CPE havo Kunst/be/da/dr/mu | |
Kunst. Drama Domein A: Vaktheorie
| |
Subdomein A1: Drama en maatschappij
| |
In deze kolom de exameneisen van het vak als SE |
|
1. De kandidaat kan mede op basis van bronnenmateriaal in een gegeven cultureel-maatschappelijke context: kenmerken benoemen van theatrale uitingsvormen en orale tradities; samenhangen aangeven tussen functie, vorm en inhoud van toneel; dramatische aspecten benoemen van vormgegeven informatie op televisie.
|
|
(Het aangeboden bronnenmateriaal is afkomstig van Kunst Algemeen. Noodzakelijk is dit niet, maar het is wel handig natuurlijk. We kunnen er flink wat theoretische lestijd bij Kunst Algemeen mee uitsparen. Er komt niet nog meer thearie op de leerling af.)
De stof wordt wel getoetst.
|
De leerling wordt getoetst. (Zie TT-01) |
Subdomein A2: Betekenis
| |
3. De kandidaat kan theatrale conventies aangeven en aanwijzen, evenals de betekenissen die ze kunnen oproepen.
|
|
Subdomein A3: Beschouwen
|
|
4. De kandidaat kan: een toneelvoorstelling informatief beschrijven; aangeven met welke theatrale middelen de inhoud vormgegeven is; een eigen mening geven over de effectiviteit van enkele van deze middelen.
|
|
Kunst. Beeldende Vormgeving Domein B: Praktijk
| |
Subdomein B1: Spelen 4. De kandidaat kan: - spelgegevens combineren en toepassen, en daarbij gebruikmaken van timing en verandering in stemgebruik en bewegingspatroon; - de interactie tussen personages intensiveren door middel van actie en reactie; - in spel een sociaal of maatschappelijk vraagstuk analyseren en onderzoeken. Subdomein B2: Vormgeven 5. De kandidaat kan: - een rol opbouwen gebaseerd op personage en dramatische ontwikkeling; - scènes creëren en realiseren, rekening houdend met de intentie ten opzichte van het publiek. Subdomein B3: Presenteren 6. De kandidaat kan: - spel- en vormgevingsvaardigheden toepassen bij het optreden voor een publiek; - het publiek van de nodige informatie voorzien.
|
|
Kunst. Beeldende Vormgeving Domein C: Oriëntatie op studie en beroep
| |
|