Eugène Delacroix ( 1798-1863)

Delacroix verloor zijn vader, die diplomaat was, al in 1805. Er waren hardnekkige geruchten dat niet hij maar minister-president Talleyrand de biologische vader was. Er zijn geen harde feiten die dat onderstrepen. Deze minister-president heeft overigens de familie meermaals geholpen. Hij heeft o.a. Delacroix zijn carrière als schilder gesteund. Nadat hij bijvoorbeeld zes maal afgewezen was door de Académie des Beaux- Arts werd zijn zevende verzoek ingewilligd mede door de steun van Talleyrand. Het stroeve verloop van zijn carrière was voor een groot deel te wijten aan Ingres en zijn aanhangers die Delacroix zijn werk onrein vonden. Delacroix zijn werken in neo-barokke stijl verschillen sterk van de neoclassicistische stijl van Ingres. Er ontstond een onderlinge rivaliteit tussen deze twee schilders die bepalend was voor de sfeer van artistiek Parijs. Delacroix bewonderde het werk van de oudere Géricault met wie hij bevriend raakte. Verder was hij beïnvloed door Rembrandt, Rubens, Titiaan, Tintoretto en de tekeningen van Goya. Géricault ontwikkelde zich eveneens tot een liefhebber van de hedendaagse Engelse kunst. In 1825 ging hij naar Londen. In 1832 ging Delacroix naar Noord-Afrika. Op deze reis heeft hij veel schetsen gemaakt. De onderwerpen die hij toen verbeelde houden hem gedurende de rest van zij leven bezig.

Delacroix beweerde dat kunst niet zomaar de onverschillige weergave van een object was maar een zaak van intellectuele en visuele verfijning met dikwijls moedwillige overdrijvingen om de leugen in dienst te stellen van de waarheid.
Maar hij was er van overtuigd dat de fotografie, mits met versland gebruikt, een hulpmiddel voor de kunstenaar kon zijn.

Als een fotograaf een tafereel opneemt, zie je nooit meer dan een fragment uit het gehele gezicht(sveld): de rand van de foto is even interessant als het midden .... De ondergeschikte delen zijn even belangrijk als het hoofdthema .... Men moet meer rekening houden met de vertekeningen in een fotografisch beeld dan in een werk dat aan de verbeelding ontspruit. De meest opvallende foto's zijn die waarin juist de onvolkomenheden van het medium om een volledig exact beeld te geven, wat rustpunten voor het oog over laten waardoor het maar op een paar dingen scherp kan stellen. Als het oog de perfectie van een vergrootglas had, zou de natuur ondraaglijk worden: men zou alle bladeren aan een boom zien, alle dakpannen en op die pannen de mossen, insecten, enz. En wat doen we met de alarmerende verschijning van het juiste fotografische perspectief (afwijkingen die misschien minder schokkend zijn in het landschap waar partijen op de voorgrond zelfs buiten proportie vergroot kunnen worden), voordat de beschouwer even overstuur zal zijn als in het geval van vertekening bij de menselijke figuur? De opstandige realist moet daarom in zijn schilderijen dit authentieke perspectief corrigeren dat juist doordat het correct is, verschijningen vervalst.

Uit: E. Delacroix, Journal 1 september 1859

 

Eugene Delacroix
1798-1863

Eugène Delacroix, geboren in St.-Maurice-Charenton (nabij Parijs), is wellicht dé toonaangevende kunstenaar van de 19e eeuw. Vanaf 1815 bezoekt hij het atelier van Pierre Guérin in Parijs en de École des Beaux-Arts. Hij wordt vooral geïnspireerd door werken van Francisco Goya, Pieter Paul Rubens en Paolo Veronese. Later bewondert hij het lichte, frisse koloriet van John Constable, wat hem in 1825 aanspoort tot een verblijf in Londen. Een andere belangrijke reis voert hem in 1832 naar Noord-Afrika en Zuid-Spanje.

Delacroix, die sinds 1857 lid is van de Academie, is de wegbereider van de romantische schilderkunst in Frankrijk. Met het gebruik van stralende kleuren keert hij zich af van het 'officiële' Classicisme. Zijn opvatting dat kleuren vooral licht dienen weer te geven en dat de schaduw daarvan de kleurige reflectie vormt, is van grote betekenis voor de impressionisten.


Eugène Delacroix

 

 
Afbeelding:Leeuwenjacht_delacroix.jpg
De Leeuwenjacht uit 1860-61,
Olieverf op doek,
Art Institute of Chicago

Ferdinand Victor Eugène Delacroix wordt wel gezien als de belangrijkste schilder van de Franse romantiek na de te jong gestorven Théodore Géricault?(1791-1824).

Hij werd geboren op 26 april 1798 te Charenton-Saint Maurice?, nabij Parijs. Zijn vader was destijds Minister van Buitenlandse Zaken, onder het Directoire. Na zijn studie aan het Lycée Napoleon, begon hij zijn kunstenaarsloopbaan in het atelier van Baron Guérin?. Delacroix werd ook onderwezen door Jacques-Louis David en kende sterke invloeden van de oudere Vlaamse schilder Peter Paul Rubens, wat onder andere blijkt uit zijn veelal rode onderschilderingen.

Zijn eerste pogingen om de "Prix de Rome" te halen kenden geen succes.

Toch toonde hij zijn bijzondere begaafdheid al in 1822 met zijn kleurrijke "Bark van Dante". In 1824 werd hij kennelijk geïnspireerd door de "Hooiwagen" van John Constable?, die te Parijs werd geëxposeerd.

Het enthousiasme over het werk van Delacroix was echter niet altijd onverdeeld. Baron Gros? noemde zijn "Bloedbad op Chios" spottend: "Het bloedbad der schilderkunst".

In 1825 verbleef hij meerdere maanden in Engeland, waar hij onder de indruk kwam van de creativiteit van dichter Lord George Byron? en nogmaals van de vrolijke en heldere kleuren in de landschappen van Constable.

Intussen stelde een erfenis van 10.000 Pond hem in staat zich ongehinderd op zijn kunst toe te leggen. Hij zette imposante historische voorstellingen op touw en in 1831 exposeerde hij op het Salon zijn befaamde "De Vrijheid voert het Volk aan".

1832 betekende een definitief keerpunt in zijn carrière. Hij werd verbonden aan de ambassade van Marokko. Zowel in Algerije, als in Marokko en Spanje leerde hij de klassieke oudheid kennen, naast de magie van de kleuren en het licht in de schilderkunst van Françisco Goya? en Diego Velasquez?.

Tussen 1833 en 1847 vielen hem talloze decoratie-opdrachten te beurt in officiële gebouwen, zoals het Salon du Roi en de bibliotheken van het Palais Bourbon en het Palais du Luxembourg.

In de laatste tien jaren van zijn leven realiseerde hij nog drie belangrijke decoratieve ensembles: het centrale plafond van de Apollon-galerij in het Louvre, het Salon de la Paix in het Parijse Stadhuis en de Saint-Anges-kapel in de Saint-Sulpice-kerk.

Delacroix triomfeerde in 1855 op de Wereldtentoonstelling met 42 doeken, waaronder de bekende leeuwenjacht-taferelen. Op 10 januari 1857 werd hij opgenomen in het Institut des Académiciens. Hierna werkte hij nog bijna uitsluitend aan de decoratie van de Saint-Sulpice-kerk, die hij eerst in 1861 beeindigde met "Héliodore verjaagd uit de Tempel" en zijn spiritueel testament "Het gevecht van Jacob met de engel".

Naast schilderwerk, werkte Delacroix ook als illustrator, voor werk van bijvoorbeeld William Shakespeare, de Schotse schrijver Sir Walter Scott?, en de Duitse schrijver Goethe?.

Delacroix heeft veel invloed gehad op anderen, vooral door zijn expressieve gebruik van kleur.

Hij stierf op 13 augustus 1863, in zijn appartement op de Place Furstenberg, dat hij betrok sedert 1857, in de nabijheid van de Saint-Sulpice-kerk. Hij werd begraven op het Père Lachaise kerkhof.

 

De sultan en de schilder

De Franse schilder Eugène Delacroix (1798-1863) had zijn schetsboek bij zich toen hij in 1832 aankwam in Tanger. Hij maakte deel uit van een missie onder leiding van de Comte de Mornay. Deze was door de Franse koning , Louis-Philippe naar Moulay Abdelrahman, de sultan van Marokko.

Moulay Abdelrahman (1822-1859)

Vier van de zeven schetsboeken die hij maakte gedurende zijn zes maanden durend bezoek aan Noord Afrika zijn bewaard gebleven. Drie daarvan bevinden zich in het Louvre. Twee bevatten persoonlijke schetsen en notities en vormen een uniek "journaal" van de reizende schilder, gretig al zijn ontdekkingen vast te leggen. Delacroix's "Marokaanse schetsboeken" zouden van grote invloed blijken te zijn op al zijn latere werk.

Bekijk de ook de onderstaande Naffer-werken van Delacroix