zoeken
mail a friend








Seizoensmigratie

Zo oud als de Steentijd

In de zomer propt menige Nederlander zijn huisraad en familie in de auto of het vliegtuig. In de winter doen vele gepensioneerden hetzelfde. Een vorm van seizoensmigratie. Tijdelijk van woonplaats wisselen is niet nieuw. Zo'n 6500 jaar geleden gebeurde het ook al. Alleen de redenen ervoor waren anders.

Tussen 5300 en 4500 v. Chr. gaat de Midden Steentijd (Mesolithicum) over in de Nieuwe Steentijd (Neolithicum). In Zuid-Limburg verschijnen rond 5300 v. Chr. de eerste boeren uit oostelijker streken, waar de landbouw al langer bekend was. Ze verbouwden granen en hielden vee. Dat betekende dat ze op één plek bleven werken en ook wonen (sedentaire leefwijze), een belangrijk verschil met de jager-verzamelaars om hen heen. Tussen boeren en jagers was wel contact, maar de overname van het landbouwsysteem nam toch meer dan 1000 jaar in beslag en werd de Neolithische revolutie genoemd. Waarom bleef de seizoensmigratie zo lang nog populair?

foto: Projectgroep Archeologie Betuweroute, Gerlo Beernink 

Trijntje, gestorven tussen 5738 - 5588 v. Chr.
In het najaar van 1997 stuitten de onderzoekers op een schedel en voetbeenderen. Kleine stipjes rode oker lagen er omheen. Dieper gravend werd de rest van het skelet van een vrouw zichtbaar, liggend in een ondiepe kuil met haar linkerwang tegen de kuil. Ze was 1,58 m lang. Dit is berekend aan de hand van haar scheenbeen, dijbeen, opperarmbeen en spaakbeen. Haar leeftijd is bepaald met behulp van de schedelnaden, de gebitsslijtage en de slijtage van het bekkengewricht. Trijntje was 40 - 60 jaar oud toen ze stierf. Littekens op het bekkenbot geven aan dat ze één of meer kinderen heeft gebaard.

(foto: Projectgroep Archeologie Betuweroute, Gerlo Beernink)

Boomstamkano van lindenhout (gekapt tussen 5473 - 5057 v. Chr.) wordt gelicht met de omringende grond, vindplaats De Bruin (Hardinxveld-Giessendam)

Opgraving boomstamkano

Zo'n 7000 jaar geleden, in het najaar of in de winter, kapten de donkbewoners ergens een flinke lindenboom van 5,5 m om, haalden het schors eraf en holden hem met een stenen of benen dissel uit. Twee weken later kon de kano plaats bieden aan drie of vier personen met wat bagage. Natuurlijk is ermee gevist, misschien wel bij nacht met een voorzichtig vuurtje in de boot, zo is te zien aan schroeisporen. Uiteindelijk is hij gezonken naast de donk; waarschijnlijk kapot en niet meer te repareren.

Voor- en nadelen
Proefondervindelijk is duidelijk geworden dat landbouw veel arbeidsintensiever is dan enkele uren per dag jagen op wild en verzamelen van noten en vruchten. Daarbij moet een boer langer wachten op zijn voedsel, en is het risico van een misoogst aanwezig. Geen reden tot een haastige overname van het boerenbestaan, zo lijkt het.
Onderzoek van oude zandduinen (donken) in het moerasgebied dat nu de Betuwe vormt, bracht nieuwe details. De deels opgegraven donken De Bruin en Polderweg herbergden voorwerpen, resten van flora en fauna en zelfs menselijke overblijfselen uit de periode 5500-4500 v. Chr.

Het archeologisch onderzoek wees uit dat groepen van ongeveer 20 personen, mannen, vrouwen en kinderen, van oktober tot maart per boomstamkano door het moerasgebied trokken. In het najaar waren de noten en vruchten rijp, aan het eind van de winter waren de pelzen van het wild (otter en bever) het dikst en in januari februari paaiden met name de snoeken in de omgeving. Een enorm gevarieerd voedselpakket leefde daar min of meer voor het oprapen.

In de zomermaanden verbleven deze uitgebreide familiegroepen waarschijnlijk op de Brabantse zandgronden en ten oosten van het rivierengebied. Er zijn aanwijzingen dat de kampementen daar later permanent bleven, terwijl ze korte jachtexpedities naar de donken ondernamen. De landbouw kon daar zo geleidelijk -maar eerst als aanvulling- in beeld komen.

Stijgend water
Ook de natuur spoorde de mens aan tot een andere economie. Door de voortgaande zeespiegelstijging liepen de donken steeds verder onder water. Flora en fauna pasten zich aan, verdwenen of vertrokken naar elders. De jagers en verzamelaars kozen uiteindelijk eieren voor hun geld en stapten langzaam over op het boerenbestaan, waarbij de jacht nog millennia maar nu als aanvulling- blijft voortbestaan.

Monique Ras-Deege

 

Leestip
A. Carmiggelt (red.) Opgespoord Verleden, archeologie in de Betuweroute, Uitgeverij Uniepers, 2001 (vooral het hoofdstuk Wonen in het moeras).


 


Instelling:
Digitaal Erfgoed Nederland

Publicatiedatum:
29 januari 2004