Eugène Delacroix
![]() De Leeuwenjacht uit 1860-61, Olieverf op doek, Art Institute of Chicago |
Ferdinand Victor Eugène Delacroix wordt wel gezien als de belangrijkste schilder van de Franse romantiek na de te jong gestorven Théodore Géricault?(1791-1824).
Hij werd geboren op 26 april 1798 te Charenton-Saint Maurice?, nabij Parijs. Zijn vader was destijds Minister van Buitenlandse Zaken, onder het Directoire. Na zijn studie aan het Lycée Napoleon, begon hij zijn kunstenaarsloopbaan in het atelier van Baron Guérin?. Delacroix werd ook onderwezen door Jacques-Louis David en kende sterke invloeden van de oudere Vlaamse schilder Peter Paul Rubens, wat onder andere blijkt uit zijn veelal rode onderschilderingen.
Zijn eerste pogingen om de "Prix de Rome" te halen kenden geen succes.
Toch toonde hij zijn bijzondere begaafdheid al in 1822 met zijn kleurrijke "Bark van Dante". In 1824 werd hij kennelijk geïnspireerd door de "Hooiwagen" van John Constable?, die te Parijs werd geëxposeerd.
Het enthousiasme over het werk van Delacroix was echter niet altijd onverdeeld. Baron Gros? noemde zijn "Bloedbad op Chios" spottend: "Het bloedbad der schilderkunst".
In 1825 verbleef hij meerdere maanden in Engeland, waar hij onder de indruk kwam van de creativiteit van dichter Lord George Byron? en nogmaals van de vrolijke en heldere kleuren in de landschappen van Constable.
Intussen stelde een erfenis van 10.000 Pond hem in staat zich ongehinderd op zijn kunst toe te leggen. Hij zette imposante historische voorstellingen op touw en in 1831 exposeerde hij op het Salon zijn befaamde "De Vrijheid voert het Volk aan".
1832 betekende een definitief keerpunt in zijn carrière. Hij werd verbonden aan de ambassade van Marokko. Zowel in Algerije, als in Marokko en Spanje leerde hij de klassieke oudheid kennen, naast de magie van de kleuren en het licht in de schilderkunst van Françisco Goya? en Diego Velasquez?.
Tussen 1833 en 1847 vielen hem talloze decoratie-opdrachten te beurt in officiële gebouwen, zoals het Salon du Roi en de bibliotheken van het Palais Bourbon en het Palais du Luxembourg.
In de laatste tien jaren van zijn leven realiseerde hij nog drie belangrijke decoratieve ensembles: het centrale plafond van de Apollon-galerij in het Louvre, het Salon de la Paix in het Parijse Stadhuis en de Saint-Anges-kapel in de Saint-Sulpice-kerk.
Delacroix triomfeerde in 1855 op de Wereldtentoonstelling met 42 doeken, waaronder de bekende leeuwenjacht-taferelen. Op 10 januari 1857 werd hij opgenomen in het Institut des Académiciens. Hierna werkte hij nog bijna uitsluitend aan de decoratie van de Saint-Sulpice-kerk, die hij eerst in 1861 beeindigde met "Héliodore verjaagd uit de Tempel" en zijn spiritueel testament "Het gevecht van Jacob met de engel".
Naast schilderwerk, werkte Delacroix ook als illustrator, voor werk van bijvoorbeeld William Shakespeare, de Schotse schrijver Sir Walter Scott?, en de Duitse schrijver Goethe?.
Delacroix heeft veel invloed gehad op anderen, vooral door zijn expressieve gebruik van kleur.
Hij stierf op 13 augustus 1863, in zijn appartement op de Place Furstenberg, dat hij betrok sedert 1857, in de nabijheid van de Saint-Sulpice-kerk. Hij werd begraven op het Père Lachaise kerkhof.