De ontdekking van de “primitieve” kunst
Sinds de grote Europese ontdekkingsreizen uit de 16e, 17e en 18e eeuw waren de meegebrachte reisherinneringen veelal terechtgekomen in de rariteitenkamers en kabinetten van zeldzaamheden van de groten der aarde uit die dagen. Als voorwerpen zonder enige informatie over hun oorspronkelijke functie.

In de 19e eeuw vormden dergelijke verzamelingen op hun beurt de basis voor de grote volkenkundige musea in Kopenhagen, Parijs, Wenen, Londen, Leipzig, Dresden, met als oudste onder hen het in 1837 opgerichte Rijksmuseum voor Volkenkunde te Leiden.

Naderhand werden de museumcollecties aangevuld met verzamelingen afkomstig uit de respectievelijke koloniën en zo kon het gebeuren dat in het eerste kwart van de 20ste eeuw verschillende Europese kunstenaars als De Vlaminck, Picasso, Modigliani en in Duitsland leden van ‘Die Brücke’ en van ‘Der Blaue Reiter’ in de vitrines van de volkenkundige musea de primitieve kunst als het ware “ontdekten”.

Voor velen was het een openbaring en tegelijk een bevestiging van de ideeën van avant-gardisten die de geldigheid van de traditionele en in zichzelf vastgelopen vorm-idealen van de kunst van rond de eeuwwisseIing in twijfel trokken. Voor hen betekende de confrontatie met de zojuist ontdekte vormentaal van de “primitieve kunst” een bevrijdende impuls om tot een nieuwe, eigen vormgeving te komen.

Relikwiefiguur van de Kota, Gabon hout, koper en messing, h. 68, part. coll.

Het Trocadéromuseum in Parijs bezat al zulke beelden vanaf het laatste kwart van de vorige eeuw. De diagonale lijnen, die symmetrisch over het gezicht lopen kunnen littekenversieringen voorstellen maar worden ook wel aangeduid als 'gestileerde tranen'.

De ruitvorm, waarop het hoofd rust kan als een stilering van de benen worden opgevat (wat volgens kenners niet zo is). Kunstenaars interpreteerden ze vaak wel zo, vandaar titels als Afrikaanse danser voor hieraan ontleende werken.

Aanbiedingstekst p. 41‑42 Bronnenbundel p. 90‑93

Hoewel over het algemeen niet wordt ontkend dat op het gebied van kunst de vorm alleen uit en door de inhoud (de betekenis, de boodschap) te begrijpen is, waren en zijn er nog steeds mensen die welbewust weigeren naar die inhoud te zoeken, of eigenlijk verheugd zijn dat er over die eigen inhoud van het vreemde kunstwerk nog zo weinig bekend is. Want het zou alleen maar de aandacht afleiden van dat waar het hen om gaat: de pure vorm. Het staat natuurlijk een ieder vrij om aan de vorm van een stuk primitieve kunst zijn genoegen te beleven. Doch te veronderstellen, dat zoiets gebeuren kan zonder dat aan die (lege) vorm onbewust of ongewild do de beschouwer een nieuwe inhoud zou worden toegevoegd, is een fictie. Behalve een fictie is het ook unfair ten opzichte van de oorspronkelijke makers en gebruikers om geen kennis te willen nemen van de inhoud, de betekenis, de boodschap die zij eraan hechtten. Niet iedereen huldigt een dergelijke, van gevoelen van eigen meerwaarde getuigende opvatting, noch is dat altijd zo geweest.
In 1520 werden de schatten, die de Azteekse heerser Montezuma uit Mexico als eerbetoon aan Keizer Karel V had gezonden in Brussel tentoongesteld. Niemand minder dan Albrecht Dürer reisde er vanuit zijn woonplaats Neurenberg heen om ze te bezichtigen. In zijn dagboek schrijft hij: ‘‘En ik heb echter van mijn leven niets gezien, dat mijn hart zo zeer verheugd heeft als deze dingen. Ook heb ik daarin wonderlijk kunstige dingen gezien, en ik heb mij verwonderd over de fijnzinnige scheppingskracht (‘‘subtile ingenia’’) van de mensen in vreemde landen.
Het blijft voorlopig echter bij gevoelens van verwondering over de “subtile ingenia” van mensen in vreemde landen. Pas in de jaren kort voor de laatste wereldoorlog komt in kringen van volkenkundigen het onderzoek opgang naar de persoon van de maker, zijn plaats in de maatschappij en de betekenis die zijn werk heeft voor de eigen gemeenschap. Eerst in West-Afrika naar de maskersnijder bij de stammen van de Dan en Guèré. Naderhand ook bij de Asmat op de zuidwestkust van Irian Jaya, West Nieuw-Guinea, bij de Kilengé op West Nieuw-Britannië, Oost Nieuw-Guinea, en elders in Afrika, Oceanië en Australië.
Zoals uit dit korte historische overzicht blijkt zijn de verzamelingen in de grote volkenkundige musea waar de belangrijkste collecties van zogenaamde “primitieve kunst” te vinden zijn, van wel zeer verschillende herkomst. De term ‘primitieve kunst” is dan ook eigenlijk niets anders dan een soort verzamelnaam voor “kunst” gemaakt en gebruikt door de oorspronkelijke bevolking van Afrika-bezuiden-de-Sahara, Noord-, Midden- en Zuid-Amerika, Australië, van de eilanden in de Zuidzee, en van sommige delen van Azië en Indonesië.
Musée du quai Branly is een groot etnografisch museum dat gevestigd is in het VIIe arrondissement van Parijs, dichtbij de Eiffeltoren. Op 23 juni 2006 is het officieel geopend door de Franse president Jacques Chirac. Het museum is zijn project om in de Franse hoofdstad een duurzaam cultureel monument na te laten dat hem zal overleven. Het museum beslaat met zijn vier gebouwen een oppervlakte van 40.600 m². Het museum is vijf etages hoog en is door de architect Jean Nouvel ontworpen. Om een natuurlijk effect te benadrukken is éen muur van 200 meter lang en 12 meter hoog aan de buitenzijde begroeid met planten.

 

De verzameling is een samenvoeging van de etnografische collectie van het Musée de l'Homme en het als zodanig opgeheven Musée national des Arts d'Afrique et d'Océanie. Er zijn 3500 objecten tentoongesteld, uit een totale verzameling van 300.000 stuks. Er is een verzameling kunstschatten te bezichtigen uit Afrika, Azië, Oceanië, Australië, Noord-, Midden- en Zuid-Amerika.

[Museumsite]

Samenstelling bronmateriaal ten behoeve van kunstvakken voor havo en vwo in het profiel C&M..  Meewerken aan deze site? Opsturen via e-mail is voldoende. Geraadpleegde literatuur: Openbaar Kunstbezit 82/juli

Is er zonder uw toestemming en zonder bronvermelding gebruik gemaakt van uw teksten? Onze verontschuldigingen hierover. Laat het ons weten en wij geven een juiste bronvermelding of halen het materiaal van internet. Een financiele vergoeding kunnen wij niet geven

01-02-2010