oorspronkelijke rode kleur nog duidelijk doorschemert. Steen heeft het meisje op de voorgrond eerst geschetst. Die penseelstreken spelen een duidelijke rol in de schaduwwerking van haar rok. De figuren op de achtergrond zijn weinig uitgewerkt. Je kunt nog zien dat de jongen in het venster eerder een andere houding had. Voorwerpen op de vloer op de voorgrond zijn later toegevoegd.

'Steen roste zijn schilderijen snel in elkaar,' 

Dat deed hij virtuoos, zonder uitgewerkte schetsen. Al schilderend ontmoette hij voortdurend problemen. Maar die loste hij spelenderwijs op. Dat kwam de kwaliteit van de compositie niet altijd ten goede, maar het verhaal dat hij wilde vertellen kwam er des te overtuigender door over. Alles wijst erop dat Steen heel economisch werkte. Zijn atelier moet goed georganiseerd zijn geweest. Steens zoons, die als schilder bij het Leidse gilde stonden ingeschreven, moeten in het bedrijf werkzaam zijn geweest. Eigen werk van hen is nauwelijks aan te wijzen. Alle schilderijen zijn gesigneerd, maar dat wijst niet per se op volledige eigenhandigheid. Waarschijnlijk was het een handelsmerk van de firma Steen en Zonen. Na Steens dood hebben zijn zoons het atelier nog een tijdlang voortgezet.

Samenstelling bronmateriaal ten behoeve van het nieuwe vak ckv-2 uit het profieldeel  C&M voor havo en atheneum.  Meewerken aan deze site? Opsturen via e-mail is voldoende. 

Is er zonder uw toestemming en zonder bronvermelding gebruik gemaakt van uw teksten? Onze verontschuldigingen hierover. Laat het ons weten en wij geven een juiste bronvermelding of halen het materiaal van internet. 

02-17-2010 last update digischool CKV-2