Le prince des romantiques

Ferdinand Victor Eugène Delacroix (1798 – 1863) wordt gezien als de belangrijkste schilder van de romantiek (vandaar dat hij ook wel eens "Le prince des romantiques" genoemd wordt), naast de jong gestorven Théodore Géricault. Hij wordt ook wel een "literair schilder" genoemd omdat hij zijn thema's vaak ontleent aan schrijvers.
Hij maakte in 1832 als historieschilder deel uit van een diplomatiek gezantschap naar Marokko ter gelegenheid van de verovering van Algerije door Lodewijk Filips.

"Je zou twintig armen en 48 uur per dag moeten hebben om een indruk te geven van alles hier”, schrijft Eugène Delacroix na zijn aankomst in Marokko in een brief aan een vriend. Het is januari 1832 en de dan al beroemde 36-jange schilder heeft dankzij bevriende relaties een uitnodiging gekregen om met een diplomatieke missie mee te reizen. Doel van deze missie is om betrekkingen aan te knopen met Sultan Muley-err-Rahman van Marokko, het buurland van het sinds 1830 door de Fransen bezette Algerije. Voor Delacroix betekent deze reis een eerste kennismaking met de Oosterse wereld, die hij daarvoor al verschillende malen als thema voor zijn schilderijen heeft gekozen. Rond 1800 was de belangstelling voor het Nabije Oosten en Noord Afrika vooral na de veldtochten van Napoleon o.a. in 1798 naar Egypte en de vrijheidsstrijd van het Griekse volk tegen de Turken, sterk toegenomen.

Wat betekende Noord Afrika voor Delacroix? Uit brieven, dagboekaantekeningen en schetsen die hij gedurende die zes maanden maakte, is daar wel iets van bekend. Marokko verblijft hij eerst enige tijd in Tanger en reist vervolgens te paard het binnenland in naar Meknès, waar de Sultan de delegatie ontvangt.  Delacroix beschrijft en het landschap, de dieren en de mensen, hun kleding, houding en levensgewoonten. De mensen zijn niet erg toeschietelijk: om ze te kunnen tekenen moet hij ze soms geld geven. Het valt hem op dat er grote armoede heerst, maar hij constateert:

“Wij zien duizend dingen die deze mensen niet hebben, hun onwetendheid is de oorzaak van hun kalmte en hun geluk; zijn wij zelf niet aan het einde van datgene wat de meest geavanceerde beschaving kan produceren? Zij staan op duizend manieren dichter bij de natuur. hun kleding, de vorm van hun schoenen. Ook is er schoonheid in alles wat ze doen. Wij daarentegen in onze korsetten, nauwe schoenen, belachelijke pakken, wij zijn te beklagen. Door onze kennis hebben wij onze natuurlijke gratie verloren.”

Deze opmerking is sterk romantisch getint: primitieve volken zouden in hun eenvoud dichterbij de natuur staan. Dit past heel goed in het beeld van de schilder Delacroix als vertegenwoordiger van de Romantiek.

Na Meknès waar de missie door de Sultan ontvangen wordt, reist Delacroix terug naar Tanger en steekt vandaar over naar Spanje. Terug in Afrika bezoek hij in Algerije een harem. Eind juni komt hij met zeven schetsboeken en achttien aquarellen in Parijs terug. Motieven van deze reis zal hij in veel van zijn schilderijen verwerken. Zo toont hij in 1846 in de Salon een schilderij waarop de ontvangst van de Sultan is afgebeeld. De kunstcriticus Baudelaire prijst zijn werk en schrijft:

“Een reis naar Marokko schijnt een diepe indruk op hem te hebben gemaakt; daar kon hij op zijn gemak zowel mannen als vrouwen in hun onafhankelijke en natuurlijke beweging bestuderen en kon hij de antieke schoonheid bevatten bij het zien van een zo zuiver ras, blakend van gezondheid en met een prachtige gespierde bouw.”

Uit de reisaantekeningen van Delacroix blijkt dat hij wanneer hij een scène beschrijft, steeds de kleuren en de lichtval noemt. Ook schaduwen vallen hem op: “de schaduw van witte objecten heeft een sterk blauwe weerkaatsing; het rood van de zadels en de tulband is bijna zwart.” Juist de reis naar Marokko betekende een belangrijke impuls om voort te gaan op de weg die hij daarvoor al is ingeslagen. Door het werk van de Engelse landschapschilder Constable was Delacroix zeer geïnteresseerd geraakt in kleurcontrasten en in de werking die de primaire kleuren rood, geel en blauw en hun complementaire kleuren, respectievelijk groen, violet en oranje op elkaar uitoefenen. Door de kleuren niet meer alleen op het palet te mengen maar ze ook naast elkaar op het doek te zetten kan een kleureffect versterkt worden.

Signac, die later ook Noord-Afrika bezocht, beklemtoont in zijn boek ‘D’Eugène Delacroix au néo­impressionisme’ (1899) nog eens het belang van Delacroix voor de ontwikkeling van het kleurgebruik in de schilderkunst en met name het impressionisme.

Eén van de bekendste werken van Delacroix is ''De dood van Sardanapalus''. Het betreft hier een afbeelding naar het boek "Sardanapalus" van Lord Byron. In het afgebeelde tafereel ziet men hoe de Sultan, die zelfmoord gaat plegen, zijn harem, zijn paarden en zijn bezittingen laat verbranden terwijl hij zelf stoïcijns toekijkt. Ook hier de typische kleurwerking, licht en beweging. Dit werk kreeg veel kritiek, niet zozeer vanwege het weergeven van een bloedbad met gebruik van erotische elementen, maar omwille van het onjuiste perspectief. Het was dan ook niet Delacroix' bedoeling om een (perspectief) realistisch weergave te geven (was voor hem minder belangrijk). Maar juist het weergeven door het gebruik van kleur, licht en beweging was voor hem van belang.

Samenstelling bronmateriaal ten behoeve van kunstvakken voor havo en vwo in het profiel C&M..  Meewerken aan deze site? Opsturen via e-mail is voldoende. Bron oa Openbaar kunstbezit 79/3

Is er zonder uw toestemming en zonder bronvermelding gebruik gemaakt van uw teksten? Onze verontschuldigingen hierover. Laat het ons weten en wij geven een juiste bronvermelding of halen het materiaal van internet. Een financiele vergoeding kunnen wij niet geven

19-06-2011