Ik presenteer u ed. alhier den almaghtigen vinger Gods in de anatomie van een luijs

Het zenuwstelsel van een ogenschijnlijk simpel beestje als de bij zit zo bewonderenswaardig in elkaar, dat God wel moet bestaan. Daarvan was Jan Swammerdam (1637-1680) overtuigd, en daarom wijdde hij zijn leven aan het onderzoek van 'kleene Beeskens'. Daarbij ging hij zo nauwgezet te werk dat zijn waarnemingen pas in de twintigste eeuw zijn geëvenaard.

'Ik presenteer u ed. alhier den almaghtigen vinger Gods in de anatomie van een luijs.' Zo begint Jan Swammerdam (1637-1680) op 14 april 1678 een brief aan een vriend. In die enkele zin ligt de sleutel op Swammerdams latere levensjaren besloten. Aan de ene kant zijn religieuze gedrevenheid, aan de andere kant het probleem hoe een man met zijn talenten zich dienstbaar moest maken.

Swammerdam was niet alleen een goed anatoom, die een grote vaardigheid ontwikkelde in het hanteren van de microscoop, hij bleek ook een voortreffelijk preparateur. Maar hij onderscheidde zich van de wat oudere Van Leeuwenhoek vooral door zijn tekentalent. De getoonde tekening van de luis laat zien hoe zorgvuldig hij zijn waarnemingen eigenhandig kon vastleggen.

Zijn levenswerk, het boek "Bijbel der Natuur" verscheen pas in 1737, dus lang na zijn dood.

In de 17de eeuw was het namelijk een algemeen aanvaard idee, dat Gods almacht zichtbaar was in alle onderdelen van de natuur. De natuur was een door God geschreven boek. Als je erin las, bracht dat je dichter bij God. Swammerdam en andere onderzoekers hadden dus een goede reden om de natuur te bestuderen.

 

De natuur was "Het Tweede Boek van God"

een luis getekend door Swammerdam

Het idee van het Boek der Natuur bleef de hele zeventiende eeuw lang centraal staan. Dit tweede boek van God bestudeerden onderzoekers in het kader van zijn eerste boek, de bijbel.

Tot ongeveer het midden van de 17de eeuw zagen onderzoekers de natuur vooral als een, vaak symbolische illustratie van de bijbel. Daarom was de studie van de vlinder heel geliefd: de metamorfose (verandering) van rups tot vlinder was een symbool van de wedergeboorte van Christus. Jan Christiaan Sepp publiceerde dan ook een boek onder de titel  "Beschouwing der Wonderen Gods", waarbij hij nadrukkelijk ook aandacht schenkt aan "gedaante wisseling".

Sepp (circa 1720 - 1775) beschrijft naast vlinders, ook hun vindplaatsen en hun gedragingen. Hij maakt fraaie afbeeldingen om zijn  bevindingen mee te illustreren.

Rariteitenverzamelingen veranderden in geordende naturaliënkabinetten

Rond het midden van de 17de eeuw verdween de symbolische betekenis van de natuur naar de achtergrond. De verschuiving werd niet zozeer veroorzaakt door de opkomst van de natuurwetenschappen, maar door discussies over de interpretatie van de bijbel en over de juiste manier om God te kennen. Onderzoekers gingen ten gevolge hiervan de natuur meer systematisch indelen: zo veranderden rariteitenverzamelingen bijvoorbeeld in geordende naturaliënkabinetten.' Voor Swammerdam waren insecten niet langer verzinnebeeldingen van God, maar hun veelheid en hun bewonderenswaardige anatomie waren wél een bewijs voor zijn bestaan. 

Samenstelling bronmateriaal uitsluitend en alleen ten behoeve van het nieuwe vak ckv-2 uit het algemeen deel  voor havo en atheneum. Meewerken aan deze site? Opsturen via e-mail is voldoende. 

Is er zonder uw toestemming en zonder bronvermelding gebruik gemaakt van uw teksten? Onze verontschuldigingen hierover. Laat het ons weten en wij geven een juiste bronvermelding of halen het materiaal van internet. Een financiele vergoeding kunnen wij helaas niet geven.
02/06/2010 last update