'Gy zyt met een geltsak om uw hals geboren, en dat is al. Maar dat ik ben, ben ik door verdienste.'

In principe was het kunstenaarschap in de zeventiende eeuw een van de weinige mogelijkheden om snel op de maatschappelijke ladder te stijgen. Het lichtend voorbeeld van de Vlaamse schilder Peter Paul Rubens, schilder, schatrijk geworden ondernemer en diplomaat, zal de ambitieuze schilders zoals Rembrandt van Rijn hebben geïnspireerd.

de Vlaamse schilder Peter Paul Rubens

Toch is het aantal werkelijk succesvolle kunstenaars gering. De kunstenaarstrots was groot, maar de ambitie werd slechts zelden in rijkdom vertaald. Die spanning is prachtig te beluisteren in de woorden die Willem van Aelst een Amsterdamse burgemeester zou hebben toegevoegd: 'Gy zyt met een geltsak om uw hals geboren, en dat is al. Maar dat ik ben, ben ik door verdienste.'

Sommige schilders hebben van hun werk redelijk goed kunnen leven. De Utrechtse schilder Joachim Wtewael (1566- 1638) gold al vroeg als vermogend. Hij kwam uit een geslacht van vervaardigers van luxe-goederen, van glazeniers en edelsmeden. Vermoedelijk echter had hij zijn geld niet verdiend als schilder maar als vlaskoopman. Zeker is dat hij later in zijn leven een flink bezit had aan onroerend goed en aandelen in de Verenigde Oost Indische Compagnie. Ook verschafte hij leningen.

Jan

Jan van der Heyden (1637-1712) was niet alleen een bekwaam schilder. Hij kreeg vooral grote bekendheid door zijn tweede beroep. Als een ware uitvinder ontwikkelde hij voor Amsterdam de straatlantaarn en de brandspuit. En zo leeft zijn naam tot op heden voort.
De meest welvarende onder de schilders hebben net als Wtewael neveninkomsten gehad.
  • Salomon van Ruysdael (1600/03-1670) kon bijvoorbeeld het hoofd goed boven water houden door zijn handel in blauwsel voor de Haarlemse blekerijen.
  • Pieter Saenredam (1597-1665) hoefde zich in principe niet in te spannen dankzij een goede erfenis, maar had toch een productief leven.
  • Jan van-de Cappelle (1626-1679) zal vermoedelijk in de eerste plaats 'carmosynverwer' geweest zijn en daarnaast ook nog schilder. De lakenververij, die hij van zijn vader had geërfd, zette hij succesvol voort. Bij zijn dood liet hij, naast een behoorlijk vermogen, een verzameling van tweehonderd schilderijen en zesduizend tekeningen na.
  • De landschapschilder Philips Koninck (1629-1688) exploiteerde het beurtveer tussen Amsterdam en Rotterdam.
  • Meindert Hobbema (1638-1709) diende aanvankelijk als knecht. Toen hij werd benoemd tot wijnroeier zal zijn leven er beter hebben uitgezien. Wijnroeiers controleerden de maten van de wijnvaten, een werkje dat de beoefenaren van dit beroep aardig onder elkaar verdeeld hadden. Onderlinge afspraken zorgden ervoor dat er steeds enkelen aanwezig waren; de anderen konden hun tijd naar eigen inzicht besteden. De kunstenaar was zo van een redelijk basisinkomen verzekerd.
  • Aert van der Neer (1603104- 1677) was behalve schilder ook herbergier, in 'De Graeff van Hollant' in de Amsterdamse Kalverstraat. Ondanks inkomsten uit twee bronnen kon Van der Neer het niet bolwerken en ging hij in 1662 bankroet.

Wtewael Perseus redt Andromeda,1611

Een voor de hand liggende bron van inkomsten voor schilders was de handel in kunst. Menig kunstenaar probeerde daarmee naast de opbrengst van het eigen werk wat extra's te verdienen.
  • Johannes Vermeer moet naast zijn schildersvak een herberg en een kunsthandel hebben gedreven.
  • Gerbrand van den Eeckhout, die stamde uit een familie van edelsmeden en juweliers, was behalve schilder ook kunsthandelaar.
  • Uit de nalatenschap van Allart van Everdingen (1621-1675) moet wel worden afgeleid dat ook bij in schilderijen heeft gehandeld. Na zijn dood werd een aantal schilderijen geveild van kunstenaars met indrukwekkende namen. Hetzelfde gebeurde nog eens in 1706, na de dood van zijn weduwe.

Jan Porcellis

Er zijn ook kunstenaars geweest die het echt moeilijk hebben gehad, failliet zijn gegaan of zelfs voor hun schuldeisers hebben moeten vluchten. Ook nu is nuancering geboden.
  • Jan Miense Molenaer, een notoire ruziezoeker, bezat op latere leeftijd wel huizen en land, maar had schulden bij de slager en de kruidenier.
  • Jan van Goyen raakte door speculatie in moeilijkheden.
  • Rembrandt raakte door het voeren van een te grote staat in de problemen.
  • De schilder van zeegezichten Jan Porcellis (1584-1632) verliet Rotterdam voor Antwerpen na zijn faillissement. Daar tekende hij in 1618 een contract met een handelaar, waarbij Porcellis gedurende twintig weken twee schilderijen per week zou leveren; panelen, materialen en een assistent werden ter beschikking gesteld. Hier zien we een handelaar een kunstenaar exploiteren.
  • Ook Emanuel de Witte, die in voordurende geldnood verkeerde, ging dergelijke verbintenissen aan. Omstreeks 1660 moet een contract gesloten zijn tussen de schilder en het echtpaar Joris de Wijse en Adriana van Heusden. Zij zouden de schilder kost en inwoning verschaffen en jaarlijks achthonderd Carolusgulden uitbetalen, maar daarvoor al het werk van De Witte in handen krijgen. De schilder had zich op die manier met huid en haar verkocht. Het contract heeft waarschijnlijk niet lang stand gehouden. De Witte bleek Adriana niet lang daarna geld schuldig te zijn voor logies. In 1664 had hij een dergelijke schikking getroffen met Laurens Douey, vermoedelijk eveneens een handelaar. In de verschillende stukken en in de inventarissen van De Witte's schamele boedel, telkens weer opgemaakt voor nieuwe schuldeisers, is steeds sprake van onvoltooide schilderijen en schildersmaterialen.

Samenstelling bronmateriaal uitsluitend en alleen ten behoeve van het nieuwe vak ckv-2 uit het profiel C & M voor havo en atheneum en tehatex. Meewerken aan deze site? Opsturen via e-mail is voldoende. 

Is er zonder uw toestemming en zonder bronvermelding gebruik gemaakt van uw teksten? Onze verontschuldigingen hierover. Laat het ons weten en wij geven een juiste bronvermelding of halen het materiaal van internet. Een financiele vergoeding kunnen wij helaas niet geven.

02/17/2010 last update