|
|
Kunstenaars reizen |
|
Wat zochten schilders eigenlijk in de Orient, waar gingen ze van uit, wat voor houding namen ze in ten opzichte van
andere culturen? Deze schilders zochten hun weg
los van het Europese academisme met haar vaste peinture-regels en gecompliceerde
motief-traditie. Zij wilden een oorspronkelijke, direkte vormentaal creëren en
gebruikten daarvoor begrippen als 'eenvoud’ en ‘eenheid’.
Op die manier raakten zij geïnteresseerd in de kunst van de zogenaamde primitieve culturen, in kindertekeningen en in volkskunst Je zou hier een verband kunnen leggen met het 19de eeuwse leer van Darwin, die stelt dat de natuur zich heeft ontwikkeld vanuit ‘primitieve’ tot ‘hogere’ gecompliceerde vormen van leven. Deze leer werd ook op de ontwikkeling van de cultuur toegepast. Het woord ‘primitief’ verraadt dan de arrogantie van de West Europeaan. Een kunstenaar als August Macke lijkt op die arrogantie te wijzen als hij schrijft: “De afkeurende handbeweging, waarmee tot nu toe kunstenaars alle kunstvormen van primitieve volken tot volkenkunde of kunstnijverheid rekenen, is zeer verwerpelijk”. |
|
|
Toen Henri Mattisse de eerste keer naar Marokko vertrok in 1911
was hij al enigszins met de Oriënt vertrouwd:
schilderijen van zijn leraar Gustave Moreau en van Delacroix hadden zijn
belangstelling al gewekt. Hij had bovendien met plezier de roman ‘Au Maroc’ van
Pierre Loti (1850-1923) gelezen en tentoonstellingen over Mohammedaanse kunst
in Parijs en München hadden grote indruk op hem gemaakt.
Toch droegen de reizigers ook hun eigen (Europese) kunsttheoretische bagage met zich mee: Matisse was al voor die tijd met grote kleurvlakken en -contrasten bezig geweest. Ook experimenteerde hij met een grove weergave van de anatomie en met de opbouw van een perspectiefloze ruimte. In Marokko ontdekte hij nu zijn voorliefde voor de arabeske als samenbindend vormelement en het zwart als een variant van licht en niet langer als de kleur van de duisternis. |
Matisse zou nog jaren kunnen putten uit de schat aan visueel materiaal, die niet zozeer bestond uit motieven van 1001 nacht, maar uit op reis opontwikkelde opvattingen over kleur, licht en het belang van de eenheid van een schilderij. Zo bleef Matisse met zijn steeds terugkerende odalisken uit de jaren ‘20 en ‘30 zijn herinneringen trouw: in pofbroek geklede vrouwen rusten ontspannen op kussens, meestal omgeven door arabesken waarvan ze zelf deel uitmaken. |
![]() |
![]() |
Macke en Klee zochten naar een ‘kleur-organisme’ dat overeenkomst zou
vertonen met de samenstelling van het licht. De reizende kunstenaars
stonden minder bij exotische motieven stil,
dan bij het licht op de voorwerpen en het vlekkerig ritme van struiken in een
landschap. Verder weg gelegen partijen moesten op dezelfde manier behandeld
worden als dichterbij gelegen gedeelten. Op het platte vlak van hun
aquarelpapier moest een ‘simultaan’ geheel tot stand komen. De aquarel-techniek
was ideaal: je kon er snel mee werken en de doorschijnendheid maakt het
mogelijk de lichtwerking optimaal door te geven. Op deze reis begon Klee voor het eerst in de trant van Delaunay te werken. Hij zocht naar een bijna
abstracte schilderformule waarin hij toch specifieke stemmingen en gevoelens kon
uiten. Tenslotte noteerde hij op de 16e april: “De kleur heeft
mij in zijn macht. Dat is de essentie van een gelukkig uur: de kleur en ik zijn
één. Ik ben schilder”. Klee die na zijn reis sterker dan tevoren met abstracte tekens werkt, kan met heel eenvoudige elementen Arabische stadssilhouetten met moskeeën en torentjes oproepen: hij hoeft op zijn geschilderde vierkantjes alleen maar een boogje of een driehoek te zetten. |
August Macke bracht van zijn Tunesische reis misschien wel zijn mooiste werken mee: tientallen tekeningen en 37 aquarellen.
|
![]() |
Het doel van deze
studiereizen was dus zowel het bevestigen alsook het ontwikkelen van een eigen
kunstopvatting. Het is verbazend voor hoeveel dingen deze reizigers in de 20e
eeuw geen oog hadden: voor de religie van de Islam, voor de historische en
sociale omstandigheden van de landen die zij bezochten. Er werd niets over
geschreven en ook in hun werk vinden wij er niets van terug. Dit bevestigt het
vermoeden dat de meesten van hen in de Oriënt, ver weg van hun Europese
bindingen, hun rol als autonoom beeldend kunstenaar, uitsluitend werkend voor zichzelf, extra sterk hebben ervaren. Samenstelling bronmateriaal ten behoeve van kunstvakken voor havo en vwo in het profiel C&M.. Meewerken aan deze site? Opsturen via e-mail is voldoende. Geraadpleegde literatuur: Openbaar Kunstbezit 79/2 Is er zonder uw toestemming en zonder bronvermelding gebruik gemaakt van uw teksten? Onze verontschuldigingen hierover. Laat het ons weten en wij geven een juiste bronvermelding of halen het materiaal van internet. Een financiele vergoeding kunnen wij niet geven 19-06-2011 |