Rampjaren
Gedurende het 200-jarige bestaan van de Compagnie is minder dan 3 % van de uitvarende schepen (van Europa naar Azië) tijdens de reis verloren gegaan door een ongeluk of vijandige actie. Voor de thuisvarende schepen (van Azië naar Europa) is dit minder dan 5 %. De jaren tussen 1721 en 1748 waren voor de VOC rampjaren. In die periode verongelukte er maar liefst 89 schepen. Dat was meer dan eenderde van het totale aantal van 246 schepen dat de VOC door schipbreuk verloor. Van de wrakken van VOC-schepen zijn er inmiddels een dertigtal gelokaliseerd.
|
Wrak van de Amsterdam bij Hastings |
Tijdscapsule
Eigenlijk zijn die wrakken van Oost-Indiëvaarders de enige materiële overblijfselen van wat eens de trotse VOC-vloot was. Van de schepen die niet verongelukten is er immers niet één bewaard - die vielen alle ten prooi aan de slopershamer. De schepen die tijdens de vaart gezonken of gestrand zijn, hebben de tand des tijds beter doorstaan. Dit ondanks of misschien wel juist dankzij een eeuwenlang verblijf op de zeebodem. Scheepswrakken vormen een soort tijdscapsule: een schipbreuk betekent een plotselinge beëindiging van het functioneren van een schip. Eenmaal op de bodem van de zee is er in ieder geval geen sprake meer van verstoring door mensenhand. Onderwater-archeologisch onderzoek levert een wezenlijke bijdrage aan onze kennis van de VOC omdat scheepswrakken en de scheepslading op de bodem van de zee een relatief compleet en samenhangend beeld geven van de schepen in dienst van de VOC.
Harm Stevens
Zie ook