Tableaux vivants en waterballetten

Het toneel in de 17de eeuw was zeer toegankelijk. Er werden geen hoge toegangsprijzen gevraagd en er was maar een beperkt aantal plaatsen voor het betere publiek dat zich van het 'grauw' wilde onderscheiden. Bij het toneel kon werkelijk iedereen zich vergapen aan de wonderlijke avonturen in de godenwereld of genieten van de gruwelen en heldendaden van Romeinse veldheren.  Behalve in de schouwburg, vertoonden goden en helden zich in de reizende theaters en de rederijkerskamers.

In vergelijking met de rest van het kulturele leven hebben we van het Amsterdamse toneel de meeste gegevens; we kennen het repertoire, namen van spelers, rekeningen, toneelrequisieten, enz. Maar nooit zullen we weten hoe één en ander op het publiek overkwam. Ook al kon het publiek de taal, meestal in verzen gesproken, verstaan: begreep het wel iets van de stukken?

Enkele officiële reakties op de inhoud van het toneel kennen we: Ofwel vanuit de stedelijke overheid, die bang was dat bepaalde politieke toespelingen - onder de dekmantel van mythologische verhalen gedebiteerd - het volk zouden opruien. Of geventileerd door predikanten, die religieuze dwalingen, losbandige toespelingen of de als afgoderij bestempelde mythologie aan de kaak stelden. Kritieken die soms resulteerden in stedelijke verordeningen, gedwongen theatersluiting en satirische of woedende pamfletten die tussen de strijdende partijen werden uitgewisseld. Maar het blijft de vraag of de strekking van deze principiële debatten het grote publiek duidelijk werd.

Ook bestond er een mogelijkheid voor het publiek om, zij het incidenteel, zijn goden en helden in levende lijve te aanschouwen. Vooral in het 16de en 17de eeuws Amsterdam was dit dankzij het openbaar straattheater mogelijk.

Toneelopvoeringen op markten en pleinen vielen van oudsher onder het gebied van de rederijkerskamers, die in veel steden gevestigd waren. In oorsprong waren het religieuze broederschappen die kerkelijke feestdagen opluisterden met mysterie-spelen, processies of tableau-vivants. Allengs kregen de rederijkerskamers een meer wereldlijke vorm en werd daar de dichtkunst en de redekunst - de rhetorica - beoefend. De kamers van retorica waren bloeiende literaire centra, waar veel kunstenaars, literatoren en amateurbeoefenaars van de kunsten elkaar troffen. Tijdens vreedzame uitwisselingswedstrijden met kamers uit andere streken, maten intellektuelen en kunstenaars elkaars krachten. Er werden mythologische en heldenverhalen opgevoerd, afgewisseld met stukken van een meer religieuze of moralistische inhoud. Hun toneelstukken moesten het volk stichten en beleren. Bij triomfantelijke intochten van een nieuwe landsheer, bij bezoeken van een Oranje-telg, bij het sluiten van een vrede, verzocht de overheid om deze festiviteiten en gedurende de 16de en 17de eeuw waren dit de meest aangewezen gelegenheden om de bevolking vrijwel in zijn geheel met de activiteiten van de rederijkerij te confronteren.

Drie theaters met tableaux-vivants ter gelegenheid van de vrede van Munster in 1648 op de Dam in Amsterdam opgevoerd. Een prent uit de kollektie van de Atlas van Stolk, Rotterdam.

Neptunus ten naeste bij naakt in het Damrak

Zo kon het wemelen van goden en godinnen, van mythologische monsters, van antieke helden en heldinnen in de straten van Utrecht, Amsterdam, Leiden en Den Haag als een Filips van Spanje de Nederlanden bezocht; toen Leidens Universiteit werd geopend of toen Elisabeth van Engeland haar vertegenwoordiger Leicester de Noordzee overstuurde. Nu eens stonden die fantastische personages temidden van hun soms spaarzaam gekostumeerde lotgenoten op theaters langs de route, dan weer speelden ze in een tableau-vivant boven in een theater-erepoort, soms zwijgend, soms declamerend. Het waren wel eens beschilderde poppen van hout of papier-maché, maar het kwam ook voor dat een Amsterdamse burger "ten naeste bij naakt" als Neptunus samen met een "maeght wel cierlijck toegemaeckt" op een groot mythologisch waterdier breeduit in het Damrak dreef. Het bewuste zeepaard was zó groot uitgevallen dat de Damsluis moest worden opengebroken om het doorvaart te verlenen. Op zijn rug had hij Neptunus, de watervorst van de Noordzee, die zijn meesteres Elisabeth van Engeland begroette, wier land hij ook met zijn baren omspoelde. Toespelingen die voor velen duidelijk zullen zijn geweest.

Minder was dit het geval bij een ontvangst in Amsterdam in 1613 waar een leerrijke pa- rallel getrokken werd tussen de bruiloft van Peleus en Thetis en het komende huwelijk van een andere Engelse Elisabeth, die haar aanstaande in Duitsland ging bezoeken. Het tableau werd in een theater langs de weg opgevoerd. P.C. Hooft schreef er verzen bij, die ter verduidelijking onder het theater geschilderd waren.

Ter gelegenheid van deze intocht schreef een boze ooggetuige dat hij geen touw aan de gebeurtenissen kon vastknopen. Hij zag een

 "stallagie daer eenighe personagien op stonden die niet en spraken maer veel ghebaers maeckten met haer hooft, handen en armen ende het gantsche lichaem elcks hebbende syn beduydenisse die van wyni- ghen is verstaan gheworden een yeder mocht daer nac raden ende beduydenissen daer op maecken na sijn goet-duncken..."

Veel moeite getroostte het stadsbestuur zich om de bevolking te doordringen van de zegeningen van het Twaalfjarige Bestand - de Wapenstilstand in de strijd met Spanje van1609 tot 1621. In opdracht van de overheid voerde de rederijkerskamer 'In liefde bloeyende' volgens de bekende instruktieve principes een toepasselijk verhaal uit de Romeinse geschiedenis op. Helden waren de hoofdpersonen hier bepaald niet, maar in de tirannie van de laatste Romeinse koning Tarquinius de Hoogmoedige, de ontering van Lucretia en de verijdelde samenzwering van Brutus kon het publiek toespelingen herkennen op de eigen geschiedenis van de Tachtigjarige Oorlog. Bij de vertoningen werden teksten voorgedragen of afgebeeld en een later gepubliceerde gravure herhaalde alles nog eens. Kennelijk was het de overheid er om te doen de associaties duidelijk te maken. De tekstschrijver, burgemeesterszoon P. C. Hooft, had grote invloed op een nieuwe ontwikkeling in de toneelkunst: het klassieke drama. Door zijn thema-keuze werd het klassieke drama met goden, helden en antieke schurken voor een steeds groter publiek ten tonele gevoerd.

Maria de Medicis, de Franse koningin, rijdt langs een ter harer ere opgerichte theaterpoort op de Varkenssluis teAmsterdam in 1638, Atlas van Stolk, Rotterdam. Een dergelijk eerbetoon was in zuidelijke landen al  tamelijk ouderwets en zou ook in Holland al gauw in onbruik raken.

theaterpoorten

Absoluut hoogtepunt van dergelijke theater-feesten was het bezoek van Frankrijks koningin-rnoeder, Maria de Medicis aan de Republiek. Amsterdam pakte flink uit met theater-vertoningen, die in erepoorten werden opgevoerd in combinatie met een triomfantelijke intocht In 1638, het jaar van de intocht, was zo'n huldeblijk al ouderwets, want in de Zuidelijke Nederlanden schilderde men bij deze gelegenheden de goden al op metershoge doeken, die boven in de poorten waren ingesloten. Dat bood onuitputtelijke mogelijkheden om hemelingen en aardbewoners en alles wat daar tussen leefde te laten figureren.

De Amsterdamse feesten waren nog in de rederijkerstraditie gebed. Bekende literatoren als Vondel, Hooft en van Baerie hadden een aandeel in de samenstelling van de tableaus, waarvan uitvoerige beschrijvingen en afbeeldingen bewaard zijn gebleven. Dit soort festiviteiten moest meestal in een razend tempo -zo'n tien dagen - voorbereid worden en de regisseur van het geheel was een zekere dr.Samuel Coster, de 17de eeuwse Carel Briels. 

Op verschillende plaatsen in de stad waren langs de route theater-poorten opgericht: toneelruimten, die hoog boven het straatgewoel, voor iedereen zichtbaar, ruimte boden voor de tableaux-vivants. Bij het bezoek in 1638 stroomde het van de regen. Vanuit haar koets omhoog kijkend moet de Franse bezoekster wonderlijke taferelen gezien hebben. Na het openen van de toneelgordijnen zag zij goden-figuranten op een schuin oplopend podium. Hercules in een berevel - een leeuwenhuid was niet voorradig -, Mars en Minerva met helmen en speren. Op de achtergrond zag Maria het voltrekken van haar eigen huwelijk, dat door deze goden begunstigd werd. In een volgende theaterpoort op de Varkenssluis, zagen Maria en het publiek dat tot op de daken van de huizen geklommen was, een vertoning die op Maria's voorspoedig moederschap wees. Als de mythologische godenmoeder Berecynthia zag zij zich zitten op een 'triumfwagentje', haar koninklijke kroost zat om haar heen en de Amsterdamse stedemaagd sprak haar vanuit haar schip in bloemrijke taal toe.

Een dergelijke tafereel kon een nog groter publiek opnieuw aanschouwen. Een paar dagen later waren de theaters, nu zonder hun poorten, ruggelings tegen elkaar in het Rokin opgebouwd 'Als een tweede Delos' -het Griekse eiland -was het podium van de stad binnengegroeid, zo zegt de eigentijdse beschrijving. Maria de Medicis, de andere gasten, de burgemeesters van de stad, ze dreven allen in hun barken in het Rokin, waar Neptunus Maria alweer tegemoet dobberde en de stedenmaagd met de handelsgod Mercurius haar begroette. Vervolgens voer men rond de theaters, waar allegorische tableau-vivants werden opgevoerd. Goden reden af en aan, terwijl de Franse Maagd gekleed als Maria de Medicis haar het wel en wee van Frankrijk toont. Centraal punt in dit tafereel was de wereldbol, waarmee Frankrijk werd gesymboliseerd. De bol vliegt in brand, wordt gespleten, Hercules repareert hem met een ijzeren hoepel, Minerva en Mars tillen hem op Hercules' rug en brengen hem weer aan het draaien Het is natuurlijk de vraag of deze scènes die de interne politieke conflicten van Frankrijk moeten symboliseren begrijpelijk waren. Alleen al omdat door de "haestige draeying en verandering van het toneel de inhoud van de zinnebeelden en vertooningen niet wel gevat" was, kon de geinteresseerde achteraf de intocht opnieuw beleven. In de drie edities -Nederlands, Frans en Latijn - verschenen geïllustreerde beschrijvingen door Vondel en Van Baerle. 

  

Andromeda door Perseus van de draak verlost of wel: de Nederlandse maagd van de Spaanse 'draak' bevrijd. Andromeda dreef op een podium in het toen nog niet gedempte Damrak, maar het podium kapseisde voor de voorstelling goed en wel begonnen was.

Maria de Medicis aanschouwt de stokebrand, die Gallië in brand doet vliegen. Een ingewikkeld tableau vivant met allerlei symbolische verwijzingen. De wereldbol, Frankrijk, vliegt in brand; Hercules repareert hem met een ijzeren koepel. Minerva en Mars tillen hem op en brengen hem weer aan het draaien.

Pas tegen het eind van de jaren vijftig blijkt het verschijnsel theaterpoort, straattheater of rijdende toneelwagen een echte steen des aanstoots te worden. Het rederijkerswezen raakte op zijn retour, de schouwburg in 1637 geopend, bloeide weliswaar, maar de ideeën  van de organisator, de dichter Jan Vos, leken uitgeput geraakt. Niet alleen zijn omstreden literaire, maar ook zijn politieke reputatie hebben rond de optochten van 1659 en1660 voor een hevig tumult gezorgd: een Engelse prinses die vrijwel flauwvalt omdat ze de onthoofding van haar vader Karel 1 op een voorbijrijdende wagen vertoond krijgt; woedende pamfletten tegen de dichter Jan Vos omdat hij "achttien wagens vol kon proppen met ijdele zin en stomme poppen" en ontstemde predikanten, die dringend verzoeken "suleke heydense goden en godinnen op triumpwagens ... niet wederom te laten toestellen". 

Het werd voor Amsterdam de laatste keer en zes jaar later deed de stad alle theaterpoorten en triomfwagens van de hand. Goden en godinnen trokken zich terug op de podia van de Amsterdamse schouwburg, waar zij zich zwevend op de kunst- en vliegwerken voortbewogen. In tweedimensionale vorm bleven ze vanaf het geschilderde doek, in de woonhuizen tot deugd, moed, kuisheid, zelfoverwinning of gerechtigheid aansporen. Zo bleven de antieke helden en goden voortleven aan de wanden van de hogere burgerij

02/18/2010 last update