Japonisme: nieuw perspectief in de westerse kunst

Over de juiste betekenis van het woord Japonisme bestaat soms onduidelijkheid. Velen denken bij deze term alleen aan het toepassen van Japanse motieven in de westerse kunst. Als we echter te rade gaan bij een van de vroegste gebruikers van het woord Japonisme, dan blijkt deze betekenis te beperkt. Philippe Burty (1830-1890), Frans kunstcriticus en zelf gepassioneerd verzamelaar van Japanse kunst, gebruikte de term Japonisme in het jaar 1872 voor het eerst om een nieuw gebied van studie aan te duiden: de kunst, geschiedenis en cultuur van Japan.

 

Detail reclamebiljet

Detail van een reclamebiljet van de Groote Koninklijke Bazar van Dirk Boer, omstreeks 1850, coll. Haags Gemeentearchief

Burty en zijn artistieke vrienden hadden nog niet zo lang daarvoor kennis gemaakt met Japanse kunst, hadden er grote bewondering voor en wilden er meer van begrijpen. In diezelfde tijd waren er in Parijs en Londen kunstenaars die door het bestuderen van Japanse kunst tot nieuwe inzichten kwamen en deze toepasten in hun werk. Op deze verandering in de westerse kunst is de term Japonisme eveneens van toepassing.

Hoewel Japan al meer dan driehonderd jaar contact had met Europeanen, was er tot 1854 in het westen niet veel over het land bekend. Het had zich in de zeventiende eeuw afgesloten voor buitenlanders en in 1639 alleen de Hollanders toegestaan om een handelsfactorij te handhaven op het eilandje Deshima, voor de kust van Nagasaki. In deze situatie kwam pas verandering toen op 31 maart 1854 de Amerikaanse Commodore Matthew C. Perry met zijn vloot Japan dwong een handelscontract te sluiten met de Verenigde Staten. Al poedig gingen de havens van Japan ook voor handel met de rest van de wereld open en reisden Japanners zelf naar het westen. Japan was in 1862 vertegenwoordigd op de Wereldtentoonstelling in Londen en toonde daar tot dan toe in het Westen vrijwel onbekende kunst.

Japonnerie, Monet

Claude Monet, Japonnerie, dit aussi La Japonaise, 1876, coll. Museum of Fine Arts, Boston

Japanrage
In de jaren die volgden werd Europa overspoeld met een stroom van Japanse voorwerpen van steeds hogere kwaliteit. Lakvoorwerpen, beschilderde kamerschermen, kimono's, gordelknopen, waaiers, bronzen, keramiek, rolschilderingen en vooral prenten (ukiyo-e) uit Japan vonden hun weg naar Europese verzamelaars en kunstenaars. In de grote steden van Europa boden steeds meer winkels Japanse curiositeiten aan, meestal samen met voorwerpen uit China.

Het beroemdste voorbeeld is 'La Porte Chinoise' in Parijs, van oorsprong een theesalon, waar Franse kunstenaars omstreeks 1860 de eerste kleurige Japanse prenten zagen. De Haagse handelaar in exotische goederen Dirk Boer maakte al vroeg gebruik van de Nederlandse handelsvoorsprong met Japan en kon omstreeks 1830 allerlei Japanse voorwerpen aanbieden in zijn 'Japansche Winkel' (later omgedoopt tot Groote Koninklijke Bazar).
Toch zou het nog jaren duren voordat eerst in Parijs en Londen en daarna in andere grote steden van Europa een ware Japanmode opkwam. Omstreeks 1875 werd het een rage om interieurs te verfraaien met kleurige Japanse waaiers, maskers, kimono's, lampions, houtsneden en keramiek en er werden zelfs 'Japanse' opera's en toneelspelen opgevoerd. Serieuze bestudering van Japanse kunst en vooral de Japanse prenten had al eerder bij enkele Franse en Engelse kunstenaars de ogen geopend voor nieuwe artistieke mogelijkheden. Niet zozeer de botanisch precieze weergave van onderwerpen uit de natuur, maar juist de decoratieve wijze waarop deze op veel Japanse kunstvoorwerpen waren verwerkt wekte bij westerse kunstenaars veel bewondering.

Liggende jonge vrouw

Masriera, liggende jonge vrouw, coll. Museo de Arte Moderna, Madrid

Zij kozen naar Japans voorbeeld nu ook voor een meer decoratieve opzet van hun schilderijen en lieten de weergave van schaduwen en het centrale verdwijnpunt van de westerse perspectiefleer varen. Ook namen zij de sterk asymmetrische Japanse compositieschema's over, durfden een deel van het vlak leeg te laten en soms sneden zij een voorwerp bij de rand van een schilderij of prent af,waardoor de suggestie van een groter geheel wordt gewekt.

Regelmatig werden personen afgebeeld voor een bijna effen achtergrond of kregen zij een houding die is ontleend aan Japanse houtsneden. Schilderijen kregen bovendien nieuwe afmetingen: opvallend is het gebruik van verticale formaten naar voorbeeld van Japanse rolschilderingen en prenten.

Door de eeuwenlange handelsrelaties met Japan waren in Nederland al vroeg de voorwaarden aanwezig voor het bestuderen van de cultuur, geschiedenis en kunst van Japan. Vanaf 1813 zijn door koning Willem I immers verschillende belangrijke verzamelingen van Japanse voorwerpen aangekocht en voor publiek opengesteld. Toch werden de voorwerpen in deze verzamelingen hier nog lang beschouwd als volkenkundige rariteiten en kregen zij pas veel later de aandacht van Nederlandse kunstenaars. De Haagse literator Carel Vosmaer mopperde in 1883 nog dat Nederland in de waardering voor Oostaziatische kunst ver achterliep bij het buitenland, want '(...) hij, die in ernst de hooge betekenis en waarde der Chineesche en vooral Japansche kunst betoogt, geldt noch voor "een rare Chinees".' In het culturele klimaat van Frankrijk en Engeland bleken kunstenaars veel eerder ontvankelijk voor de kunstzinnige kwaliteiten van Japanse kunst.

Service Japonais 

Onderdelen van het 'Service Japonais', roomkleurig gegoten aardewerk met transferprintdecor, voor het eerst gemaakt in 1867 door Lebeuf-Milliet & Cie, Creil-Montereau, coll. Victoria and Albert Museum, Londen

Service Japonais
Traditioneel wordt Félix Bracqemond (1833-1914), Frans grafisch kunstenaar en ontwerper van keramiek, beschouwd als de eerste die de pas ontdekte Japanse kunst tot voorbeeld gebruikte in zijn werk. Hij had omstreeks 1859 bij zijn drukker in een doos met Japans porselein een bundel houtsneden ontdekt van bloemen, dieren en vissen door de Japanse prentkunstenaar Katsushika Hokusai (1760-1849), de Manga.

Hij was er verrukt van, kocht het en liet het aan anderen zien. Toen de handelaar in keramiek en glas François Eugène Rousseau (1827-1891) hem in 1866 opdracht gaf een 'Service Japonais' te ontwerpen, decoreerde hij dit met motieven van vogels, vlinders, bloemen en zeedieren die regelrecht zijn overgenomen uit zijn schetsboek van Hokusai of van andere Japanse prenten. Bracqemond maakte zelf de etsen, die veelal asymmetrisch werden afgedrukt op het aardewerk en met de hand ingekleurd voordat ze werden bedekt met glazuur. De vormen van dit servies hebben niets Japans: deze zijn afgeleid van achttiende-eeuws Frans porselein. Het servies werd een enorm succes en is nog jarenlang in productie gebleven. Een jaar voordat het 'Service Japonais' door Bracqemond werd ontworpen, in 1865, toonde de Amerikaanse kunstenaar James Abbott McNeill Whistler (1834-1903) in de Royal Academy te Londen een schilderij, waarop het Japonisme nog veel sterker zichtbaar is.

Caprice

James Abbott McNeill Whistler, Caprice in purple and gold. The Golden Screen,1865, coll. Freer Gallery of Art Smithsonian Institution Washington D.C. 

Op het schilderij Caprice in purple and gold. The Golden Screen zit zijn vriendin Jo in Japanse kleding voor een ten dele zichtbaar Japans kamerscherm en kijkt naar Japanse prenten. Whistler had omstreeks 1860 in Parijs, waar hij enkele jaren woonde, kennisgemaakt met
Japanse kunst en werd een van de belangrijkste Japonisten. Hij verhuisde in 1863 naar Londen, maar kwam nog regelmatig naar Parijs.
In Engeland bracht hij zijn enthousiasme voor Japanse kunst over op een aantal Britse kunstenaars door zijn verzameling te laten zien. Whistler verwerkte niet alleen voorwerpen uit Japan in zijn prenten en schilderijen, maar maakte al vroeg gebruik van Japanse compositieschema's. Zo zien we op dit schilderij duidelijk hoe het kamerscherm op de achtergrond bij de rand is afgesneden. Enkele jaren later maakte Whistler, geïnspireerd door prenten van de Japanner Ando Hiroshige (1797-1858), een serie schilderijen onder de titel Nocturne, waarin hij onder meer de radicale asymmetrie van Japanse houtsneden overneemt.

Ontmoetingsplaats voor kunstenaars
Een belangrijke rol in het Japonisme speelde de uit Hamburg afkomstige kunsthandelaar Siegfried Bing (1838-1905), die in 1878 in Parijs zijn eerste winkel in Japanse kunst opende. Al in 1880 reisde hij naar Japan en kocht hier tijdens zijn rondreis een ongekende hoeveelheid Japanse voorwerpen. Om de kennis over Japan en haar kunst bij het westerse publiek te vergroten publiceerde hij tussen mei 1888 en april 1891 zelfs het in drie talen uitgegeven tijdschrift Le Japon artistique, met essays door kenners van Japanse kunst en afbeeldingen van Japanse kunstvoorwerpen.

Bonnard

Pierre Bonnard, Promenades des nourices frise de fiacres, 1899. Vier panelen met lithografieën, coll. Museum für Kunst and gewerbe, Hamburg

Zijn winkel werd een plaats waar kunstenaars als Vincent van Gogh, Pierre Bonnard, Paul Gauguin en Henri de Toulouse-Lautrec regelmatig kwamen en kennis maakten met een ongekend aanbod aan Japanse prenten en andere objecten. Bing leende voorwerpen uit aan tentoonstellingen, verkocht Japanse kunst aan de verschillende musea voor kunstnijverheid in Europa en had zelfs het in 1883 geopende Museum van Volkenkunde in Leiden als klant, waar alle Japanse verzamelingen van Nederland waren samengevoegd.

Het Japonisme heeft lange tijd doorgewerkt. Een fraai voorbeeld van later jaren is het vierdelige kamerscherm bekleed met lithografieën, dat de Franse schilder Pierre Bonnard (1867-1947) in 1899 maakte met als titel Promenade des nourrices frise de fiacres en waarvan 110 afdrukken zijn gemaakt. Bovenaan de verder sterk asymmetrische compositie loopt een fries van koetsjes en paarden. Aan de rechterzijde komt onderaan een vrouw met kinderen en een hondje schuin aanlopen. De houding en looprichting van dit groepje is direct ontleend aan een Japanse prent, die tien jaar eerder was afgedrukt op een voorplaat van Le Japon artistique. In deze tijd kende het Japonisme ook in Nederland aanhangers, al bleef hun aantal bescheiden. Bij de Haagse kunstschilder George Hendrik Breitner (1857-1923) is dit het duidelijkst te herkennen. Tijdens een verblijf in Parijs in 1884 had hij de kunsthandel van Siegfried Bing bezocht en was toen al onder de indruk geraakt van de Japanse prenten die hij daar zag. Omstreeks 1893, nota bene in hetzelfde jaar dat in de Haagse Kunstkring een keuze werd getoond uit de collectie Bing, maakte hij een aantal schilderijen, waarop niet alleen Japanse voorwerpen te zien zijn, maar waarvan ook de compositie doet denken aan Japanse prenten.

Het oorringetje,schilderij van Breitner

George Hendrik Breitner, Het Oorringetje, 1893, coll. Museum Boijmans Van Beuningen, Rotterdam

Een hiervan is het Het Oorringetje, dat nu in bezit is van Museum Boijmans Van Beuningen en dat zonder twijfel Japonistisch kan worden genoemd. Een lange, slanke vrouw staat in kimono voor de spiegel om een oorring in te doen, terwijl links van haar een deel van een Japans kamerscherm zichtbaar is. De asymmetrische compositie en het plaatsen van de verticale vrouwenfiguur voor een bijna effen achtergrond zijn vrijwel zeker geïnspireerd door Japanse houtsneden.

Aan de beschrijving van het Japonisme zijn gedurende meer dan honderd jaar vele boeken gewijd. Het bestuderen en begrijpen van Japanse kunst heeft niet alleen beeldend kunstenaars een nieuw gezichtspunt verleend. Nooit eerder hebben westerse kunstenaars van allerlei vakgebieden zo enthousiast gereageerd op een vreemde kunst. In de volgende artikelen van deze Cachet kunt u lezen over een aantal andere aspecten van het Japonisme.

Auteur: Christien Smits Bron: Cachet

Keuze uit de literatuur:
- Japonisme: Japanese Influence on French Art 1854-1910, cat.tent. The Cleveland Museum of Art e.a., 1975/1976
- S. Wichmann, Japonisme.The Japanese Influence on Western Art in the 19th and 20th Centuries, New York 1985
- Le Japonisme, cat.tent. Galeries nationales du Grand Palais/Nationaal museum voor westerse kunst, Parijs/Tokio 1988
- Japan and Britain. An Aesthetic Dialogue 1850-1930, cat.tent. Barbican Art Gallery/Setagaya Art Museum 1991 - M. Keblusek, Japansch Magazijn. Japanse kunst en cultuur in 19de-eeuws Den Haag, Leiden 2000