|
Als Joseph Kosuth in
1965 zijn ‘een en drie stoelen’ maakt, houdt hij zich ook bezig met de realiteit
van alledag.
Naast elkaar tegen een muur zet hij een stoel, een foto van een stoel en een vel papier met daarop de definitie van het woord ‘stoel’ uit het woordenboek. Het ding, de afbeelding van het ding en de afbeelding van het woord voor dat ding vormen als drie gelijkwaardige elementen het kunstwerk.
|
Kosuth ‘citeert’ de wereld van alledag, maar hij confronteert drie verschillende communicatiesystemen met elkaar. Hij stelt de vraag of de afbeelding van een ding of de beschrijving van een ding hetzelfde beeld oproepen als het zichtbare en tastbare ding zelf voor ons heeft. | |
|
Kosuth gaat nog een stap verder als hij in 1965 cijfers door middel van neonletters in beeld brengt. Met zijn tekst verwijst hij nu niet meer naar concrete objecten. ‘Een’ is geen ding op zichzelf. Het enige vergelijkbare voor het woord ‘een’ is het beeld voor het cijfer ‘een’. |
|
Als hij
een jaar later definities uit het woordenboek voor woorden als ‘idee’ en
‘concept’ gebruikt, verwijzen Kosuth’s teksten niet alleen niet meer naar een
concreet object maar bestaat er ook geen corresponderend beeld meer voor de
tekst.
Immers hoe ziet een idee er uit? Kosuth’s onderzoek naar definities van kunst en idee wordt onderwerp voor zijn kunst.
|
Samenstelling
bronmateriaal ten behoeve van kunstvakken voor havo en vwo
in het profiel C&M.. Meewerken aan deze site? Opsturen via
e-mail is voldoende. Bron oa Openbaarkunstbezit 0ktober
79
Is er zonder uw toestemming en zonder bronvermelding gebruik gemaakt van uw teksten? Onze verontschuldigingen hierover. Laat het ons weten en wij geven een juiste bronvermelding of halen het materiaal van internet. Een financiele vergoeding kunnen wij niet geven 28-06-2008 |