|
Howard pleitte in zijn boek voor het stichten van geheel nieuwe nederzettingen buiten de al bestaande steden, die elk zo'n 30.000 inwoners zouden omvatten. Deze nederzettingen zouden op enige afstand van de stad moeten liggen, van elkaar gescheiden door groene gordels maar met elkaar verbonden door spoorwegen. Het feit dat de werkende mens zowel 's ochtends als 's avonds door een groene omgeving zou reizen, zou hem laten bijkomen van het jachtige bestaan in de stad. Het groen kreeg zodoende een bijzondere betekenis. Niet alleen moest het aan de vermoeide werker de mogelijkheid bieden zich te ontspannen, maar ook binnen de tuinstad speelde groen een bijzondere rol. De nieuwe tuinstad moest namelijk zorgvuldig worden gepland. En om met de woorden van de Nederlandse tijdgenoten, de bekende biologen Heimans en Thijsse te spreken:'Geen betere dokter dan de natuur, al is het maar een park. |
Wat een heerlijke lucht en welk een schilderachtig gelegen terrein. Blozende en gezond uitziende kinderen, waarvan sommigen in november nog met blote benen rondliepen |
De aldus geplande leefomgeving moest aan de bewoner beschutting en intimiteit bieden. Vandaar dat er geen rechte straten moesten komen, maar kronkelende. Huizen dienden van elkaar te worden gescheiden door middel van groenstroken, heggen en tuinen. Het groen kreeg in de tuinstadconceptie trouwens nog een andere functie. Het kon de sociale lagen van de bevolking in de tuinstad zonder al te veel problemen van elkaar scheiden. Arbeiders achter de heg vallen minder op. Voor Ebenezer Howard speelden opvoedkundige en beschavende elementen een belangrijke rol. Hij zelf haalde het voorbeeld aan van Amerikaanse gevangenen die in hun cel planten te verzorgen kregen. In het begin zouden ze woedend zijn, maar allengs zou hun belangstelling gewekt worden. De omgang met de planten zou hen niet alleen verpozing brengen, maar zou ook hun zachtere gevoelens naar boven brengen. Ook de volksgezondheid was gediend met de tuinstad. Eindelijk geen bleekneusjes meer, maar gezonde gebruinde kinderen en volwassenen. Zoals een bezoeker van een van de eerste tuinsteden, de stad Letchworth in de buurt van Liverpool, schreef: 'Wat een heerlijke lucht en welk een schilderachtig gelegen terrein. Blozende en gezond uitziende kinderen, waarvan sommigen in november nog met blote benen rondliepen.' |
Er was nog een belangrijk punt dat Howard en de Duitse tuinstadaanhangers naar voren brachten voor bouwen in het groen. Daar waren de grondprijzen nog voldoende laag om zonder al te grote problemen een nieuwe stad te realiseren. Bovendien kon de overheid daar gemakkelijk greep houden op die grondprijzen door een systeem van erfpacht. Niet voor niets luidde de ondertitel van het boek van Howard A Peaceful Path to Real Reform. Het was een echo van de discussie die in die jaren vooral in links-liberale kring heftig werd gevoerd over de wenselijkheid om de nutsfunctie van de grond aan de gemeenschap ten goede te laten komen. De drie magneten van Ebenezer Howard. In dit diagram worden de voordelen van de stad en het platteland gecombineerd tot de tuinstad, waarin de nadelen van de stad en het platteland zijn opgeheven. Het concept van de tuinstad. Het centrum van de stad is het park met culturele en openbare voorzieningen; de fabrieken zijn aan de rand van de stad geplaatst. Na de Eerste Wereldoorlog zou de tuinstadgedachte haast een modeverschijnsel worden. Berlage nam in zijn plan voor Amsterdam-Zuid een tuinstadcornplex op, omdat, zoals hij van mening was, dat 'nu in dezen tijd de tuinstadbeweging snel voorwaarts gaat er in het uitbreidingsplan-Zuid der gemeente Amsterdam een dergelijke wijk niet mag ontbrekend. Vooral in de jaren twintig verrezen overal in Nederland dit soort constructies, meestal nog in de fabrikantentraditie, zoals het Philipsdorp in Eindhoven, Heyplaat te Rotterdam, Lansink in Hengelo en Elinkwijk te Utrecht. Niet alleen fabrikanten wilden hun tuindorp, maar ook gemeenten wilden met behulp van de Woningwet van 1901 in de hand, nieuwe buitenwijken aanleggen in tuinstadstijl, met parken, plantsoenen en tuinen. Een goed voorbeeld in Rotterdam is tuindorp Vreewijk. |
De plannen daarvoor dateerden al van vóór de Eerste Wereldoorlog, maar werden pas in 1918 gerealiseerd. Amsterdam kreeg na de Eerste Wereldoorlog een aantal tuinsteden, waarvan Betondorp (tuindorp Watergraafsmeer) een van de bekendste zou worden. De drijvende kracht was de Amsterdamse wethouder De Miranda en de directeur van de woningdienst Keppler. Achteraf kunnen we vaststellen dat in al die plannen wel elementen van de oorspronkelijke tuinstadgedachte staken, maar echte tuinsteden, nieuwe vestigingen op ruime afstand van de stad en met een eigen bestuur, waren het niet. In de periode tussen de wereldoorlogen werden betrekkelijk weinig van dit soort steden opgebouwd. Veelal ging het toch om nieuwe wijken die ruimschoots voorzien werden van groenvoorzieningen. Ondanks dat hadden ze één ding gemeen dat kenmerkend is voor de twintigste-eeuwse stad, namelijk stadsplanning. |
Samenstelling
van het bronmateriaal voor de vaklokalen uitsluitend en alleen ten behoeve
van de vak ckv-1 uit het algemeen deel voor havo en atheneum en het
vak ckv vmbo en de kunstvakken uit het profiel C&M. (CKV 2/3 en
tehatex) en uit de onderbouw het vak beeldende vorming. Meewerken aan deze
site? Opsturen via e-mail is voldoende.
Is er zonder uw toestemming en zonder bronvermelding gebruik gemaakt van uw teksten, afbeeldingen ed? Onze verontschuldigingen hierover. Laat het ons weten en wij geven een juiste bronvermelding of halen het materiaal van internet. Een financiele vergoeding kunnen wij helaas niet geven. In plaats hiervan geven we onder aan de pagina ruimte voor een eigen invulling of verwijzing naar internetpagina's. 05-10-2005 |